ECLI:NL:RBHAA:2009:BH0539

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4212
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ontsluitingsweg naar verzorgingsplaats Den Ruygenhoek aan rijksweg A4

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 januari 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een ontsluitingsweg naar de verzorgingsplaats 'Den Ruygenhoek' aan de rijksweg A4. De aanvraag was ingediend door eiser, die een hotel wilde bouwen nabij deze verzorgingsplaats. De minister van Verkeer en Waterstaat, als verweerder, had de aanvraag afgewezen op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). De rechtbank oordeelde dat de verzorgingsplaats deel uitmaakt van het gesloten stelsel van rijkswegen en dat de voorgestelde ontsluitingsweg de functionaliteit van deze verzorgingsplaats zou aantasten. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), waarin werd gesteld dat de verzorgingsplaats een belangrijke functie vervult voor het lange afstandsverkeer en dat het gebruik van de verzorgingsplaats als ontsluitingsroute voor een hotel geen relatie heeft met deze publieke functie. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid de vergunning had kunnen weigeren, mede gezien de verkeersveiligheid en de precedentwerking van de aanvraag. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de ABRS.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 4212
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 januari 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Schiphol-Rijk,
tegen:
de minister van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2007 heeft verweerder eisers aanvraag van 23 mei 2007 om een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor het realiseren van een ontsluiting vanaf de verzorgingsplaats ‘Den Ruygenhoek’, gelegen aan de Rijksweg A4, ten behoeve van het door eiser in de directe nabijheid te bouwen hotel, afgewezen
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 23 oktober 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 april 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 21 mei 2008, aangevuld bij brief van 25 juni 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 november 2008, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A.J.H. Athmer, J. Bours en M. Zwaan, allen werkzaam bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 1, eerste lid, Wbr wordt onder waterstaatswerken verstaan: bij het rijk in beheer zijnde wateren, waterkeringen en wegen alsmede, voor zover in beheer bij het rijk, de daarin gelegen kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, Wbr is het verboden zonder vergunning van verweerder gebruik te maken van een waterstaatswerk door anders dan waartoe het is bestemd daarin, daarop of daarover werken te maken of te behouden.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Wbr kan weigering, wijziging of intrekking van een vergunning slechts geschieden ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken. Ingevolge het tweede artikellid kunnen de in het eerste lid bedoelde besluiten mede strekken ter bescherming van aan de waterstaatswerken verbonden belangen van andere dan waterstaatkundige aard, voor zover daarin niet is voorzien door bij of krachtens een andere wet gestelde bepalingen.
2.2 ‘Den Ruygenhoek’ is een verzorgingsplaats aan de rijksweg A4 en maakt als zodanig deel uit van de rijksweg en is daarom een waterstaatswerk in de zin van de Wbr.
2.3 De functie van een verzorgingsplaats is omschreven in de “Richtlijnen voor het ontwerp van verzorgingsplaatsen langs autosnelwegen” van mei 1988 (Richtlijn 1988). Voorts zijn in de beleidsregel “Kennisgeving Voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen”, gepubliceerd in Stcrt 2004/56 (Kennisgeving 2004) nadere grenzen gesteld aan de locatie en de aard van de desbetreffende voorzieningen/verzorgingsplaatsen. Deze zijn te onderscheiden in drie soorten basisvoorzieningen: een benzinestation, een wegrestaurant en een servicestation. Daarnaast bestaan er aanvullende voorzieningen, die uitsluitend door de vergunninghouder van een basisvoorziening mogen worden aangeboden.
Voorts zijn de verzorgingsplaatsen gelegen op rijksgrond, weggebonden en weggerelateerd.
2.4 Verweerder heeft de vergunning geweigerd omdat eiser geen houder van een basisvoorziening is, geen vergunningen worden verleend voor voorzieningen die buiten de verzorgingsplaats liggen, het beoogde hotel geen functionele relatie heeft met het weggebruik, een ontsluitingsroute afbreuk doet aan de verkeersveiligheid en
inbreuk maakt op het gesloten stelsel van verzorgingsplaatsen aan rijkswegen. Verweerder heeft eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen.
2.5 Verweerder heeft tevens en naar het oordeel van de rechtbank terecht opgemerkt dat er geen wezenlijk verschil is met eisers eerdere aanvraag voor een erotisch uitgaanscentrum op dezelfde locatie en dat de uitspraak, die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) daarover heeft gedaan, onverkort van toepassing is op de huidige aanvraag ten behoeve van een hotel.
