ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6313

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3012
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot bouwen van permanente lokalen voor primair onderwijs in nieuwbouwwijk Dijkwijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 november 2008 uitspraak gedaan over het besluit van de gemeente Edam-Volendam om elf permanente lokalen toe te delen aan verschillende stichtingen voor primair onderwijs in de nieuwbouwwijk Dijkwijk. Het primaire besluit van 13 juli 2005, waarin de toedeling van lokalen en bijbehorende kredieten werd geregeld, werd door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de toedeling niet kon worden gehandhaafd, omdat de voor Dijkwijk geoormerkte gelden niet konden worden aangewend voor uitbreiding wegens ruimtegebrek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouw van de nieuwbouwwijk vertraging heeft opgelopen en dat er op het moment van de uitspraak geen sprake was van ruimtegebrek voor de betrokken stichtingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 13 juli 2005, voor zover het betrekking had op de toedeling van lokalen aan de Stichting Confessioneel Primair Onderwijs regio Waterland en eiseres, ingetrokken. Tevens is de gemeente Edam-Volendam veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 3012
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 november 2008
in de zaak van:
Stichting Primair & Openbaar Onderwijs in de Regio Waterland en Oostzaan,
gevestigd te Purmerend,
eiseres,
gemachtigde: mr. V.G.A. Kellenaar, juridisch adviseur te Woerden,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,
verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2005 heeft de raad van de gemeente Edam-Volendam besloten elf nieuw te bouwen permanente lokalen toe te delen aan 1a) Stichting Katholiek Onderwijs Volendam (hierna: SKOV) (acht lokalen), 1b) Stichting Confessioneel Primair Onderwijs regio Waterland (hierna: CPOW) (twee lokalen) en 1c) eiseres (één lokaal) alsmede aan eerdergenoemde Stichtingen voor de bouw en inrichting van die lokalen, in de vorm van dependances of uitbreiding van bestaande scholen krediet te verstrekken ter grootte van 2a) € 1.539.673,73 voor de Stichting Katholiek Onderwijs Volendam, 2b) € 429.700,90 voor Stichting Confessioneel Primair Onderwijs regio Waterland en 2c) € 265.611,90 voor eiseres.
Bij besluit van 30 maart 2006 heeft de raad het bezwaar van 18 juli 2005 van CPOW hiertegen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2006 (zaaknummer AWB 06-4736) heeft de rechtbank Haarlem het hiertegen gerichte beroep van CPOW gegrond verklaard en het besluit van 30 maart 2006 vernietigd.
Bij besluit van 26 juni 2007, verzonden 13 augustus 2007, heeft verweerder, opnieuw beslissend op het bezwaar van CPOW van 18 juli 2005, het bezwaar van CPOW gegrond verklaard en het primaire besluit van 13 juli 2005 ingetrokken wat betreft de onderdelen 1b, 1c, 2b en 2c, zijnde toedeling van lokalen en de verstrekking van kredieten voor de realisatie daarvan aan CPOW en eiseres en de bekostiging af te wijzen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 augustus 2007 bezwaar ingesteld. Verweerder heeft ingestemd met het in het bezwaarschrift vervatte verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a, Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 april 2007, alwaar namens eiseres diens gemachtigde mr. V.G.A. Kellenaar en J. Beugel, directeur van de Piramide, zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door S.J. Smit, werkzaam bij de gemeente Edam-Volendam.
Het beroep is samen met het beroep met zaaknummer 07-2395 ter zitting behandeld.
2.Overwegingen
2.1 Allereerst overweegt de rechtbank dat tegen het hier bestreden besluit van 26 juni 2007 beroep openstaat. Dit is gelegen in het feit dat na vernietiging door de bestuursrechter van het besluit op bezwaar 30 maart 2006 een nieuw besluit op het bezwaar van de CPOW van 18 juli 2005 moest worden genomen. Deze nieuwe beslissing op bezwaar is het hier betreden besluit van 26 juni 2007. De vermelding door verweerder van een bezwaarclausule onder dit besluit is dan ook niet juist.
Het bezwaar van eiseres dient gelet op het vorenstaande aangemerkt te worden als beroepschrift. De bepaling in artikel 7:1a Awb met betrekking tot rechtstreeks beroep is gelet op het vorenstaande dan ook niet van toepassing.
De rechtbank neemt het bezwaarschrift, als doorgezonden door verweerder ingevolge artikel 6:15 Awb, in ontvangst ter verdere behandeling als beroepschrift.
2.2 Ingevolge artikel 6:13 Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft ingediend.
2.3 In het primaire besluit van 13 juli 2005 is aan eiseres één lokaal toebedeeld met het daarbij behorende krediet. Nu eiseres hier niet tegen is opgekomen moet het ervoor worden gehouden dat zij zich kon vinden in dit besluit. Bij het nu bestreden besluit is deze aanspraak van eiseres echter ingetrokken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 13 juli 2005 en pas is opgekomen tegen het hier bestreden besluit van 26 juni 2007. Eiseres kan dan ook ontvangen worden in haar beroep.
2.4 Op 21 december 2004 heeft de raad, met oog op de realisatie van de nieuw te bouwen Dijkwijk, een bedrag van € 2.636.041,65 opgenomen in het huisvestingsprogramma voor de bouw en inrichting van een permanent schoolgebouw met elf lokalen voor basisonderwijs in Dijkwijk.
Nadat was gebleken dat de realisatie in Dijkwijk van één permanente school met verschillende denominaties niet haalbaar was, heeft de raad bij besluit van 13 juli 2005 de eerder gereserveerde gelden geoormerkt door deze toe te delen aan de verschillende denominaties. De raad heeft op grond van het zogenaamde belangstellingspercentage, zoals genoemd in artikel 76 Wet op het primair onderwijs (WPO) de elf lokalen verdeeld over de verschillende denominaties. Aan SKOV heeft de raad acht lokalen toebedeeld, aan CPOW twee lokalen en aan eiseres één lokaal.
2.5 Bij uitspraak van 21 december 2006 (zaaknummer 06-4736) heeft de rechtbank geoordeeld dat de raad bij de toedeling ten onrechte is uitgegaan van het belangstellingspercentage zoals genoemd in artikel 76 WPO, nu er geen sprake is van stichting van een nieuwe school, maar van uitbreiding van bestaande scholen. Gelet hierop diende de raad zijn toedeling te baseren op punt 1.3 sub b van Bijlage I van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de gemeente Edam-Volendam (hierna: de Verordening), zijnde de prognose van het aantal leerlingen op de school waarvoor uitbreiding wordt gevraagd. Nu dit niet was gebeurd kon het besluit niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 30 maart 2006 vernietigd.
2.6 Verweerder heeft vervolgens op 26 juni 2007 in heroverweging opnieuw beslist op de bezwaren van de CPOW.
2.7 Ambtshalve onderzoekt de rechtbank of verweerder bevoegd was in heroverweging te besluiten op een eerder door de raad genomen besluit.
2.8 Op 8 maart 2006 is de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden (Stb. 2005, nr. 532) in werking getreden. Hiermee is – voor zover hier van belang – de bevoegdheid als opgenomen in de WPO ten aanzien van de vaststelling van het huisvestingsprogramma voor onderwijs op het grondgebied van de gemeente, van de gemeenteraad overgegaan naar het college van burgemeester en wethouders. Voorts is in artikel LXXIII, vierde lid, van deze wet bepaald dat terzake van beslissingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn genomen, ten aanzien waarvan na dat tijdstip een ander bestuursorgaan bevoegd is, het bezwaar of beroep wordt behandeld door dat andere bestuursorgaan. Gelet hierop was verweerder bevoegd het hier bestreden besluit te nemen.
2.9 Verweerder heeft in heroverweging aanleiding gezien het bezwaar van de CPOW gegrond te verklaren gelet op het eerder door de rechtbank geconstateerde motiveringsgebrek. Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat de toedeling van de te bouwen lokalen verband hield met de bouw van een nieuwe woonwijk in de Zuidpolder Oost. Omdat de bouw van deze wijk is uitgesteld, is de grond aan het besluit komen te ontvallen. Vervolgens heeft verweerder met toepassing van punt 1.3 van bijlage I van de Verordening, geconcludeerd dat de CPOW in de huidige situatie geen ruimtegebrek heeft, zodat op dit moment geen sprake kan zijn van uitbreiding van een bestaande school. Ten aanzien van eiseres heeft verweerder eenzelfde conclusie getrokken. Verweerder concludeert dat toedeling van lokalen aan de CPOW en eiseres, zoals opgenomen in het raadsbesluit van 13 juli 2005 niet behoeft te worden uitgevoerd, zodat derhalve voor het verstrekken van krediet aan deze twee denominaties geen aanleiding meer is. Verweerder zag hierin aanleiding het besluit van 13 juli 2005, voor zover dit betrekking had op de CPOW en eiseres, in te trekken.
