ECLI:NL:RBHAA:2009:BI8698

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/4488
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gedifferentieerde WGA-premie door de Rechtbank Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. X, eiseres, en de Inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie voor het jaar 2008. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een bezwaar dat eiseres had ingediend tegen de beschikking van 13 december 2007, waarin de WGA-premie was vastgesteld op 1,74%. Eiseres betwistte de hoogte van deze premie en voerde aan dat bij de vaststelling rekening gehouden moest worden met de oorzaak van de toegenomen arbeidsongeschiktheid van een voormalig werknemer, die arbeidsongeschikt was geworden in 2003.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid geen relevant criterium is voor de vaststelling van de WGA-premie. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 34 van de Wet financiering sociale verzekeringen (WFsv) en het Besluit WFsv, waarin de regels voor de premie vaststelling zijn opgenomen. De rechtbank concludeerde dat bepalend is of de voormalige werknemer bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid in dienstbetrekking stond tot eiseres, en dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid niet van invloed is op de premie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres had geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de wetgeving rondom de WGA-premie en de relevante jurisprudentie, en benadrukt het belang van de feitelijke dienstbetrekking bij de premie vaststelling. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep en cassatie, en de procedurele vereisten die daarbij komen kijken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4488
Uitspraakdatum: 15 juni 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
V.O.F. X,
gevestigd te Z,
eiseres,
gemachtigde: mr. A, medewerkster B te C,
tegen:
de Inspecteur van de Belastingdienst te P,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 13 december 2007 heeft verweerder aan eiseres bericht dat de gedifferentieerde WGA-premie voor het jaar 2008 1,74% bedraagt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 22 januari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 april 2008 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de gedifferentieerde premie vastgesteld op 1,42%.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 mei 2008, aangevuld bij ongedateerd schrijven, ontvangen door de rechtbank op 29 mei 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 juni 2009, alwaar eiseres en haar gemachtigde – zoals tevoren aangekondigd - niet zijn verschenen en voor verweerder is verschenen mr. D.
2. Overwegingen
2.1 Een voormalig werknemer van eisers is op 17 februari 2003 arbeidsongeschikt geworden. Het dienstverband met deze voormalig werknemer is op 18 mei 2003 beëindigd. Bij de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie voor 2008 is rekening gehouden met hetgeen aan uitbetaalde uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna WAO) over 2006 voor rekening van eiseres komt.
2.2 Hetgeen partijen thans verdeeld houdt is of bij de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie rekening gehouden dient te worden met de (andere) oorzaak van de toegenomen arbeidsongeschiktheid van de voormalig werknemer ná 2003.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3 Artikel 34, eerste lid, Wet financiering sociale verzekeringen (hierna WFsv) bepaalt dat de WGA-premie is verschuldigd door werkgevers in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en bestaat uit een basispremie, een uniforme premie en een gedifferentieerde premie.
2.4 In het Besluit Wfsv (Stb 2005, 585) is nader bepaald op welke wijze de hoogte van de WGA-premie wordt vastgesteld.
Artikel 2.9 eerste en tweede lid van dit besluit luidt:
“1. De opslag of korting, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Wfsv, is voor alle werkgevers gelijk aan het individuele werkgeversrisicopercentage verminderd met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage.
2. Het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het eerste lid, wordt verkregen door de som van:
a. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117 van de Wfsv ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komende aan de werkgever toe te rekenen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de in het zevende lid bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever, en
b. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117b van de Wfsv ten laste van de Werkhervattingskas komende aan de werkgever toe te rekenen WGA-uitkeringen die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de WGA-uitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever,
te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het ten laste van die werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon per jaar, berekend over het tijdvak van vijf kalenderjaren, eindigend één jaar voor aanvang van het premiebetalingstijdvak.”
2.5 De rechtbank is van oordeel dat de oorzaak van de (toename van de) arbeidsongeschiktheid geen criterium is dat bij de WGA-premievaststelling van belang is. Bepalend is op grond van artikel 2.9, tweede lid aanhef en onder a, Besluit Wfsv of de voormalige werknemer aan wie in 2006 WAO-uitkering is betaald, bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid in dienstbetrekking stond tot eiseres. De rechtbank wil voor dit oordeel ook verwijzen naar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep - bijvoorbeeld de uitspraak van 9 augustus 2002 LJN AE7138 - als gevormd met betrekking tot de WAO-premievaststelling. Er is geen aanleiding gelet op de overeenkomsten in de wijze van vaststellen van de gedifferentieerde premie om te oordelen dat deze jurisprudentie niet ook van toepassing is bij de WGA-premievaststelling.
2.6 Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan niet tot gegrond verklaring van het beroep leiden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juni 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Oltmans, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.