ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ5237

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/5024
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van keurontheffing voor aanleg van stuwen in poldergebied Vier Noorder Koggen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 mei 2008, waarbij verweerder ontheffing verleende van het verbod op werkzaamheden in waterstaatswerken, zoals vastgelegd in artikel 15 van de Keur. Eiser was van mening dat de ontheffing niet terecht was verleend, omdat de peilstijging van 40 centimeter die door de aanleg van vier stuwen zou ontstaan, zijn percelen zou benadelen. Verweerder stelde dat de aanpassing van het watersysteem noodzakelijk was om toekomstige wateroverlast te voorkomen en dat de percelen van eiser voldoende waterbergingscapaciteit hadden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen had vergaard, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet deugde en vernietigde dit. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, omdat niet was gebleken dat hij voor vergoeding in aanmerking komende kosten had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en gelastte dat het hoogheemraadschap het door eiser betaalde griffierecht van € 145,- aan hem vergoedt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 / 5024
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en:
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder,
derde partij,
het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2008 heeft verweerder op de aanvraag van de derde partij ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 15, onder a en b, van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2006 (hierna: de Keur) voor het oprichten van 4 stuwen in het poldergebied Vier Noorder Koggen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 8 juli 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is gezamenlijk met de zaken AWB 08/5022, 08/5023 en 08/5025 behandeld ter zitting van 15 april 2009. Eiser is in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Bregman en K. de Boer, beiden werkzaam bij het hoogheemraadschap. Verder zijn verschenen [namen]
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 15 van de Keur, voor zover hier van belang, is het verboden in, op onder of boven waterstaatswerken werkzaamheden te verrichten alsmede werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben.
2.2 Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Bij gebruik van de stuwen zal het peil met 40 centimeter stijgen. Eiser stelt dat zijn percelen een te geringe drooglegging hebben om een dergelijke peilstijging aan te kunnen.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het watersysteem in de polder Vier Noorder Koggen moet worden aangepast om in de toekomst wateroverlast te voorkomen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verweerder naar de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier. Het westelijk deel van het poldergebied, waarin de percelen van eiser zijn gelegen, heeft een grotere waterbergingscapaciteit dan het oostelijk deel. Om bij extreme regenval en ongunstige wind daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van deze bergingscapaciteit worden er vier doorvaarbare scheidingsstuwen geplaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat het water te snel van hoog naar laag loopt en aldus wateroverlast veroorzaakt in het oostelijke lager gelegen deel van het poldergebied.
2.4 In het bestreden besluit heeft verweerder met betrekking tot de percelen van eiser overwogen dat het mogelijk is dat deze percelen een te geringe drooglegging hebben voor een peilstijging van 40 centimeter. Dit probleem kan volgens verweerder worden verholpen door de percelen geheel te verhogen of aan de randen ervan kaden aan te leggen. Hiervoor zal grond worden gebruikt die vrijkomt bij de aanleg van de waterberging Braakpolder. Tevens zal er worden voorzien in een nadeelcompensatie-regeling.
2.5 Eiser heeft in zijn beroepschrift onder meer gesteld dat het aanbrengen van kaden geen oplossing biedt, omdat in dat geval de natuurlijke waterafvoer van het land wordt belemmerd en er als gevolg van plasvorming schade aan gewassen ontstaat. Verder is volgens eiser onduidelijk wat de kwaliteit is van de grond die voor het ophogen van de percelen of het aanbrengen van kaden wordt gebruikt.
2.6 Ter zitting heeft gemachtigde van verweerder verklaard dat het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat vooraf zoveel mogelijk inzicht kon worden gekregen in de problematiek. Verweerder meende deze problematiek voldoende in kaart te hebben gebracht en dacht met de genoemde maatregelen een passende oplossing gevonden te hebben. Aldus is besloten de ontheffing voor de aanleg van de vier stuwen te verlenen op grond van artikel 15 van de Keur. Gemachtigde heeft ter zitting erkend dat nadien echter duidelijk is geworden dat met de genoemde maatregelen geen volledige oplossing kon worden geboden. Verweerder is daarop in overleg getreden met de betrokken ingelanden om naar oplossingen te zoeken. Met betrekking tot het perceel van eiser heeft verweerder besloten tot het opstellen van een protocol, waarin uiteen wordt gezet hoe te handelen bij gebruik van de stuwen ingeval van hevige neerslag en ongunstige wind.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen heeft vergaard. Het besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
2.8 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 29 mei 2008;
3.3 gelast dat het hoogheemraadschap het door eiser betaalde griffierecht van € 145,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. L. Beijen, rechters, en op 16 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.