ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7144

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/3473
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van kapvergunning voor bomen in Haarlemmerliede en Spaarnwoude

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 31 augustus 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een kapvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De vergunning betrof het kappen van 28 bomen in de omgeving van het Emmaplein, de Wilhelminastraat en de Julianastraat. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit, stelde dat de bomen een belangrijke bijdrage leveren aan de esthetiek van de wijk en dat sommige bomen zeldzaam zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit tot het verlenen van de kapvergunning onvoldoende gemotiveerd was. Er was geen duidelijke toetsing aan de weigeringsgronden van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) uitgevoerd, en de argumenten van de verzoekster over de beeldbepalende waarde van de bomen waren niet adequaat behandeld. De voorzieningenrechter schorste het besluit van 16 juni 2009 en gelastte dat het griffierecht aan verzoekster werd vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die ingrijpen in de natuur en het landschap.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 / 3473
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2009
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft verweerder een kapvergunning verleend voor het kappen van 28 bomen op het Emmaplein, de Wilhelminastraat en de Julianastraat in [plaatsnaam].
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 11 juli 2009 bezwaar gemaakt. Bij brief van 18 juli 2009 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 18 augustus 2009. Verzoekster is in persoon verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door A.O. Kilic en F. van Dam, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
2.3 Ingevolge artikel 4.5.3a van de APV kan de vergunning in elk geval worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
2.4 Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat diverse appelbomen en sierkersen in de omgeving van de Wilhelminastraat, het Emmaplein en de Julianastraat niet goed zijn aangeslagen en overlast veroorzaken, bestaande in ongelijke trottoirs, vallende en rottende appels en verstopte goten. Omdat de rijbanen en trottoirs in het gebied worden herstraat, wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om 28 bomen te kappen en te herplanten met een meer geschikte boomsoort.
2.5 Verzoekster kan zich met dit besluit niet verenigen en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Volgens verzoekster passen de betreffende bomen uitstekend bij de bestaande laagbouw en verzorgen zij een zeer fraaie en natuurlijke aankleding van de wijk. Een aantal bomen is volgens verzoekster zeldzaam of zelfs onvervangbaar en wordt in de wijde omgeving niet aangetroffen.
2.6 De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van verzoekster aldus dat de vergunning had moeten worden geweigerd op grond van de beeldbepalende waarde van de houtopstand dan wel de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon, als bedoeld in artikel 4.5.3a, onder c en d, APV. Uit het bestreden besluit is niet direct af te leiden of verweerder de aanvraag heeft getoetst aan de in artikel 4.5.3a APV genoemde weigeringsgronden. Ook ter zitting kon gemachtigde van verweerder niet bevestigen dat deze toetsing heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter acht het dan ook aangewezen dat verweerder zich in de beslissing op bezwaar alsnog uitspreekt of zich in het onderhavige geval een weigeringsgrond voordoet.
2.7 Verder zijn ter zitting foto’s van te kappen bomen overgelegd, waaruit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer kan worden afgeleid dat het trottoir in betekenende mate door de wortels omhoog wordt gedrukt. Ook is niet direct duidelijk welke bomen niet zijn aangeslagen en heeft verzoekster onweersproken gesteld dat van verstopte goten en rottende appels, afgezien van de appels van één appelboom van een ander ras, geen sprake is. Ook op deze punten vraagt het besluit om een nadere motivering.
2.8 Gelet op het voorgaande kan het besluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in zijn huidige vorm geen stand houden. Niet ondenkbaar is dat de kapvergunning kan worden verleend, doch zal verweerder in de beslissing op bezwaar de nodige aandacht dienen te schenken aan de hiervoor genoemde punten. Teneinde een onomkeerbare situatie te voorkomen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en het bestreden besluit schorsen. Omdat niet zonder meer duidelijk is op welke bomen verzoekster direct zicht heeft, ziet de schorsing op het gehele besluit.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat verzoekster voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 schorst het besluit van 16 juni 2009 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
3.2 gelast dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 150,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 31 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.