2. Overwegingen
2.1 Alvorens de rechtbank kan overgaan tot bespreking van de inhoud van het beroepschrift, dient de rechtbank ambtshalve te onderzoeken of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit.
2.2 Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer LJN BI9671 en BH1128) merkt de rechtbank eiseres aan als belanghebbende. Uit de statuten van eiseres blijkt dat zij zowel materiële als immateriële belangen van haar leden behartigt. Daaronder valt het belang van een eerlijke concurrentie. Nu eiseres stelt dat dit belang wordt geschonden door het onrechtmatig verlenen van een drank- en horecavergunning door verweerder en niet onaannemelijk is dat leden van eiseres hierdoor omzetverlies zullen lijden, is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres in het bijzonder behartigde belangen rechtstreeks bij het aan de orde zijnde besluit zijn betrokken en dat eiseres derhalve als belanghebbende bij dit besluit dient te worden aangemerkt.
2.3 In artikel 6 DHW is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard op de voorbereiding van een beslissing tot het verlenen van een drank- en horecavergunning als bedoeld in artikel 3 DHW.
2.4 Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage. De stukken liggen ter inzage gedurende een termijn van zes weken.
2.5 Op grond van artikel 3:12, eerste lid, Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
2.6 Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. De termijn voor het naar voren brengen van een zienswijze bedraagt ingevolge artikel 3:16 Awb zes weken en vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
2.7 Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onder d, Awb hoeft degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep in te stellen niet eerst, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.
2.8 Op grond van artikel 6:13 Awb kan geen beroep worden in gesteld bij de administratieve rechter door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 Awb naar voren heeft gebracht.
2.9 Vaststaat dat eiseres geen zienswijze heeft ingediend. Eiseres heeft aangevoerd dat haar het primaire besluit van 21 augustus 2008 ongevraagd door verweerder is toegezonden, maar dat zij niet op de hoogte is gesteld van de ter inzage legging van het ontwerp van het besluit. Voorts is het eiseres onduidelijk tot wanneer het ontwerp ter inzage heeft gelegen, aangezien verweerder verschillende data heeft genoemd.
2.10 Het ontwerp-besluit heeft, zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, ter inzage gelegen van 26 juni 2008 tot en met 9 augustus 2008. De inzagetermijn voldoet hiermee aan de in artikel 3:11 van de Awb voorgeschreven duur van zes weken. Kennisgeving van het ontwerp-besluit heeft echter pas plaatsgevonden op 10 juli 2008 in het gemeentelijk informatieblad ‘InforMeer’. Op het moment van publicatie waren derhalve reeds twee weken van de genoemde inzagetermijn verstreken. Gelet hierop is geen sprake geweest van kennisgeving van het ontwerp-besluit voorafgaand aan de terinzagelegging als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met dit artikel tot stand gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat potentiële belanghebbenden hierdoor zijn benadeeld. De rechtbank ziet om deze reden geen aanleiding om de schending van dit vormvoorschrift te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
2.11 Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De kosten dienen aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht te worden gesteld op € 322,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, wegingsfactor 1) aan in beroep verleende rechtsbijstand.