ECLI:NL:RBHAA:2009:BI1149

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/5047
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering WIA-uitkering gegrond; beoordeling van persoonlijkheidsstoornis en geschiktheid van functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 april 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de WIA-uitkering aan eiser, die op 17 mei 2006 was ingegaan. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de uitkering niet op goede gronden was gebaseerd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 10 juli 2006, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De bezwaarverzekeringsarts had in eerdere rapportages beperkingen vastgesteld, maar deze werden niet volledig erkend in de uiteindelijke beoordeling van de geschiktheid van de functies die aan eiser werden voorgehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen die door psychiater M.L. Stek waren vastgesteld, niet volledig had overgenomen. De rechtbank benadrukte dat de functies die aan eiser werden voorgehouden, niet pasten bij zijn beleving en dat hij deze als krenkend ervoer. Dit was in strijd met de conclusies van psychiater Stek, die had aangegeven dat eiser alleen in staat was om te functioneren in een omgeving die paste bij zijn persoonlijke beleving en waar hij autonomie had over zijn werkzaamheden.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en bepaald dat het UWV een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het UWV gelast om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de medische en arbeidskundige onderbouwing van het besluit niet deugde en dat de beperkingen van eiser niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 5047 WIA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2006 heeft verweerder geweigerd eiser met ingang van 17 mei 2006 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 8 augustus 2006 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 februari 2007 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
Het tegen dit besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 23 november 2007 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 27 februari 2007 vernietigd.
Bij besluit van 16 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard.
Bij brief van 17 juli 2008 heeft eisers tegen dit besluit beroep ingesteld. Eiser heeft dit beroep nadien aangevuld en heeft stukken overgelegd.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 2 april 2009, alwaar eiser in persoon is verschenen en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.G. Kramer, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam.
2. Overwegingen
2.1 Op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts van verweerder heeft M.L. Stek (verder: Stek), psychiater, op 22 december 2006 een rapport uitgebracht. In dit rapport heeft Stek op pagina 9 tot en met 11 onder meer het volgende opgenomen:
‘Er lijkt bij betrokkene sprake te zijn van lang aanwezige problematiek in de vorm van een episodische stemmingswisseling, die poneert als een depressieve stoornis, licht tot matig van ernst, recidiverend, dan wel een dysthyme stoornis, waarbij recidive of ontregeling gekoppeld is aan externe stressoren. De stemming lijkt te interfereren met persoonlijkheidsproblematiek op momenten waarop een groot beroep op betrokkenes adaptieve strategieën wordt gedaan.
(…)
Gezien de interactie van persoonlijkheidsproblematiek en daadwerkelijke aanwezige stemmingsontregeling, in combinatie met episodisch alcoholabusus, is er een sterke interactie met omringende factoren waaronder adaptatie in werk op een passend niveau. Wanneer werk past bij de beleving van betrokkene en hij dit niet als krenkend ervaart en in forse mate autonomie heeft over de wijze waarop en de omstandigheden waarin hij zijn werk kan uitvoeren, is betrokkene waarschijnlijk wel in staat te functioneren. Dit maakt dat er sprake is van relatieve beperkingen aangezien deze samenhangen met de mate waarin passend werk voorhanden is en een zodanige situatie kan worden geschapen dat betrokkene hierin min of meer conflictvrij functioneert.
(…)
Lastig is dat het uiteindelijke niveau van acceptatie in sterke mate samenhangt met bovengenoemde persoonlijkheidsfactoren, waarbij een meer succesvolle adaptatie waarschijnlijk een sterk stabiliserend effect heeft op betrokkenes verdere functioneren, stemmingsniveau en begeleidende symptomatologie.”