2.10 Het in stand laten van het besluit van 13 juli 2005 voor zover dit zag op de realisatie van acht lokalen voor de SKOV, baseert verweerder op het feit dat de SKOV ook in de huidige situatie ruimtegebrek heeft aangetoond. Dit ruimtegebrek was gevolg van een onverwacht grote stroom leerlingen uit het ‘Middengebied’. De uitbreiding voorziet in de uitbreiding met acht lokalen van basisschool ’t Kofschip op het terrein van de St. Petrusschool aan de Schoklandstraat.
2.11 Eiseres betoogt dat verweerder het besluit van 13 juli 2005 ten onrechte heeft ingetrokken nu daarvoor geen grond is als bedoeld in artikel 4:49 Awb.
2.12 Ingevolge artikel 4:49, eerste lid, Awb – voor zover hier van belang – kan het bestuursorgaan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld.
2.13 De rechtbank stelt vast dat het besluit van 13 juli 2005, waarbij de toedeling van lokalen en daarbij behorend krediet aan de drie denominaties is gegeven, is genomen met oog op het realiseren van voorzieningen voor de nieuw te bouwen Dijkwijk. Deze wijk is nog in ontwikkeling en nog niet gerealiseerd. De planologische ontwikkeling heeft vertraging opgelopen als gevolg van de gedeeltelijke vernietiging van de goedkeuring van het bestemmingsplan “Zuidpolder-Oost” bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 september 2006.
Gelet hierop kan verweerder gevolgd worden in zijn betoog dat van ruimtegebrek als gevolg van toestroom van leerlingen uit de nieuwbouwwijk, welke vertaald dient te worden in uitbreiding van het aantal lokalen, ten tijde van het bestreden besluit niet kan worden gesproken. Nu kan worden gesproken van gewijzigde omstandigheden was verweerder bevoegd om over te gaan tot intrekking van het besluit van 13 juli 2005 op grond van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb en heeft hij ook in redelijkheid aanleiding kunnen zien om dit besluit daadwerkelijk in te trekken.
2.14 Eiseres betoogt voorts dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij eiseres geen sprake is van ruimtegebrek.
2.15 Nu, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.13 al is overwogen, de toedeling in het besluit van 13 juli 2005 uitsluitend is gedaan met oog op de realisering van de Dijkwijk en vaststaat dat de gronden die eiseres aanvoert ter onderbouwing van het gestelde ruimtegebrek geen betrekking hebben op mogelijke aanwas van leerlingen uit die nog te realiseren wijk, kan het betoog van eiseres reeds hierom niet slagen.
2.16 Eiseres betoogt voorts dat het feit dat het besluit van 13 juli 2005 niet in zijn geheel is ingetrokken, nu het ten aanzien van de derde denominatie – de SKOV – in stand is gelaten, willekeurig is.
2.17 Dit betoog treft doel. Het gegeven dat de SKOV wel heeft aangetoond in het jaar 2005 ruimtegebrek te hebben is geen grond om het op haar betrekking hebbende deel van het besluit van 13 juli 2005 in stand te laten. De toedeling van lokalen aan de SKOV berust namelijk op geheel andere gronden, dan het realiseren van onderwijsvoorzieningen voor leerlingen uit de Dijkwijk. Het ruimtegebrek was ontstaan als gevolg van de grote toestroom van leerlingen uit het ‘Middengebied’. Verweerder heeft in deze behoefte van uitbreiding ten onrechte aanleiding gezien de bij besluit van 13 juli 2005 voor de Dijkwijk geoormerkte gelden toe te kennen aan de SKOV.
2.18 Nu ook voor de SKOV, evenals voor CPOW en eiseres, geldt dat met oog op de ontwikkeling van de Dijkwijk, nog geen ruimtegebrek kan worden aangetoond, heeft verweerder ten onrechte niet ook het besluit van 13 juli 2005, voor zover dit betrekking had op de SKOV ingetrokken.
2.19 Het beroep is gegrond.
2.20 De rechtbank verwijst voorts naar de uitspraak van de enkelvoudige kamer van dezelfde datum als de onderhavige uitspraak (zaaknummer AWB 07-6340) betreffende het beroep van de CPOW tegen hetzelfde bestreden besluit, waarin de enkelvoudige kamer het bestreden besluit van 26 juni 2007 reeds heeft vernietigd, alsmede aanleiding heeft gezien zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 13 juli 2005 heeft herroepen. De betreffende uitspraak is aangehecht.
Gelet hierop is er voor de rechtbank in het onderhavige beroep geen aanleiding meer hetzelfde te bepalen.
2.21 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, te betalen door de gemeente Edam-Volendam aan eiseres;
3.3 gelast dat de gemeente Edam-Volendam het door eiseres betaalde griffierecht van
€ 285,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechters, en op 20 november 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.