ECLI:NL:RBHAA:2009:BL7067

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/5258
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot intrekking bouwvergunning voor zendmast

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een verzoek tot intrekking van een bouwvergunning voor een zendmast, die in 1993 was verleend. Eiseres, woonachtig op ongeveer 200 meter van de zendmast, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk, dat op 6 december 2007 het verzoek tot intrekking had afgewezen. Eiseres stelde dat de zendmast schadelijke gevolgen had voor de gezondheid van omwonenden en dat er bij de vergunningverlening sprake was van onjuiste of onvolledige opgave van gegevens.

De rechtbank overwoog dat eiseres als belanghebbende moest worden aangemerkt, gezien de afstand tot de zendmast en het zicht daarop vanuit haar woning. De rechtbank stelde vast dat de gronden voor intrekking van de bouwvergunning, zoals genoemd in artikel 59 van de Woningwet, limitatief zijn. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet voldeden aan de wettelijke gronden voor intrekking. De stelling dat de zendmast schadelijk zou zijn voor de gezondheid van omwonenden werd niet als voldoende grond voor intrekking erkend.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 5258
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2009
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Wijk aan Zee,
eiseres,
gemachtigde: mr. L. van Dinter,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk,
verweerder,
gemachtigden: P. Koese en L. Riddersma, werkzaam bij de gemeente Beverwijk,
derde partij:
KPN B.V.
gevestigd te ’s-Gravenhage,
gemachtigde: M.L. Vroom.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2007, verzonden 11 december 2007, heeft verweerder het verzoek van eiseres om de in 1993 verleende bouwvergunning voor de zendmast ter plaatse van het perceel aan de [adres], (hierna: de zendmast) in te trekken, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 januari 2008, aangevuld bij brief van 18 februari 2008, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 juni 2008, verzonden 23 juni 2008, heeft verweerder, met inachtneming van hetgeen is overwogen in het advies van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 juli 2008, aangevuld bij brieven van 8 april 2009 en 23 april 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 april 2009, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde partij heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank overweegt allereerst, zulks mede naar aanleiding van de beschouwingen van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften en de derde partij hieromtrent, dat eiseres dient te worden aangemerkt als belanghebbende bij het verzoek tot intrekking, omdat eiseres woonachtig is op een afstand van ongeveer 200 meter van de mast en er vanuit de woning zicht op heeft.
2.2 Voorts wordt het volgende overwogen.
2.3 Ingevolge artikel 59, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave hebben verleend of dat gegevens of bescheiden als bedoeld in artikel 40a, tweede lid, niet tijdig zijn overgelegd, indien blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 56, indien binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden, indien de werkzaamheden langer dan de in de bouwverordening bepaalde termijn hebben stilgelegen, op verzoek van de vergunninghouder, of – kort gezegd – in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht in het verzoek van eiseres geen aanleiding gezien om tot intrekking van de vergunning over te gaan. Artikel 59 van de Woningwet betreft een limitatieve opsomming van de gronden op basis waarvan een vergunning kan worden ingetrokken. De door eiseres gestelde omstandigheid dat de mast schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van omwonenden, wat daar ook van zij, is geen grond om de verleende bouwvergunning in te trekken. Dat, zoals eiseres eerst in beroep heeft aangevoerd, bij de vergunning-verlening sprake is geweest van onjuiste of onvolledige opgave van gegevens en dat de vergunning dientengevolge is verleend, is niet gebleken. Voor zover eiseres zich tevens beroept op het tweede lid van artikel 59 overweegt de rechtbank dat dit lid uitsluitend ziet op met toepassing van artikel 45 Woningwet verleende vergunningen, waarvan in dit geval geen sprake is.
2.5 Hetgeen eiseres overigens in beroep heeft aangevoerd houdt geen verband met de in artikel 59 Woningwet genoemde gronden voor intrekking en zal dan ook onbesproken blijven.
2.6 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 9 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.