ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2747

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4384
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing bestemmingsplan voor bouw garage/opslagruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de bewonersvereniging De Laars en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Eiseres, de bewonersvereniging, was het niet eens met de verleende ontheffing van het bestemmingsplan aan een derde partij voor het bouwen van een garage/opslagruimte. Eiseres stelde dat de procedure van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet correct was gevolgd, omdat er geen sprake was van 'aansluitend terrein' dat in aanmerking kwam voor bebouwing volgens het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met de bestemming 'natuurlijk terrein' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Vereenigde binnenpolder 2005'. De rechtbank oordeelde dat de ontheffingsprocedure niet de juiste weg was om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen. In plaats daarvan had verweerder een projectbesluit moeten nemen of een nieuw bestemmingsplan moeten vaststellen. De rechtbank concludeerde dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft niet als zodanig begrensd was, waardoor de ontheffing ten onrechte was verleend.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van 31 maart 2009 en gelastte dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het verlenen van ontheffingen en de noodzaak om de bestemmingsplannen te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 4384
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2009
in de zaak van:
Bewonersvereniging De Laars e.a.,
gevestigd en wonende te Spaarndam,
eiseres,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude,
verweerder,
derde partij,
[derde partij],
wonende te [woonplaats].
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2008, verzonden op 25 april 2008, heeft verweerder aan de derde partij vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een garage/opslagruimte op het perceel [adres].
Tegen dit besluit heeft onder meer eiseres bij brief van 19 mei 2008 bezwaar gemaakt. Bij brief van dezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 12 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
De commissie beroep en bezwaar heeft het bezwaar aangemerkt als beroepschrift en doorgezonden aan de rechtbank.
Bij besluit van 14 november 2008 heeft verweerder op verzoek van de derde partij het besluit van 16 april 2008 ingetrokken
Bij brief van 17 november 2008, door verweerder ontvangen op 26 november 2008, heeft de derde partij een nieuwe aanvraag ingediend.
Bij brief van 27 januari 2009 heeft eiseres een zienswijze op het voornemen van verweerder aan de derde partij een ontheffing en bouwvergunning te verlenen ingediend.
Bij besluit van 31 maart 2009, verzonden op 7 april 2009, heeft verweerder de derde partij ontheffing verleend van het bestemmingsplan en een bouwvergunning afgegeven.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 april 2009. Namens eiseres zijn verschenen [namen]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J. Oud, werkzaam bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De derde partij is in persoon verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Niet in geschil is dat de oude en de nieuwe aanvraag vrijwel identiek zijn. Gezien de onder 1, procesverloop, vermelde voorgeschiedenis heeft de rechtbank om proceseconomische redenen met instemming van eiseres de pleitnota aangemerkt als beroepschrift tegen het besluit van 31 maart 2009.
2.2 Het bouwplan voorziet in het oprichten van een opslagruimte met twee bouwlagen. De tweede bouwlaag bevindt zich onder een schuine kap. Het gebouw is 8,3 meter lang en 6 meter breed. De wandhoogte bedraagt 3 meter en de nokhoogte 5,5 meter. De dakhelling is ongeveer 39º. Het gebouw is gesitueerd aan de zuid-oostzijde van een bestaand gebouw, dat vergunninghouder gebruikt voor het organiseren van teamtrainingen en sportieve evenementen.
2.3 De grond waarop het bouwplan betrekking heeft, is gelegen in het bestemmingsplan “Vereenigde binnenpolder 2005” en is daarin bestemd voor “natuurlijk terrein”.
Ingevolge artikel 2.13, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de voor “natuurlijk terrein” aangewezen gronden bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de (potentieel) aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden met de daarbij behorende bouwwerken en water alsmede voor verblijfs- en bereikbaarheidsgebied en bijgebouwen ten behoeve van aanliggende woonvaartuigen.
Artikel 2.13, tweede lid, luidt als volgt:
a. Indien de gronden grenzen aan de bestemming “woonvaartuigen”:
1. mag ten behoeve van de aanliggende woonvaartuigen per ligplaats één bijgebouw worden gebouwd, waarvan de oppervlakte, de gevelhoogte en de bouwhoogte niet meer dan 16 m², respectievelijk 2 m respectievelijk 3 m mogen bedragen en waarvan de afstand tot het betrokken woonvaartuig niet meer dan 25 m mag bedragen;
2. mogen overigens uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (uitgezonderd carports, pergola’s, en dergelijke) tot een hoogte van 6 m worden gebouwd.
b. Ten behoeve van het beheer mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van 6 m.
2.4 Artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, luidt:
1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
2. (…)
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die in acht genomen moeten worden alvorens ontheffing mag worden verleend. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling alsmede omtrent de overdraagbaarheid van de ontheffing.
Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) komt voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, Wro in aanmerking, een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw mits het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
2.5 Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met de bestemming “natuurlijk terrein”. Teneinde het de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen, heeft verweerder ontheffing verleend op grond van artikel 3.23, eerste lid, Wro. Verweerder heeft bij ditzelfde besluit tevens de bouwvergunning verleend.
2.6 Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen. Hiertoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de ontheffingsprocedure van artikel 3.23, eerste lid, Wro niet de aangewezen procedure is om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen. Verweerder had in plaats daarvan een projectbesluit moeten nemen dan wel een nieuw bestemmingsplan moeten vaststellen.
2.7 Het betoog van eiseres slaagt. Uit artikel 4.1.1, eerste lid, onder b, Bro volgt dat alleen ontheffing kan worden verleend voor het bouwen van een bijgebouw wanneer het aansluitend terrein voor niet meer dan 50% wordt bebouwd dan wel de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met niet meer dan 50% wordt overschreden. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, (bijvoorbeeld 21 maart 2007, LJN BA1194) moet onder ‘aansluitend terrein’ worden verstaan het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. Dat kan een op de kaart van het bestemmingsplan aangegeven begrensd bouwvlak zijn, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten of een begrensd bouwperceel, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Een bijgebouw moet dus worden gebouwd binnen dergelijke ten behoeve van bebouwing begrensde gronden. De grond waarop het bouwplan betrekking heeft, is echter niet als zodanig begrensd. Verweerder mocht in dit geval dan ook geen ontheffing verlenen op grond van artikel 3.23 Wro en heeft dus ten onrechte de bouwvergunning verleend.
2.8 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 31 maart 2009;
3.3 gelast dat de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude het door eiseres betaalde griffierecht van € 288,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. I.M. Ludwig en mr. L. Beijen, rechters, en op 23 april 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.