ECLI:NL:RBHAA:2009:BH2591
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.C. Terwiel-Kuneman
- I.M. Ludwig
- L. Beijen
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake monumentenvergunning voor de restauratie van de Kathedrale Basiliek St. Bavo te Haarlem
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, waarbij een monumentenvergunning is verleend aan de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo voor de restauratie van de Kathedrale Basiliek St. Bavo. De vergunning, verleend op 30 oktober 2007, bevatte een voorschrift dat overleg en overeenstemming vereist tussen de aanvrager, de architect, de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en de gemeente over de toe te passen materialen en de bescherming van de glas-in-loodramen. Eisers, bestaande uit de Stichting en het parochiebestuur, hebben beroep ingesteld omdat zij zich niet konden verenigen met dit voorschrift. Ze voerden aan dat het voorschrift een vetorecht creëert voor de RACM, die volgens de Monumentenwet slechts een adviserende rol heeft, en dat er geen beslissing is genomen op de aanvraag van de Stichting.
De rechtbank oordeelt dat de eisers ontvankelijk zijn in hun beroep, omdat zij redelijkerwijs konden aannemen dat de beroepstermijn was aangevangen op 10 november 2007. De rechtbank stelt vast dat het voorschrift dat aan de vergunning is verbonden, niet op de aanvraag van de Stichting is beslist, waardoor het bestreden besluit niet kan standhouden. De rechtbank wijst ook op het gelijkheidsbeginsel, maar concludeert dat dit niet opgaat in deze situatie, omdat de vergunningen voor andere rijksmonumenten door andere gemeentebesturen zijn verstrekt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en gelast de gemeente Haarlem om het door eisers betaalde griffierecht van € 285,- te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.