ECLI:NL:RBHAA:2009:BL7060

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/7923
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor rijbewijs na hersenbloeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en E bij C, en B en E bij B. Eiser, die in 1982 een hersenbloeding (CVA) heeft gehad, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 10 juni 2008, waarin zijn aanvraag voor de categorieën C en E werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de functiestoornis van eiser, die voortkwam uit de hersenbloeding, niet automatisch leidde tot een weigering van de verklaring van geschiktheid. De rechtbank benadrukte dat de functiestoornis in het licht van de fysieke en mentale eisen voor bestuurders van motorvoertuigen moet worden bezien. De rechtbank vond dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de positieve adviezen van de neurologen niet konden worden overgenomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,- en moest het door eiser betaalde griffierecht van € 145,- worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 7923
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. M.E.M. Vermeij, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft verweerder geweigerd een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en E bij C te registreren.
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft verweerder een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B en E bij B voor een termijn van vijf jaar met beperkingen ten aanzien van de bedieningskracht van de bedrijfsrem en daarin geïntegreerde noodrem, en een maximum van vier uur gebruik per dag voor zowel privé- als beroepsmatig gebruik.
Tegen het besluit met betrekking tot de categorieën C en E bij C heeft eiser bij brief van 2 juli 2008 bezwaar gemaakt. Ten aanzien van het besluit betreffende de categorieën B en E bij B heeft eiser bij de aanvulling van het bezwaar bij brief van 4 augustus 2008 verzocht om herziening.
Bij besluit van 19 september 2008 heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het herzieningsverzoek afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 oktober 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 maart 2009, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door S.J.W. van de Vorstenbosch.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen (hierna: het reglement) worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
2.2 Ingevolge artikel 102, eerste lid, van het reglement wordt door de aangewezen arts of artsen aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke of geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.
2.3 Ingevolge artikel 103, eerste lid, van het reglement registreert het CBR, indien de aanvrager naar zijn oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
2.4 In artikel 1 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) is bepaald dat in deze regeling wordt verstaan onder:
groep 1: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën A, B en B+E;
groep 2: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E.
2.5 Ingevolge artikel 2 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage (hierna: de bijlage).
2.6 Paragraaf 7.6 “Doorbloedingsstoornissen van de hersenen” van de bijlage bij de Regeling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Doorbloedingsstoornissen van de hersenen omvatten beroerten (hersenbloeding of herseninfarct, ook wel CVA), TIA’s (transient ischemic attacks), verwijdingen van slagaders (aneurysmata) en andere vaatmisvormingen van de hersenvaten.
2.7 Voor rijbewijzen van groep 2 wordt in paragraaf 7.6.2.2. ‘TIA en beroerte’ het volgende bepaald:
“Na een TIA of beroerte zijn personen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2 voor een periode van vijf jaar. Zij kunnen na deze periode weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat zij vrij zijn van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen. De maximale geschiktheidstermijn is drie jaar. Voor personen met epilepsie geldt tevens paragraaf 7.2.”
2.8 Eiser is op 9 augustus 1982 getroffen door een hersenbloeding (CVA). Het rijbewijs van groep 2 heeft hij nodig om zijn werk als vrachtwagenchauffeur, dat hij reeds tien jaar verricht, te kunnen blijven uitoefenen.
2.9 Naar aanleiding van de aanvraag om registratie is eiser onderzocht door de neuroloog T.C. van der Ree. In zijn rapport van 28 januari 2008 adviseert hij positief omtrent de geschiktheid van eiser voor zowel groep 1 als groep 2. Bij brief van 13 februari 2008 heeft de neuroloog op een vraag van verweerder onder meer geantwoord dat er sprake is van een lichte uitval rechts zonder duidelijke beperkingen alsmede dat er geen problemen zijn te verwachten.
2.10 Bij brief van 18 februari 2008 heeft verweerder hierop medegedeeld dat, nu er sprake is van status na CVA met een hemiparese rechts, geen verklaring van geschiktheid zal worden verstrekt.
2.11 Vervolgens heeft eiser verzocht om een herkeuring. De neuroloog J.A.M. Kuster concludeert in zijn rapport van 8 mei 2008 dat eiser weliswaar een lichte handicap heeft, maar dat zijns inziens geen sprake is van functiestoornissen die relevant zijn in relatie tot autorijden. Kuster adviseert tot geschiktverklaring voor de groepen 1 (onbeperkt) en 2 (met inachtneming van de resultaten van een af te leggen rijtest en voor een periode van vijf jaren).
2.12 Aan de weigering in primo ten aanzien van de categorieën C en E bij C heeft verweerder ten grondslag gelegd het bestaan van een situatie na een hersenbloeding in 1982 met blijvende functiestoornissen. In bezwaar is dit standpunt gehandhaafd. Verweerder merkt daarbij omtrent de voor eiser positieve adviezen van de keurend artsen op dat deze niet kunnen worden overgenomen omdat zij in strijd zijn met de Regeling.
2.13 De rechtbank deelt het standpunt van verweerder niet. Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat paragraaf 7.6.2.2. van de bijlage bij de Regeling aldus moet worden uitgelegd dat reeds het enkele feit van een na een CVA resterende functiestoornis dient te leiden tot een weigering van de gevraagde verklaring van geschiktheid. Een juiste uitleg van voormelde paragraaf brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich, dat deze functiestoornis wordt bezien mede wordt bezien in het licht van de fysieke en mentale eisen die mogen worden gesteld aan bestuurders van de categorieën motorvoertuigen, waarvoor de verklaring van geschiktheid wordt gevraagd. Verweerder kon dan ook niet op basis van de door hem gebezigde redenering voorbijgaan aan de adviezen van de beide keuringsartsen, die over dit onderwerp – de relatie tussen functiestoornis en doel van de verklaring van geschiktheid – beschouwingen bevatten.
2.14 Nu het bestreden besluit in zoverre een deugdelijke motivering ontbeert, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en verweerder opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.15 Voor zover het beroep zich richt tegen het afgewezen herzieningverzoek, overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit voor wat betreft dit onderdeel in stand kan blijven. Verweerder heeft dienaagaande terecht geoordeeld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
2.16 Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De kosten dienen aan de hand van het Besluit proceskosten te worden gesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 19 september 2008;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,-;
3.4 gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 145,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 22 juni 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.