ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ5229

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/5022
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake ontheffing voor aanleg van stuwen in poldergebied Vier Noorder Koggen

In deze bestuursrechtelijke procedure hebben eisers, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Dit besluit, genomen op 29 mei 2008, verleende ontheffing voor het oprichten van vier stuwen in het poldergebied Vier Noorder Koggen. Eisers zijn van mening dat het besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verweerder niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen heeft vergaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers zich niet kunnen verenigen met het bestreden besluit, omdat de peilstijging van 40 centimeter het land minder geschikt maakt voor de kweek van tulpenbollen. Verweerder heeft echter betoogd dat de aanpassing van het watersysteem noodzakelijk is om toekomstige wateroverlast te voorkomen. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gekregen in de problematiek en dat de maatregelen die zijn voorgesteld niet voldoende zijn om de zorgen van eisers weg te nemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank heeft ook bepaald dat het hoogheemraadschap het door eisers betaalde griffierecht van € 288,- aan hen moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 / 5022
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2009
in de zaak van:
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
en:
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder,
derde partij,
het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2008 heeft verweerder op de aanvraag van de derde partij ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 15, onder a en b, van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2006 (hierna: de Keur) voor het oprichten van 4 stuwen in het poldergebied Vier Noorder Koggen.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 7 juli 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is gezamenlijk met de zaken AWB 08/5023, 08/5024 en 08/5025 behandeld ter zitting van 15 april 2009. Eisers zijn in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Bregman en K. de Boer, beiden werkzaam bij het hoogheemraadschap. Verder zijn verschenen [namen].
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 15 van de Keur, voor zover hier van belang, is het verboden in, op onder of boven waterstaatswerken werkzaamheden te verrichten alsmede werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben.
2.2 Eisers kunnen zich met het bestreden besluit niet verenigen. Bij gebruik van de stuwen zal het peil met 40 centimeter stijgen, waardoor het land minder geschikt wordt voor de kweek van tulpenbollen.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het watersysteem in de polder Vier Noorder Koggen moet worden aangepast om in de toekomst wateroverlast te voorkomen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verweerder naar de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier. Het westelijk deel van het poldergebied, waarin de percelen van eisers zijn gelegen, heeft een grotere waterbergingscapaciteit dan het oostelijk deel. Om bij extreme regenval en ongunstige wind daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van deze bergingscapaciteit worden er vier doorvaarbare scheidingsstuwen geplaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat het water te snel van hoog naar laag loopt en aldus wateroverlast veroorzaakt in het oostelijke lager gelegen deel van het poldergebied.
2.4 In het bestreden besluit heeft verweerder met betrekking tot de percelen van eisers overwogen dat het mogelijk is dat deze percelen een te geringe drooglegging hebben voor een peilstijging van 40 centimeter. Dit probleem kan volgens verweerder worden verholpen door de percelen geheel te verhogen of aan de randen ervan kaden aan te leggen. Hiervoor zal grond worden gebruikt die vrijkomt bij de aanleg van de waterberging Braakpolder. Tevens zal er worden voorzien in een nadeelcompensatie-regeling.
2.5 Eisers hebben in hun beroepschrift onder meer aangegeven dat thans nog veel onduidelijkheid bestaat over de vraag hoe de laaggelegen percelen beschermd zullen worden bij gebruik van de stuwen. Zij vrezen voor schade als gevolg van schommelingen in het waterpeil ten gevolge van de moeilijk te voorkomen storingen bij de automatische stuwen.
2.6 Ter zitting heeft gemachtigde van verweerder verklaard dat het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat vooraf zoveel mogelijk inzicht kon worden gekregen in de problematiek. Verweerder meende deze problematiek voldoende in kaart te hebben gebracht en dacht met de genoemde maatregelen een passende oplossing gevonden te hebben. Aldus is besloten de ontheffing voor de aanleg van de vier stuwen te verlenen op grond van artikel 15 van de Keur. Gemachtigde heeft ter zitting erkend dat nadien echter duidelijk is geworden dat met de genoemde maatregelen geen volledige oplossing kon worden geboden. Verweerder is daarop in overleg getreden met de betrokken ingelanden om naar oplossingen te zoeken. Met betrekking tot de percelen van eisers heeft verweerder onder meer besloten tot het plaatsen van een onderbemaling. Partijen zijn hieromtrent akkoord, doch een en ander dient nog in een overeenkomst te worden vastgelegd.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen heeft vergaard. Het besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
2.8 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eisers voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 29 mei 2008;
3.3 gelast dat het hoogheemraadschap het door eisers betaalde griffierecht van € 288,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. L. Beijen, rechters, en op 16 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.