ECLI:NL:RBHAA:2009:BH5022

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/7648 & 08/7650
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over bouwvergunning en geluidsbelasting van appartementencomplex nabij spoorlijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 30 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de bouwvergunning voor een appartementencomplex, genaamd 'De Pelikaan', dat onderdeel uitmaakt van de woonwijk 'Vogelpark' nabij het station Heemstede-Aerdenhout. Verzoekers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning, omdat zij vrezen voor negatieve effecten op hun woonomgeving, zoals verhoogde geluidsbelasting door treinverkeer en schaduwwerking door de omvang van het gebouw. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente Heemstede, als verweerder, zich bij het verlenen van de vergunning heeft gebaseerd op rapportages van twee verschillende deskundigenbureaus, SAB en Sight, die tegenstrijdige conclusies hebben getrokken over de geluidsbelasting. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet voldoende heeft onderbouwd waarom zij de conclusie van de ene deskundige heeft gevolgd en die van de andere heeft verworpen. Dit gebrek aan deugdelijke motivering leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter verklaart het beroep van verzoekers gegrond, vernietigt de bestreden besluiten van 17 oktober 2008 en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die in totaal € 966,- bedragen, en moet de gemeente het door verzoekers betaalde griffierecht van € 290,- vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/7648 en AWB 08/7650
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 januari 2009
in de zaken van:
[verzoekers],
allen wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. H.J. Visser, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede,
verweerder,
derde partij:
V.O.F. Vogelpark,
gevestigd te [woonplaats],
gemachtigde: mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft verweerder aan V.O.F. Vogelpark (hierna: Vogelpark), vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend van de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen voor het realiseren van een woonwijk in de omgeving van het station Heemstede-Aerdenhout.
Bij besluit van 2 juni 2008 heeft verweerder aan Vogelpark, met gebruikmaking van de bij het besluit van 10 oktober 2006 verleende vrijstelling, bouwvergunning verleend voor een appartementencomplex met parkeergarage op het perceel kadastraal bekend gemeente Heemstede, sectie B, nr. 5773, plaatselijk bekend Pelikaanlaan.
Tegen dit besluit is door verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij besluiten van 17 oktober 2008, verzonden 31 oktober 2008, heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard. Voor de motivering van deze besluiten heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften aan burgemeester en wethouders (hierna: de commissie).
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brief van 11 december 2008 beroep ingesteld. Bij dezelfde brief is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaken zijn behandeld ter zitting van 22 januari 2008. Aldaar zijn verzoekers ver-schenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E. Hopman, vergezeld door G.A.M. Klaassen, beiden werkzaam bij de gemeente Heemstede. Vergunninghouder is verschenen bij gemachtigde mr. R.J.G. Bäcker. Voorts zijn verschenen E. Goudriaan en J. Keyzer, beiden werkzaam bij Sight, adviseurs voor milieu en landschap.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzie-ningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uit-spraak doen in de hoofdzaak. De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 De bouw betreft een uit 106 woningen bestaand appartementencomplex (‘De Pelikaan’). Onder een deel van het gebouw komt een halfverdiepte parkeerkelder. Het gaat om een langgerekt gebouw (260 meter) met een hoogte van 11 meter dat is gesitueerd pal ten westen van de spoorlijn Haarlem/Leiden. Het bouwplan maakt onderdeel uit van een groter bouwproject, namelijk de realisatie van de woonwijk ‘Vogelpark’. De oostzijde van het complex - derhalve de zijde welke grenst aan het spoor - krijgt een glazen, geluidswerende gevel. De spoorlijn loopt over een dijk met een hoogte van ca. 5 m berekend vanaf het maaiveld aan de oostzijde.
2.3 Verzoekers zijn allen woonachtig aan de andere zijde van de spoorlijn aan het Spoor-plein, de Spoorzichtlaan en de Leidsevaartweg. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Alge-mene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Verzoekers wonen op een zodanige afstand van het bouwplan dat het er naar het oordeel van de voor-zieningenrechter voor kan worden gehouden dat zij allen door het verlenen van de bouwvergunning met vrijstelling rechtstreeks in hun belangen worden geraakt. Dit is tussen partijen verder ook geen onderwerp van debat.
2.4 Voorts is niet in geschil, en ook de voorzieningenrechter gaat er vanuit, dat het bouwplan in strijd is met het vigerend planologisch regime. Verweerder heeft voor wat betreft het verlenen van vrijstelling voor het bouwplan verwezen naar voornoemd besluit van 10 oktober 2006.
2.5 De bezwaren van verzoekers tegen het bouwen van ‘De Pelikaan’ zien op de in hun ogen te verwachten negatieve effecten van het appartementencomplex op de geluidsbelasting op en rond hun woningen als gevolg van het treinverkeer, hun vrees voor weerkaatsing van het zonlicht als gevolg de glazen gevel van het bouwplan alsmede hun vrees voor schaduwwerking en beperking van de toetreding van zonlicht in hun tuinen en woningen als gevolg van de omvang van het complex.
2.6 Voor wat betreft de grief inzake de geluidsbelasting, overweegt de voorzieningen-rechter het volgende.
2.7 In diverse fasen van de voorbereiding van de plannen voor het onderhavige gebouw - onder meer in het stedenbouwkundig plan van eisen - heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de nieuwbouw in de spoorzone geen toename van het geluid ten gevolge zou mogen hebben voor de bewoners van de woningen aan de Spoorzichtlaan. De voorzieningenrechter neemt aan dat dit mede verband houdt met het gegeven dat de maximale geluidsbelasting op de gevels van de woningen van verzoekers reeds aanzienlijk boven de betreffende voorkeursgrenswaarden ligt.
