ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ3304

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2744
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor naschoolse opvang en brandtrap in Bloemendaal

In deze zaak hebben verzoekers een voorlopige voorziening gevraagd tegen de vrijstelling die door het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal is verleend voor het plaatsen van een brandtrap en het vestigen van naschoolse opvang. De voorzieningenrechter heeft op 21 juli 2009 uitspraak gedaan. De verzoekers zijn van mening dat de vrijstelling in strijd is met het bestemmingsplan en vrezen geluidsoverlast door de naschoolse opvang, die veertig kinderen van vier tot twaalf jaar zal huisvesten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de onderbouwing van de vrijstelling niet volledig is en dat de belangenafweging niet voldoende zichtbaar is gemaakt. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie niet onomkeerbaar is en dat de verzoekers in redelijkheid kunnen wachten op de uitkomst van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft ook de bezwaren van verzoekers tegen de brandtrap overwogen, maar oordeelt dat het belang van een brandveilige omgeving voor de kinderen zwaarder weegt. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 / 2744
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2009
in de zaak van:
[verzoekers].,
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder,
derde partij,
[derde partij].,
gemachtigde: mr. P. Wieringa, advocaat te Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2009, verzonden op 29 april 2009, heeft verweerder de derde partij vrijstelling verleend ten behoeve van het plaatsen van een brandtrap en het vestigen van naschoolse opvang op de eerste verdieping van het pand aan de [adres]. Voor het plaatsen van de brandtrap is tevens een bouwvergunning afgegeven.
Verzoekers hebben bij brief van 29 mei 2009, aangevuld bij brief van 4 juni 2009, bezwaar gemaakt tegen dit besluit, voor zover het betrekking heeft op de vrijstelling en bouwvergunning voor de brandtrap.
Bij brief van 29 mei 2009, aangevuld bij brief van 4 juni 2009, hebben zij beroep ingesteld, voor zover het besluit ziet op de gebruiksvrijstelling.
Tevens is bij brief van 4 juni 2009, aangevuld bij schrijven van 30 juni 2009, verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 13 juli 2009 heeft de derde partij haar standpunt kenbaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 juli 2009. Namens eisers zijn verschenen [verzoekers] en de gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. de Haan, werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. Namens de derde partij zijn verschenen de gemachtigde, voornoemd, en R. Muuse en S. Vlaar, beiden werkzaam bij [derde partij].
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Niet in geschil is dat een voorziening voor naschoolse opvang en het plaatsen van een brandtrap met een hoogte van 4,20 meter in strijd zijn met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Bloemendaal-Dorp”. In verband hiermede heeft verweerder vrijstelling verleend van het bestemmingsplan op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.3 Verzoekers kunnen zich met de thans aan de orde zijnde besluiten niet verenigen en hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat deze besluiten worden geschorst.
2.4 Het voornaamste inhoudelijk bezwaar van verzoekers ziet op de verwachte geluidsoverlast als gevolg van de naschoolse opvang. Momenteel bevindt zich op de begane grond van het pand een voorziening voor kinderdagopvang van nul- tot vierjarigen. Daar komen straks, op vijf meter afstand van de dichtstbijzijnde woningen, op de eerste verdieping veertig kinderen van vier tot twaalf jaar bij, die aanzienlijk meer lawaai maken. Omdat ook het balkon van deze verdieping in gebruik zal worden genomen en ramen en deuren open zullen staan, vrezen verzoekers hiervan geluidsoverlast te ondervinden. Zij kunnen zich dan ook niet vinden in de ruimtelijke onderbouwing en de door verweerder gemaakte belangenafweging die aan de gebruiksvrijstelling ten grondslag ligt.
2.5 De voorzieningenrechter overweegt dat een voorziening als de onderhavige, gelet op het aantal opvangplaatsen, de betreffende leeftijdscategorie en de omstandigheid dat kinderen veelal met de auto zullen worden gebracht en gehaald, onmiskenbaar van direct belang is voor de naaste omgeving. Aan de onderbouwing van de voor de realisatie van de opvang benodigde vrijstelling mogen dan ook hoge eisen worden gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het besluit inzake de vrijstelling daaraan thans geheel voldoet. Onder meer schiet het tekort waar wordt verzuimd zichtbaar te maken het totaal van de voor de directe woonomgeving in aanmerking te nemen lasten als gevolg van de vestiging van de voorzieningen van de derde partij ter plaatse - op de begane grond is ook reeds een kinderdagverblijf voor nul- tot vierjarigen van de derde partij aanwezig - en deze af te wegen tegenover de expliciet te benoemen belangen van de omwonenden.
2.6 De voorzieningenrechter ziet evenwel thans desondanks onvoldoende aanleiding om met betrekking tot de naschoolse opvang een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij is met name van belang dat het afzien van het treffen van een voorziening niet tot een onomkeerbare situatie leidt. Voorts verwacht de voorzieningenrechter niet dat de situatie rond de naschoolse opvang dusdanig zal zijn dat niet in redelijkheid van verzoekers zou kunnen worden gevergd de uitkomst van de behandeling van de zaak in de bodemprocedure af te wachten. Daarbij is van belang dat de activiteit waarvan de grootste (geluid)hinder kan worden verwacht, te weten het buitenspelen, elders plaatsvindt en dat het balkon slechts zal worden gebruikt voor de lunch op woensdagmiddagen en vakantiedagen.
2.7 Met betrekking tot de brandtrap hebben verzoekers aangevoerd dat hun percelen daardoor eenvoudiger te bereiken zijn en de inbraakgevoeligheid van hun woningen toeneemt. Verweerder heeft aangegeven het belang van de kinderen bij een brandveilige omgeving zwaarder te laten wegen dan het belang van verzoekers. De voorzieningenrechter kan zich hierin vinden en ziet ook op dit punt geen aanleiding tot een schorsing over te gaan.
2.8 Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een veroordeling in de proceskosten zijn geen temen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 21 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.