ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ8164

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 7620
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtsoordeel over de exploitatie van een boerencamping en de ontvankelijkheid van bezwaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van bezwaren tegen een bestuurlijk rechtsoordeel. De zaak betreft een besluit van de gemeente Waterland, waarbij op 30 oktober 2008 het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 juni 2009, waarbij eisers in persoon aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de gemeente en een derde partij.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of de brief van de gemeente van 6 mei 2008 als een besluit kan worden aangemerkt, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Volgens de Algemene wet bestuursrecht moet een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan zijn, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 6 mei 2008 een bestuurlijk rechtsoordeel betreft, dat volgens vaste jurisprudentie niet als een besluit kan worden aangemerkt, omdat het geen rechtsgevolg in het leven roept.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen uitzonderingssituatie is die zou vereisen dat de brief als een besluit wordt aangemerkt. De bezwaren van derden, die zich niet kunnen verenigen met de visie van de gemeente, kunnen niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een appellabel besluit. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en de derde partij. Tevens is bepaald dat het door eisers betaalde griffierecht aan hen moet worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 7620
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2009
in de zaak van:
1. [naam eiser 1],
2. [naam eiser 2],
3. [naam eiser 3],
4. [naam eiser 4],
allen wonende te [woonplaats], gemeente [naam gemeente],
eisers,
gemachtigde: mr. G. Kramer, advocaat te Alkmaar,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,
verweerder,
derde partij:
[naam derde partij],
wonende te [woonplaats], gemeente [naam gemeente],
gemachtigde: M. van Wijk, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau MW te Winterswijk.
1. Procesverloop
Bij brief van 6 mei 2008 heeft verweerder [derde partij] medegedeeld dat het exploiteren van een boerencamping op de locatie naast het agrarische bedrijf [adres] te [woonplaats] in overeenstemming is met de voorschriften van het bestemmingsplan.
Hiertegen hebben eisers bij brief van 16 juni 2008, aangevuld bij schrijven van 9 juli 2008, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 8 december 2008, aangevuld bij schrijven van 3 februari 2009 en 24 mei 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 februari 2009 heeft [derde partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 juni 2009, alwaar eisers in persoon zijn verschenen. Eiser [naam eiser 3] trad op als woordvoerder van eisers, bijgestaan door gemachtigde voornoemd en vergezeld van [naam deskundige], werkzaam bij bureau [naam bureau]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J. de Graaf, werkzaam bij de gemeente Waterland. Voorts is [derde partij] verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een belangstellende verschenen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank dient ambtshalve te vraag te beantwoorden of de brief van verweerder van 6 mei 2008 een besluit behelst, waartegen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht in bezwaar en beroep kan worden gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
2.2 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet onder een besluit worden verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.3 Bij genoemde brief is medegedeeld dat de boerencamping van [derde partij] op de locatie, in de omvang en met de landschappelijke inpassing zoals aangegeven op de tekening van 28 maart 2008 en aangegeven in de daarop vermelde gegevens, voldoet aan het ter plaatse vigerende bestemmingsplan.
2.4 Een bestuurlijk rechtsoordeel als het onderhavige kan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht omdat het geen rechtsgevolg in het leven roept en derhalve geen rechtshandeling inhoudt.
2.5 In uitzonderingssituaties moet echter ingevolge deze jurisprudentie een bestuurlijk rechtsoordeel, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, als een besluit worden aangemerkt. Daarvoor is in elk geval vereist dat het voor betrokkene onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit, met name betreffende handhaving of vergunningverlening, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen.
2.6 In het onderhavige geval doet zich deze situatie niet voor. De door [derde partij] beoogde activiteiten zijn volgens verweerder in overeenstemming met het bestemmingsplan. Er bestaat dan ook in zoverre geen aanleiding om - in afwijking van het systeem van de Algemene wet bestuursrecht - met het oog op de rechtsbescherming van [derde partij] de brief van 6 mei 2008 aan te merken als een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De bezwaren van derden die, zoals eisers, zich niet met de visie van verweerder kunnen verenigen, kunnen er niet toe leiden dat (desondanks) tot het bestaan van appellabel besluit moet worden geconcludeerd. Voor deze derden staat immers ten allen tijde de weg open naar het doen van een verzoek tot handhaving aan verweerder.
2.7 Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bezwaren van eisers tegen de brief van 6 mei 2008 ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. De beslissing op deze bezwaren zal derhalve worden vernietigd.
2.8 Het beroep zal gegrond worden verklaard.
2.9 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op grond van het bepaalde in dit Besluit vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten van de door eisers naar de zitting meegenomen deskundige [naam deskundige].
Voorts ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid Awb te veroordelen in de door [derde partij] gemaakte proceskosten, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op grond van het bepaalde in dit Besluit vastgesteld op € 483,-- (0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzettting en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 30 oktober 2008;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--;
3.4 wijst het meer of anders gevorderde af;
3.5 veroordeelt verweerder in de door [derde partij] gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 483,--,;
3.6 gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 145,-- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 9 september 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.