ECLI:NL:RBHAA:2009:BK8442
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete opgelegd aan eiser wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H.J. Luijer, had bezwaar gemaakt tegen een boete van € 22.000,- die hem was opgelegd wegens vier overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Arbeidsinspectie op 4 februari 2008 een onderzoek heeft uitgevoerd op een bouwlocatie, waar vier vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning werkzaam waren. De centrale vraag was of eiser als werkgever van deze vreemdelingen kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het boeterapport onvoldoende bewijs bood voor de stelling dat eiser de werkgever was van de betrokken vreemdelingen. Er was niet met de vereiste mate van zekerheid aangetoond dat de werkzaamheden in opdracht of ten dienste van eiser waren verricht. De rechtbank concludeerde dat de boete op basis van zowel artikel 2 als artikel 15 van de Wav niet kon worden gehandhaafd. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de minister werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de bewijsvoering en de rol van werkgevers in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen.