2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voor-zieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.2 Blijkens het dossier heeft verweerder ook aan Benegas B.V. bij besluit van 29 mei 2008 een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de in geding zijnde propaangastank. Uit het verhandelde ter zitting kon worden afgeleid dat ook Benegas B.V. tegen de aan haar gerichte dwangsomaanschrijving is opgekomen. Evenwel is er na uitgebreide navraag bij de griffie niet gebleken dat bij deze rechtbank een beroep aanhangig is tegen een beslissing op het bezwaar genomen naar aanleiding van het door Benegas B.V. gemaakte bezwaar. Bij die stand van zaken ziet de voorzieningen-rechter geen beletsel meer om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak nu de in het onderhavige geval verkregen informatie van dien aard is dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.3 De aan eisers opgelegde dwangsombesluiten zien op de verwijdering van een propaan-gastank met een brutocapaciteit van 1,6 m3, die zich bevindt op kavels [nummers] van het chaletpark “De [naam]” aan [adres]. Deze kavels behoren toe aan eisers. Vanuit deze tank worden de chalets van eisers op het chaletpark voorzien van gas.
2.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de propaangastank een bouwvergunning nodig is en is niet bereid om deze te verlenen omdat de tank zich niet verdraagt met het vigerende bestemmingsplan.
2.5 Eisers hebben dit standpunt bestreden. Zij zijn van mening dat de tank vergunningsvrij mag worden gebouwd, onder meer omdat deze voldoet aan de milieuregelgeving.
2.6 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.7 Niet is in geschil dat de propaangastank voldoet aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Voor zover eisers hebben betoogd dat, nu de tank in overeenstemming is met de milieuregelgeving, er geen bouwvergunning benodigd is, kan dat standpunt niet worden gevolgd. Of voor een dergelijk bouwwerk een bouwvergunning nodig is, is een vraag waarvan de beantwoording los staat van de vraag of wordt voldaan aan de van toepassing zijnde milieuregelgeving.
2.8 Ter onderbouwing van zijn standpunt dat er geen sprake is van een vergunningsvrij bouwwerk heeft verweerder gewezen op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b en h, Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb).
2.9 Volgens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1 en 2 Bblb mag een bouwwerk van beperkte omvang op een erf vergunningsvrij worden opgericht, mits (onder meer) de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein minder is dan 1 m (sub 1) en de bruto-oppervlakte minder is dan 2 m2 (sub 2). In artikel 3, eerste lid, aanhef, en onder h, Bblb is bepaald dat onder de in dat artikelonderdeel genoemde voorwaarden een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening vergun-ningsvrij mag worden gebouwd.
2.10 Niet is in geschil dat de bruto-oppervlakte van de tank 2,3 m2 bedraagt. Ter zitting is namens de gemachtigde van eisers gesteld dat de propaangastank precies op de erfgrens staat, dat derhalve de oppervlakte van de tank per erf 1,65 m2 bedraagt, dat artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, Bblb van toepassing is nu aan het daarin neergelegde vereiste wordt voldaan en dat er dus sprake is van een vergunningsvrij bouwwerk. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens aangegeven dat, indien het zo is dat de tank is geplaatst op de erfgrens, de oppervlakte daarvan per erf inderdaad slechts 1,65 m2 bedraagt en dat er in zoverre dan aan het vereiste in artikel 3, eerste lid aanhef, en onder b, sub 2, voornoemd is voldaan. Uit het dossier is de voorzieningenrechter evenwel gebleken dat volgens de gemachtigde van eisers de diameter van de tank 1 m bedraagt. De tank staat blijkens de zich in het dossier bevindende foto’s op vier metalen poten, waardoor de tank net iets boven de grond ‘hangt’. Op grond hiervan moet er van worden uitgegaan dat - gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid aanhef, en onder b, sub 1, Bblb - de hoogte van de tank het maximum van 1 m met enige centimeters overschrijdt, waardoor er geen sprake is van een vergunningsvrij bouwwerk, maar, gelet op het bepaalde in artikel 5, tweede lid, aanhef, en onder a, Bblb, van een licht-bouwvergunningsplichtig bouwwerk. Toetsing aan artikel 3, eerste lid aanhef, en onder h, Bblb biedt eisers geen soelaas, omdat de propaangastank geen gebouw is.
2.11 Niet is in geschil dat voor de propaangastank geen bouwvergunning is afgegeven. In zoverre is er derhalve sprake van een illegale situatie. In geval van overtreding van een wettelijk voorschrift zal, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich onder meer voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat.
2.12 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Wormerland’ (hierna: het be-stemmingsplan). Niet is in geschil en ook de voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de tank op gronden met de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden 2 (niet-be-drijfsmatig) is geplaatst. Ingevolge artikel 16.2.2. aanhef en onder c, van de planvoorschriften geldt dat de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met voornoemde bestemming ten hoogste 2 m2 mag bedragen. In lijn met hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van de vraag of er al dan niet sprake is van een vergunningsvrij bouwwerk, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat een redelijke uitleg van voornoemd artikel 16.2.2 met zich meebrengt dat per erf moet worden bezien of aan de in dat artikel neergelegde vereisten is voldaan. Daaruit volgt derhalve dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat het betoog van verweerder dat de propaangastank in strijd is met het bestemmingsplan geen stand zal kunnen houden nu per erf de tank kleiner is dan 2 m2.
2.13 Conclusie is derhalve dat, anders dan verweerder meent, niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van concreet zicht op legalisatie. Verweerder zal nader dienen te onderzoeken of ook anderszins is voldaan aan de vereisten voor het alsnog verkrijgen van een lichte bouwvergunning voor de tank. In dat verband wordt nog opgemerkt dat ter zitting verweerders gemachtigde weliswaar heeft gewezen op het met het bestem-mingsplan strijdige - permanente - gebruik van de chalets, maar hieraan zal voorbij worden gegaan nu in het bestreden besluit met zoveel woorden is aangegeven dat de vraag of de propaangastank al dan niet is geplaatst om permanent wonen te faciliteren niet ter zake doet.
2.14 Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is gebrekkig gemotiveerd (artikel 7:12, eerste lid, Awb). De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en de primaire besluiten schorsen op de hierna vermelde wijze.
2.15 Blijkens het ingeleverde ‘Formulier Opgave Proceskosten’ heeft [eiser] aan ge-maakte proceskosten opgegeven een bedrag van € 10,-- voor het maken van een inter-nationaal telefoongesprek, een bedrag van € 220,-- aan reis- en adviseringskosten ex-clusief BTW gemaakt door [naam] en heeft [eiser] een ‘snippermiddag’ genomen a € 25,-- per uur. Gelet op het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder d en e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht zal de voorzieningenrechter de telefoon-kosten en de verletkosten toewijzen derhalve tot een bedrag van € 110,-- (4 uren a € 25,-- per uur plus € 10,--). Nu niet aannemelijk is dat sprake is van kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding in zoverre afgewezen. Tot slot zal verweerder worden gelast eisers het betaalde griffierecht te vergoeden.