2.6 De ABRS heeft met betrekking tot deze aanvraag ten behoeve van het vestigen van een erotisch uitgaanscentrum, genaamd “City 4 Love”, in haar uitspraak van 24 januari 2007, nr 200604681/1, onder meer overwogen, dat uit de stukken, waaronder de Richtlijn 1988 en de Kennisgeving 2004, genoegzaam valt af te leiden dat een verzorgingsplaats als hier in geding deel uitmaakt van het gesloten stelsel van rijkswegen en dat dit stelsel de publieke functie heeft de weggebruiker in staat te stellen, om, zonder het wegenstelsel te verlaten, de reis te onderbreken om, onder meer, uit te rusten, zich te verzorgen, te tanken, voertuig en lading te inspecteren en informatie uit te wisselen, dit alles ten behoeve van het goede verloop van de reis.
De ABRS heeft voorts als volgt overwogen.
“Aldus vervult de verzorgingsplaats een belangrijke functie voor een goede en veilige afwikkeling van het lange afstandsverkeer en wordt voorkomen dat het achterland wordt belast met de rijksweg ten behoeve van voormelde activiteiten verlatend verkeer. (…)
De Afdeling is van oordeel dat het gebruik van de verzorgingsplaats als ontsluitingsroute voor het beoogde centrum geen relatie heeft met deze publieke functie en dat de verbinding tussen de verzorgingsplaats en het centrum het gesloten, op de publieke functie gerichte stelsel van rijkswegen en verzorgingsplaatsen doorbreekt. De verzorgingsplaats zal naar de wens van [wederpartij] immers moeten fungeren als toegangsroute naar een aan die functie wezensvreemde eindbestemming. De Afdeling is van oordeel dat de Minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het beoogde gebruik van de verzorgingsplaats afbreuk zal doen aan de functionaliteit ervan. In dat oordeel heeft de Afdeling mede betrokken hetgeen in het bestreden besluit is uiteengezet omtrent de handhaving van de ten behoeve van de beheersing van de ruimtelijke inrichting van de verzorgingsplaats gestelde eis dat de daar te vestigen voorzieningen weggerelateerd zijn, het te verwachten gebruik van de op de verzorgingsplaats aanwezige parkeerplaatsen door de bezoekers van het centrum en de aantasting van de verkeersveiligheid door het gebruik van in het bijzonder de buitenste route als doorgaande weg naar het centrum, waarbij met relatief hoge snelheden zal worden gereden op de verzorgingsplaats, met alle gevaren van dien. De Minster kon daarom, na afweging van de betrokken belangen, mede gelet op de te voorziene precedentwerking die zal uitgaan van inwilliging van de aanvraag van [wederpartij], in redelijkheid de gevraagde vergunning weigeren.”
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank gelden de voorgaande overwegingen evenzeer voor het onderhavige geding. Zo er al onderscheid valt te maken - in ruimtelijke zin, qua bezoekersaantallen of anderszins - tussen het door eiser eerder beoogde erotisch uitgaanscentrum en de thans door hem gewenste hotelvoorziening, is zulk een onderscheid in deze rechtens niet relevant. In beide gevallen maakt een ontsluitingsweg inbreuk op het gesloten stelsel van de rijkswegen en doet afbreuk aan de functionaliteit van een van dit stelsel deel uitmakende verzorgingsplaats.
De opmerking van eiser dat de inmiddels gerealiseerde reconstructie van de verzorgingsplaats tot gevolg heeft dat een ontsluiting(sroute) thans tot geen of minder verkeersproblemen op de verzorgingsplaats zal leiden, mist in deze eveneens relevantie.
2.8 Eisers beroepsgrond omtrent de schending van het gelijkheidsbeginsel treft geen doel, omdat de gevallen, waarop hij heeft gewezen, niet als gelijke gevallen zijn aan te merken. Het verderop gelegen hotel-restaurant is gebouwd/vergund vóór de in casu toepasselijke regelgeving en de door eiser genoemde SuitSupply-voorziening bevindt zich op de verzorgingsplaats en niet daarbuiten, waardoor derhalve ook geen sprake is van een (aangevraagde of vergunde) uitweg/ontsluiting.
2.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. W.J.A.M. van Brussel en H.C. Greeuw, rechters, en op 19 januari 2009 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.