Parketnummer: 15/700377-09
Uitspraakdatum: 14 september 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk brand heeft gesticht in een (bedrijfs)pand (gelegen aan de Zuiddijk), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een krant aangestoken en/of vervolgens de krant door een opening van een rolluik van dat pand naar binnen gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een krant, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of zich in dat pand bevindende inventaris en/of inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Op 22 mei 2009 is om 2.57 uur in een kantoorruimte op de [adres] te Zaandam brand gesticht. [aangever] heeft verklaard dat hij dat pand huurde en daar meerdere goederen had staan.[2]
Verdachte is in de nacht van 22 mei 2009 met zijn neef [betrokkene 1] en zijn vriend [betrokkene 2] in Zaandam geweest. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben gezien dat verdachte tegen een gesloten rolluik heeft aangetrapt en aan de linkerzijde van het luik een opening heeft getrokken. Hierna zijn ze naar een café gegaan, waar [betrokkene 1] om 2.36 uur een SMS-bericht van verdachte heeft ontvangen waarin stond: “Er gaat straks wat gebeuren waar je niet goed van wordt.” Weer buiten hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gezien dat verdachte een krant in brand heeft gestoken en deze door de opening in het luik van eerdergenoemd pand heeft gegooid. Er ontstonden vrijwel direct kleine vlammen.[3] Verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene 1] gelooft als hij zegt dat verdachte brand heeft gesticht.[4]
De beschreven gang van zaken is afkomstig uit de verklaringen van getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ([betrokkene 1]), waarvan de betrouwbaarheid door de raadsman wordt betwist. [betrokkene 1] zou uit eigen belang belastend over verdachte hebben verklaard en de verklaring zou met getuige [betrokkene 2] zijn afgestemd. Het belang van [betrokkene 1] om belastend over verdachte te verklaren zou erin zijn gelegen, dat zich tussen de ouders van [betrokkene 1] en de ouders van verdachte een langslepende ruzie afspeelt en dat de familie van [betrokkene 1] nu een kans heeft gezien verdachte en/of zijn ouders te benadelen. Dit is echter niet aannemelijk geworden, nu de getuigeverklaring van [betrokkene 1] een oprechte en authentieke indruk maakt en bovendien wordt ondersteund door de verklaring van [betrokkene 2]. Verdachte heeft bovendien verklaard dat de genoemde ruzie zich niet tussen hem en [betrokkene 1] afspeelt, maar dat zij integendeel juist met elkaar bevriend zijn en dat zij in de nacht van 22 mei 2009 samen op stap waren. De rechtbank acht bovengenoemde verklaringen betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Verbalisanten hebben omstreeks 3.55 uur verdachte en [betrokkene 1] aangetroffen bij een zwarte BMW. In de kofferbak van deze auto troffen verbalisanten een zwarte jerrycan aan die sterk rook naar benzine.[5]
Het perceel op de [adres] te Zaandam betreft een winkelruimte op de begane grond van een woonblok van twee verdiepingen. Tussen de op de begane grond gevestigde winkels bevinden zich toegangsdeuren naar de woningen boven de winkels. Aan de achterzijde van de woningen zijn geen vluchtgelegenheden.
Gezien het brandbeeld heeft de brand gewoed in het kantoor tegen de rechterzijde van de voorgevel. Aan de rechterzijde van de radiator is een deel van de betimmering onder de vensterbank vrijwel geheel weggebrand. De houten vloer is in de rechterhoek weggebrand en heeft zich onder het vloerhout tot het plafond van het souterrain uitgebreid.
In het woonblok waarin zich de door brand getroffen ruimte bevond, bestonden de verdiepingsvloeren uit hout, waardoor de kans op branduitbreiding naar de bovengelegen verdieping zonder meer aanwezig was. In het geval de brand op de begane grond uitslaand was geworden, had tevens brandoverslag naar de naastgelegen woningen en winkels kunnen plaatsvinden.
Omdat de toegangsdeuren van de bovengelegen woningen zich in de onmiddellijke nabijheid van de brandhaard bevonden, had een branduitbreiding al in een vroeg stadium de vluchtroute van de bewoners van bovengelegen woningen kunnen belemmeren. Gezien het tijdstip van ontstaan van de brand, omstreeks 3.00 uur, was het aannemelijk dat omwonenden sliepen en ontdekking pas in een (veel) later stadium zou plaatsvinden. Mede als gevolg hiervan is gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest.[6]
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 22 mei 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk brand heeft gesticht in een bedrijfspand gelegen aan de Zuiddijk, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een krant aangestoken en vervolgens de krant door een opening van een rolluik van dat pand naar binnen gegooid, ten gevolge waarvan dat pand gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en zich in dat pand bevindende inventaris en/of inboedel en levensgevaar voor de bewoners van de belendende woningen te duchten was.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder verslavingszorg uitgebrachte rapport van 31 augustus 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting door een brandende krant door het rolluik van een kantoorpand te brengen, waardoor er brand is ontstaan. Hij heeft daardoor verwoesting aangericht in het kantoorpand van [aangever]. Door deze brand ontstond bovendien gevaar voor de personen in de bovengelegen woningen en voor goederen. Dit is een ernstig feit, dat veel schade, angst en onrust veroorzaakt. Dankzij een getuige die bij toeval heeft gezien dat in het betreffende pand brand was ontstaan en het alarmnummer heeft gebeld, is het niet slechter afgelopen. Dit is geenszins de verdienste geweest van de verdachte, die nota bene na het stichten van de brand terug naar het café is gegaan om zijn uitgaansavond voort te zetten en zich volstrekt niet meer heeft bekommerd om de levensgevaarlijke situatie die hij in het leven had geroepen.
De rechtbank houdt ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij al eerder is veroordeeld wegens gewelddadige strafbare feiten. Ook de onderhavige brandstichting, die kennelijk niet slechts was gericht op het stichten van brand maar (ook) op de persoon van en/of de eigendommen van [aangever], kan immers als een gewelddadig feit worden beschouwd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 157.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Minderhoud, voorzitter,
mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2009.
Mrs. Minderhoud en Ferdinandusse zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2. Proces-verbaal van aangifte van [aangever], pagina 35-36.
3. Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 2], pagina 46-48; proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 1], pagina 70-72.
4. Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 64.
5. Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52-53.
6. Proces-verbaal van bevindingen, pagina 75-78.