2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen (hierna: het reglement) worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
2.2 Ingevolge artikel 102, eerste lid, van het reglement wordt door de aangewezen arts of artsen aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke of geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.
2.3 Ingevolge artikel 103, eerste lid, van het reglement registreert het CBR, indien de aanvrager naar zijn oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
2.4 In artikel 1 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) is bepaald dat in deze regeling wordt verstaan onder:
groep 1: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën A, B en B+E;
groep 2: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E.
2.5 Ingevolge artikel 2 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage (hierna: de bijlage).
2.6 Paragraaf 7.6 “Doorbloedingsstoornissen van de hersenen” van de bijlage bij de Regeling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Doorbloedingsstoornissen van de hersenen omvatten beroerten (hersenbloeding of herseninfarct, ook wel CVA), TIA’s (transient ischemic attacks), verwijdingen van slagaders (aneurysmata) en andere vaatmisvormingen van de hersenvaten.
2.7 Voor rijbewijzen van groep 2 wordt in paragraaf 7.6.2.2. ‘TIA en beroerte’ het volgende bepaald:
“Na een TIA of beroerte zijn personen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2 voor een periode van vijf jaar. Zij kunnen na deze periode weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat zij vrij zijn van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen. De maximale geschiktheidstermijn is drie jaar. Voor personen met epilepsie geldt tevens paragraaf 7.2.”
2.8 Eiser is op 9 augustus 1982 getroffen door een hersenbloeding (CVA). Het rijbewijs van groep 2 heeft hij nodig om zijn werk als vrachtwagenchauffeur, dat hij reeds tien jaar verricht, te kunnen blijven uitoefenen.
2.9 Naar aanleiding van de aanvraag om registratie is eiser onderzocht door de neuroloog T.C. van der Ree. In zijn rapport van 28 januari 2008 adviseert hij positief omtrent de geschiktheid van eiser voor zowel groep 1 als groep 2. Bij brief van 13 februari 2008 heeft de neuroloog op een vraag van verweerder onder meer geantwoord dat er sprake is van een lichte uitval rechts zonder duidelijke beperkingen alsmede dat er geen problemen zijn te verwachten.
2.10 Bij brief van 18 februari 2008 heeft verweerder hierop medegedeeld dat, nu er sprake is van status na CVA met een hemiparese rechts, geen verklaring van geschiktheid zal worden verstrekt.
2.11 Vervolgens heeft eiser verzocht om een herkeuring. De neuroloog J.A.M. Kuster concludeert in zijn rapport van 8 mei 2008 dat eiser weliswaar een lichte handicap heeft, maar dat zijns inziens geen sprake is van functiestoornissen die relevant zijn in relatie tot autorijden. Kuster adviseert tot geschiktverklaring voor de groepen 1 (onbeperkt) en 2 (met inachtneming van de resultaten van een af te leggen rijtest en voor een periode van vijf jaren).
2.12 Aan de weigering in primo ten aanzien van de categorieën C en E bij C heeft verweerder ten grondslag gelegd het bestaan van een situatie na een hersenbloeding in 1982 met blijvende functiestoornissen. In bezwaar is dit standpunt gehandhaafd. Verweerder merkt daarbij omtrent de voor eiser positieve adviezen van de keurend artsen op dat deze niet kunnen worden overgenomen omdat zij in strijd zijn met de Regeling.
2.13 De rechtbank deelt het standpunt van verweerder niet. Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat paragraaf 7.6.2.2. van de bijlage bij de Regeling aldus moet worden uitgelegd dat reeds het enkele feit van een na een CVA resterende functiestoornis dient te leiden tot een weigering van de gevraagde verklaring van geschiktheid. Een juiste uitleg van voormelde paragraaf brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich, dat deze functiestoornis wordt bezien mede wordt bezien in het licht van de fysieke en mentale eisen die mogen worden gesteld aan bestuurders van de categorieën motorvoertuigen, waarvoor de verklaring van geschiktheid wordt gevraagd. Verweerder kon dan ook niet op basis van de door hem gebezigde redenering voorbijgaan aan de adviezen van de beide keuringsartsen, die over dit onderwerp – de relatie tussen functiestoornis en doel van de verklaring van geschiktheid – beschouwingen bevatten.
2.14 Nu het bestreden besluit in zoverre een deugdelijke motivering ontbeert, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en verweerder opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.15 Voor zover het beroep zich richt tegen het afgewezen herzieningverzoek, overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit voor wat betreft dit onderdeel in stand kan blijven. Verweerder heeft dienaagaande terecht geoordeeld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
2.16 Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De kosten dienen aan de hand van het Besluit proceskosten te worden gesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).