2.8 Laatstelijk is dit standpunt van verweerder nog bevestigd bij brief van 7 maart 2006 aan de bewoners/gebruikers in de omgeving van het station Heemstede-Aerdenhout. Bekend was toen reeds de conclusie uit het ter zake door het onderzoeksbureau SAB te Arnhem in opdracht van verweerder verrichte akoestisch onderzoek, dat de gevelbelasting op de woningen aan de Spoorzichtlaan zou toenemen met 1 dB(A) indien de nieuwbouw zou worden uitgevoerd met een harde rechte gevel, zoals thans het geval is. In gemelde brief gaf zulks verweerder aanleiding tot de opmerking dat hier nog een taak lag voor de ontwikkelaar en de architect.
2.9 De voorzieningenrechter houdt het ervoor dat het herhaalde standpunt van verweerder ten dezen uitgangspunt moet zijn bij de beoordeling van de vraag of verweerder - op dit punt - in redelijkheid tot het thans bestreden besluit heeft kunnen komen.
2.10 Verweerder is thans van mening dat is gebleken dat zich toch geen verhoging van de geluidsbelasting op de gevels voordoet. Aan dit standpunt legt hij ten grondslag een - naar de voorzieningenrechter begrijpt in opdracht van vergunninghouder - door het adviesbureau Sight te Veenendaal verricht onderzoek van 12 april 2006 alsmede een notitie van de Milieudienst IJmond. In zijn rapportage komt Sight tot de conclusie dat vanwege de nieuwbouw langs het spoor geen berekenbare verhoging van de geluidsbelasting zal plaatsvinden ter plaatse van de bestaande woningen aan de overzijde van het spoor. Dit houdt volgens Sight verband met de omstandigheid dat de reflecties van het geluid van het treinverkeer tegen de nieuwbouw door de treinen zelf zullen worden afgeschermd. Wel zullen de bewoners vlak voor en vlak na het passeren van de trein een reflectie vanaf de overzijde kunnen waarnemen maar de geluidsbelasting hiervan is verwaarloosbaar omdat de geluidsbelasting wordt bepaald door het geluid dat tijdens het passeren van de trein optreedt, aldus Sight. De Milieudienst IJmond kan zich blijkens van haar notitie van 4 juli 2006 vinden in deze benadering van Sight. Opgemerkt wordt dat het gereflecteerde geluid wordt tegen-gehouden door de trein zelf en de bestaande woningen dus moeilijker kan bereiken. Als dit effect wordt meegenomen, wordt geen toename van de geluidsbelasting berekend.
2.11 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder door zich in dezen op de rapportage van Sight en de notitie van de Milieudienst IJmond te baseren, het bestreden besluit niet heeft voorzien van een deugdelijke motivering.
2.12 Immers, thans ligt voor een tweetal niet met elkaar sporende rapportages van deskundigenbureaus, te weten SAB en Sight. Niet valt in te zien waarom verweerder de conclusie van de één heeft gevolgd en die van de ander heeft verworpen. Voor zover verweerder zich voor die keuze beroept op de inhoud van de notitie van de Milieudienst IJmond, kan de voorzieningenrechter niet anders doen dan constateren dat in die notitie de daarin gemaakte keuze al evenmin met kracht van argumenten wordt onderbouwd. Bovendien lijkt de conclusie van de Milieudienst voorzichtiger geformuleerd (het geluid kan de bestaande woningen “moeilijker” bereiken) dan Sight dat doet.
2.13 Het had in dezen naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van verweerder gelegen om, teneinde de nodige duidelijkheid te verkrijgen omtrent het punt van de mogelijke invloed van de passerende treinen op de reflecties vanwege de nieuwbouw, SAB te verzoeken om te reageren op de rapportage van Sight. Op deze wijze had immers uitsluitsel kunnen worden verkregen omtrent de vraag of SAB de benadering en de conclusie van Sight wellicht bij nader inzien onderschrijft of dat er redenen zijn waarom de aanpak van Sight voor minder juist of zelfs geheel onjuist moet worden gehouden. Indien en voor zover daarbij zou zijn gebleken dat Sight en SAB hun conclusies niet met elkaar in overeenstemming kunnen brengen, had er aanleiding bestaan voor het benoemen van een derde deskundige.
2.14 Gelet op het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Voorts bestaat aanleiding voor een proceskosten-veroordeling van verweerder.
2.15 Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat, gegeven deze vernietiging, naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding.
2.16 Ten aanzien van de overige grieven wordt nog het volgende overwogen. Voor wat betreft de vrees van verzoekers voor schaduwwerking en beperking van de toetreding van zonlicht in hun woningen en tuinen als gevolg van de omvang van het bouwplan is de voorzieningenrechter van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor het standpunt dat de vermindering van de bezonning niet marginaal zou zijn. Voorts kunnen de conclusies van verweerder met betrekking tot de weerkaatsing van zonlicht, mede gelet op het door adviesbureau Nieman B.V. verrichte onderzoek, in rechte stand houden. Hetgeen verzoekers in dat verband hebben aangevoerd, overtuigt niet, mede gelet op het feit dat zij geen eigen deskundigenonderzoek hebben laten verrichten. Ook de gevolgen voor het uitzicht van verzoekers tenslotte leiden niet tot het oordeel dat verweerder in zoverre niet in redelijkheid tot het thans bestreden besluit had kunnen komen.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten van 17 oktober 2008;
3.3 wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
3.4 veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 966,- (3 punten: 1 voor het beroepschrift; 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij 1 punt gelijk staat aan € 322,--) te betalen door de gemeente Heemstede aan verzoekers;
3.5 wijst het meer of anders gevorderde af;
3.6 gelast dat de gemeente Heemstede het door verzoekers betaalde griffierecht van € 290,-- (2 maal € 145,--) aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 30 januari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.