2.2 In de uitspraak van 23 november 2007 heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
“De rechtbank stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts de twee bovengenoemde door psychiater Stek vastgestelde beperkingen wel heeft overgenomen maar niet de eveneens genoemde beperking dat eiser beperkingen heeft ten aanzien van omgaan met leidinggevenden. De bezwaarverzekeringsarts heeft juist anderszins een beperking aangegeven voor werk waarin van eiser leidinggevende kwaliteiten worden verwacht. De rechtbank acht het vorenstaande met name van belang nu uit de voorgeschiedenis van eiser blijkt dat juist de omgang met leidinggevenden, het accepteren van adviezen en opdrachten en het voeren van overleg de grootste problemen voor eiser vormden. Nu de bezwaarverzekeringsarts geen verklaring heeft gegeven voor het niet opnemen van deze beperking, ziet de rechtbank aanleiding te twijfelen aan de juistheid en/of volledigheid van de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts.
Met betrekking tot de geduide functies stelt de rechtbank vervolgens vast dat er functies aan eiser worden voorgehouden die (zeer) eenvoudig van aard zijn en sterk gestructureerd. Bij de meeste van de geduide functies dient eiser daarbij te werken onder (directe) leiding van een leidinggevende. Voor enige persoonlijke invulling is geen ruimte. De rechtbank kan dit moeilijk rijmen met de conclusie van Stek (vraag 2): “Wanneer werk past bij de beleving van betrokkene en hij dit niet als krenkend ervaart en in forse mate autonomie heeft over de wijze waarop en de omstandigheden waarin hij zijn werk kan uitvoeren, is betrokkene waarschijnlijk wel in staat te functioneren.” Hoewel de beperkingen, naar het oordeel van psychiater Stek, ook te maken hebben met de “persoonlijkheidskleur” van eiser worden deze in negatieve zin versterkt door de tevens aanwezige psychopathologie. Wanneer eiser werkzaam zou zijn in een voor hem niet geschikte omgeving, zal hij, naar de rechtbank in de rapportage van Stek leest, uitvallen door toename van klachten. Nu de bezwaarverzekeringsarts zich op dit punt niet heeft uitgelaten is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond van eiser dat hij de geduide functies slechts kan verrichten tot schade van de gezondheid onvoldoende is weerlegd.”
2.3 In zijn rapportage van 24 januari 2008 heeft de bezwaarverzekeringsarts onder meer het volgende naar voren gebracht:
“Dit maakt dat er sprake is van relatieve beperkingen, aangezien deze samenhangen met de mate waarin passend werk voorhanden is en een zodanige situatie kan worden geschapen dat betrokkene hierin min of meer conflictvrij functioneert. (…)
Dit is een gevolg van de persoonlijkheidskleur van verzekerde en heeft niet te maken met de diagnostische bevindingen zoals beschreven , lees objectiveerbare ziektebeeld.
(…)
Verzekerde is in staat geweest tot duurzaam functioneren in militair dienstverband, functioneren als suppoost en anderhalf jaar als fiscaaljurist.
(…)
Vervolgens blijkt dat er een knik in het beloop van verzekerde optreedt, leidend tot een verstoorde arbeidsverhouding: aanvankelijk een relatiebreuk (…) na anderhalf jaar functioneren op nivo retour eigen functie met reorganisatie eigen werkplek, strakkere begeleiding en minder eigen ruimte om de functie in te vullen zoals voorheen. Deze specifiek werkgeversgebonden factoren dienen echter buiten beschouwing te worden gelaten bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst die immers theoretische functies behelst.”
De bezwaarverzekeringsarts heeft een aangepaste functionele arbeidsmogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 9 juni 2008 op basis van de aangepaste FML de volgende functies geduid: machine bediende, machinaal metaalbewerker, productiemedewerker metaal electro, archief medewerker en productiemedewerker industrie.
2.4 Verweerder heeft de rapportages van 24 januari 2008 en 9 juni 2008 ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
2.5 In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder op goede gronden geen WIA-uitkering aan eiser heeft toegekend, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2006 minder dan 35% bedraagt. De door eiser naar voren gebracht beperkingen die verband houden met zijn visusklachten, zijn daarna ontstaan en dienen in dit geding buiten beschouwing te blijven.
2.6 Het is vast rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat een persoonlijkheidsstoornis op zichzelf in zijn algemeenheid niet als ziekte of gebrek is aan te merken, maar wel tot een problematiek kan leiden die als ziekte of gebrek is aan te merken (zie onder meer rechtspraak.nl, LJN: BG7420).
