zaaknummer: AWB 09 / 1844
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 april 2009
[naam] en [naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
de algemeen directeur van Agora, Stichting voor Bijzonder Primair Onderwijs in de Zaanstreek,
verweerder.
Bij brief van 1 april 2009 heeft verweerder besloten tot de definitieve verwijdering van [naam] als leerling van de basisschool ICBS Wormerwieken.
Verzoekers, zijnde de ouders van de leerling, kunnen zich met dit besluit niet verenigen en hebben bij brief van 5 april 2009 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat niet tot verwijdering van hun zoon wordt overgegaan.
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
2.3 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.4 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.5 De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb uitspraak te doen zonder voorafgaande behandeling ter zitting en overweegt hiertoe het volgende.
2.6 Na kennis genomen te hebben van de statuten van Agora stelt de voorzieningenrechter vast dat Agora een zogenoemde bijzondere instelling is voor primair onderwijs en uitgaat van een rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld. Agora noch de organen daarvan kunnen dan ook als bestuursorganen in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, Awb worden aangemerkt. Voorts overweegt de voorzieningenrechter bij de verwijdering van een leerling van school geen sprake is van de uitoefening van openbaar gezag, zodat geen sprake is van een met enig openbaar gezag bekleed persoon of college, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, Awb.
2.7 Nu de beslissing om de leerling van school te verwijderen geen beslissing is van een bestuursorgaan, is geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en kan daartegen niet op grond van artikel 8:1, eerste lid, Awb beroep worden ingesteld. De rechtbank zal derhalve niet bevoegd zijn kennis te nemen van het - nog in te stellen - beroep. Gelet hierop is de voorzieningenrechter niet bevoegd kennis te nemen van het verzoekschrift. De rechtsverhouding tussen verzoekers en Agora wordt beheerst door het privaatrecht en verzoekers dienen zich derhalve te wenden tot de burgerlijke rechter.
2.8 Op grond van bovenstaande overwegingen bestaat er aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb uitspraak te doen.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart zich onbevoegd;
3.2 bepaalt dat slechts de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 10 april 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.