ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1328

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2422
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor botenloodsen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Elmas, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor de bouw van twee botenloodsen aan de noordzijde van een specifiek adres. De gemeente weigerde deze aanvraag op 30 januari 2008, onder verwijzing naar het bestemmingsplan Krommeniedijk dat op 27 november 2007 was vastgesteld. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de gemeente herroept op 20 oktober 2008 het eerdere besluit en verklaarde dat de bouwvergunning 'van rechtswege' was ontstaan op 21 januari 2008. Dit leidde tot verdere bezwaren van omwonenden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in haar beoordeling van de aanvraag niet het juiste toetsingskader heeft gehanteerd. Dit kwam naar voren uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 september 2009, waarin goedkeuring aan het bestemmingsplan werd onthouden voor het perceel van eiser. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de bouwvergunning onterecht was, omdat het bestemmingsplan dat de gemeente hanteerde niet van toepassing was op het perceel van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de gemeente.

Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 644,-, en moest de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 150,- vergoeden. De rechtbank benadrukte dat het college van burgemeester en wethouders opnieuw moet beoordelen of er alsnog een vrijstelling voor de bouw van de botenloodsen moet worden verleend. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 2422
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. H. Elmas, advocaat te Wormerveer,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2008 heeft verweerder geweigerd vrijstelling en bouwvergunning eerste fase te verlenen voor twee botenloodsen op de noordzijde van [adres].
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft verweerder het primaire besluit van 30 januari 2008 herroepen en medegedeeld dat de gevraagde bouwvergunning eerste fase ‘van rechtswege’ is ontstaan op 21 januari 2008.
Tegen dit besluit hebben de bewoners van [adres] bij brief van 22 oktober 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 31 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en als gevolg hiervan de besluiten van 30 januari 2008 en 20 oktober 2008 ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 12 mei 2009 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 september 2009 heeft eiser aanvullende stukken toegezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 oktober 2009, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door P. Koenhen en W. van het Sant, beiden werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
2. Overwegingen
2.1 Het plan ziet op de bouw van twee botenloodsen aan de noordzijde van [adres]. Het perceel grond behoort sedert 1998 in eigendom toe aan eiser. De aanvraag om bouwvergunning dateert van 19 november 2007.
2.2 Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet mag en moet een bouwvergunning worden geweigerd, onder meer indien (c) het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.3 Volgens het ter plaatse geldende, uit 1966 daterende Uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Krommenie heeft het perceel de bestemming watersportterrein, waarop, nadat dit voor deze gronden in een uitbreidingsplan in onderdelen is geregeld, (uitsluitend) gebouwen ten dienste van de watersport met daarbij behorende bijgebouwen mogen worden gebouwd. Een zodanig uitbreidingsplan in onderdelen is nimmer tot stand gekomen.
2.4 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de realisatie van de botenloodsen niet zonder meer mogelijk is nu het in het Uitbreidingsplan bedoelde uitbreidingsplan in onderdelen nimmer is tot stand gekomen. Aan de Aanvullende bestemmingsplanvoorschriften van 1985 komt ten dezen, anders dan eiser wil, geen betekenis toe nu deze niet voorzien in bouwmogelijkheden voor het onderhavige perceel. De onder die omstandigheden benodigde vrijstelling is door verweerder alsnog bij het thans bestreden besluit geweigerd onder verwijzing naar het op 29 november 2007 vastgestelde nieuwe bestemmingsplan Krommeniedijk.
2.5 In dat bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming agrarische doeleinden, klasse A, gekregen. Ingevolge artikel 11, eerste lid van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 september 2009 is evenwel goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming agrarische doeleinden klasse A voor zover dit betrekking heeft op het perceel van eiser. De rechtbank stelt vast dat daarmede achteraf het toetsingskader van verweerder voor de beoordeling van de vraag naar een mogelijke vrijstelling onjuist blijkt te zijn geweest.
2.6 Het beroep is dan ook gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal zich opnieuw moeten buigen over de vraag of er alsnog een vrijstelling voor de botenloodsen moet worden verleend.
2.7 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De kosten worden aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 31 maart 2008;
3.3 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen aan eiser;
3.4 gelast dat het college van burgemeester en wethouders het door eiser betaalde griffierecht van € 150,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 16 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.