2.7 Uit het rapport van de psychiater Stek, waarvan verweerder de inhoud overigens niet heeft bestreden, maakt de rechtbank op dat eiser niet in staat is te functioneren bij functies die niet passen bij de beleving van eiser en die hij als krenkend ervaart en waarbij eiser niet in forse mate autonomie heeft over de wijze waarop en de omstandigheden waarin hij zijn werk kan uitvoeren. In dat geval zal de interactie met de persoonlijkheidsproblematiek van eiser leiden tot een verdergaande stemmingsontregeling. Deze stemmingsstoornis, door Stek geduid als een dysthyme stoornis en een differentiaal diagnostisch depressieve stoornis, is zonder meer een ziekte of gebrek. Aldus kan de persoonlijkheidsproblematiek van eiser, door Stek omschreven als narcistisch, obsessief en compulsief, bij het verrichten van functies die niet voldoen aan de door Stek omschreven kwalificaties, leiden tot een verslechtering van eisers gezondheidstoestand in de vorm van een stemmingsdaling, angstgevoelens, episodische alcoholabusus en het oplopen van spanningen. Anders dan de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapportage van 24 januari 2008 van mening lijkt te zijn, moet gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de CRvB worden aangenomen dat de ‘persoonlijkheidskleur’ van eiser in geval van de uitoefening van functies die niet voldoen aan de door Stek beschreven kwalificaties, kan leiden tot arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of gebrek als bedoeld in artikel 5 WIA.
2.8 Dit brengt mee dat bij het duiden van functies aan eiser er rekening mee moet worden gehouden dat de functies passen bij de beleving van eiser, hij deze niet als krenkend ervaart, hij in forse mate autonomie heeft over de wijze waarop en de omstandigheden waarin hij zijn werk kan uitvoeren. De geduide functies voldoen daar niet aan, omdat deze functies liggen op een niveau dat ver ligt beneden het niveau waarop eiser, die afgestudeerd is als fiscaal-jurist, kan functioneren. Evenmin voldoen de geduide functies aan het vereiste dat er een forse autonomie bestaat met betrekking tot de wijze waarop en de omstandigheden waarin het werk kan worden uitgevoerd. Met uitzondering van de functie van archiefmedewerker is de autonomie in de overige geduide functies, praktisch nihil. Uit de functiebeschrijvingen blijkt dat er vrijwel geen mogelijkheden zijn zelf invulling te geven aan de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.9 Dat eiser, zoals de bezwaarverzekeringsarts aangeeft, in het verleden in staat is geweest tot duurzaam functioneren in een militair dienstverband, als suppoost en als fiscaaljurist leidt niet tot een ander oordeel. In 1998 heeft eiser naar zijn zeggen een psychose gehad. Eiser heeft daarbij verwezen naar zijn behandelaars. Stek vindt het veel meer aannemelijk dat sprake is geweest van een dissociatieve stoornis. In 2004 heeft eiser zich wederom ziek moeten melden omdat hij stemmen hoorde en het gevoel had de controle te verliezen. Op grond van de rapportage van Stek moet worden aangenomen dat gaandeweg een situatie is ontstaan waarbij de geestelijke spankracht van eiser zodanig is afgenomen dat hij nog slechts in staat is functies te verrichten die voldoen aan de door Stek aangegeven kwalificaties. Aan de omstandigheid dat eiser in het verleden wel beroepsmatig heeft kunnen functioneren, kan daarom geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
2.10 Gelet op het vorenstaande kan het bestreden besluit zowel wat betreft de medische onderbouwing als wat betreft de arbeidskundige onderbouwing geen stand houden en komt dit voor vernietiging in aanmerking wegens schending van de artikelen 3:2 en 7:12 eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.
2.11 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet is gebleken van door eiser gemaakte kosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 16 juni 2008;
3.3 bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op het bezwaarschrift van eiser;
3.4 gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eiser betaalde griffierecht van € 39,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, en op 9 april 2009 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.