ECLI:NL:RBHAA:2008:BG4904

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800851-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Haarlemse richtlijn in Schiphol-drugskoerierszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 mei 2008 te Schiphol bijna tien kilo cocaïne had ingevoerd. De rechtbank oordeelde dat de Haarlemse richtlijn voor straftoemeting van toepassing was, ondanks een recent arrest van het Hof Amsterdam dat de landelijke LOVS-richtlijn voor drugskoeriers had geïntroduceerd. De rechtbank stelde vast dat de pleegdatum vóór de wijziging van de richtlijn lag, waardoor de Haarlemse richtlijn moest worden toegepast. De verdachte, geboren in Estland en thans gedetineerd, werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en diverse proces-verbaal en deskundigenrapporten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een straf van 40 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook dat de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder vliegtickets en telefoons, verbeurd verklaard moesten worden, omdat deze gebruikt waren bij het plegen van het feit. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Haarlemse richtlijn in gevallen die vóór de wijziging van de LOVS-richtlijn zijn gepleegd, en de noodzaak om de straftoemeting voorspelbaar te houden voor verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800851-08
Uitspraakdatum: 19 november 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 november 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Estland),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 9799,4 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 9 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 9799,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 9 mei 2008 (dossiernummer [nummer], dossierparagraaf 2.3);
3. het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossiernummer [nummer] dossierparagraaf 2.7);
4. het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 15 mei 2008.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij het bepalen van deze eis heeft de officier van justitie de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS inzake drugskoeriers als uitgangspunt genomen. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 4 november 2008. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat alle goederen op de beslaglijst verbeurd worden verklaard, omdat met behulp van deze goederen het tenlastegelegde feit is begaan of voorbereid.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van een grote hoeveelheid, te weten bijna tien kilo, van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir de oriëntatiepunten straftoemeting inzake drugskoeriers van het LOVS als uitgangspunt genomen ter bepaling van de op te leggen straf. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 4 november 2008. In dit arrest is de volgende passage opgenomen:
“Anders dan het hof tot nu toe heeft gedaan, zal het vanaf nu, om redenen van rechtsgelijkheid, in plaats van de door de rechtbank Haarlem ontwikkelde richtlijnen, in zaken van smokkel van verdovende middelen naar Nederland via de luchthaven Schiphol bij het bepalen van de op te leggen straf in beginsel uitgaan van de landelijke LOVS-richtlijn inzake drugskoeriers, zoals die tot nu toe gold voor alle drugskoeriers met uitzondering van Schipholzaken. De reden hiervoor is dat – anders dan tot nu toe geruimte tijd het geval is geweest – onder de huidige omstandigheden de enkele reden dat verdovende middelen via de luchthaven Schiphol het land zijn binnengesmokkeld onvoldoende rechtvaardiging biedt voor afwijkende straftoemeting ten opzichte van de straftoemeting in strafzaken waarin sprake is van het binnensmokkelen van verdovende middelen in Nederland op andere luchthavens of via andere grensovergangen of havens.”
De officier van justitie heeft de toepasselijkheid van de LOVS-richtlijn als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak, welk een feit betreft gepleegd vóór 4 november 2008 de LOVS-richtlijn in ieder geval niet dient te worden toegepast, maar dat de door de rechtbank Haarlem ontwikkelde richtlijn (hierna: de Haarlemse richtlijn) dient te worden toegepast. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De straftoemeting in Schipholzaken wordt in hoofdzaak bepaald door het gewicht van de ingevoerde drugs, veelal cocaïne. Dit brengt met zich dat de straftoemeting een hoge mate van voorspelbaarheid heeft en dat daar door verdachten ook een zeker verwachtingspatroon aan kan worden ontleend. De rechtbank wijst erop, dat zowel de LOVS-richtlijn als de Haarlemse richtlijn zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl, waarbij nog opgemerkt dient te worden dat zelfs in de laatst bijgewerkte en gepubliceerde LOVS-richtlijn inzake drugskoeriers van 1 november 2008 uitdrukkelijk staat vermeld 'met uitzondering van Schipholzaken'.
Hoewel straftoemetingsoriëntatiepunten niet als recht in de zin van art. 79 RO kunnen worden beschouwd (HR 3 december 2002, NJ 2003, 570) is de rechtbank van oordeel dat bij wijziging van de oriëntatiepunten voor Schipholzaken (gezien het feit dat het gewicht van de drugs in beginsel het enige straftoemetingscriterium is) het moment van behandeling ter terechtzitting van de strafzaak niet als beslissend voor de toepasselijkheid van een andere richtlijn mag gelden. Dit geldt in de onderhavige zaak des te meer omdat de LOVS-richtlijn strenger is dan de Haarlemse richtlijn.
Gezien het hiervoor overwogene en mede tegen de achtergrond van art. 1 lid 2 Sr is de rechtbank van oordeel dat in casu de Haarlemse richtlijn dient te worden toegepast en dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van het geval noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen.
6.3 Verbeurdverklaring:
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: drie vliegtickets, een vluchtreservering, een instapkaart, een claimtag, twee telefoontoestellen en een bagagelabel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van strafrecht: 33, 33a;
Opiumwet 2, 10.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (VEERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Vliegticket, KLM [nummer];
- 1.00 STK Vliegticket, KLM [nummer];
- 1.00 STK Vliegticket, VLM-Airlines [nummer];
- 1.00 STK Formulieren, YBVLM, vluchtreservering;
- 1.00 STK Instapkaart, KLM;
- 1.00 STK Claimtag, KLM [nummer];
- 1.00 STK Telefoontoestel, kl: grijs, NOKIA;
- 1.00 STK Telefoontoestel, kl: zwart, ZTE;
- 1.00 STK Label, KLM, [nummer].
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mrs. W.A.F. Jansen en M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2008.