ECLI:NL:RBHAA:2008:BG3596

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740628-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake uitkeringsfraude en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte had in strijd met de waarheid op inlichtingenformulieren van de uitkeringsinstantie UWV aangegeven dat hij geen werkzaamheden had verricht, terwijl hij in werkelijkheid inkomsten genoot uit verschillende eenmanszaken en websites. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder het argument dat de verdachte niet ontvankelijk was in de vervolging omdat er een bezwaarprocedure bij het UWV liep. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had door zijn handelen misbruik gemaakt van gemeenschapsgelden en het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel geschaad. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en het opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens aan het UWV, wat leidde tot een onterecht ontvangen uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740628-07
Uitspraakdatum: 29 oktober 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op omstreeks 30 november 1999 , althans op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 26 november 1999 tot en met 6 december 1999 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, terwijl aan hem, verdachte, een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering was toegekend, een geschrift, te weten een (inlichtingen)formulier 'opvragen gegevens' (zie bijlage 3), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk valselijk - niet, in elk geval niet volledig, op genoemd geschrift vermeld dat hij, verdachte, (in of omstreeks de periode van 14 april 1999 tot en met 30 november 1999) werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten genoot [voor/uit (onder meer) eenmanszaak [eenmanszaak 1] en/of [eenmanszaak 2] en/of [website 1]] en/of - voornoemd geschrift voorzien van een handtekening ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgave(n), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2000 tot en met 31 augustus 2007 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 80 Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, (in die periode en op die plaats) op generlei wijze aan voornoemd Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte en/of had verricht en/of inkomsten genoot en/of had genoten [voor/uit (onder meer) eenmanszaak [eenmanszaak 1] en/of [eenmanszaak 2] en/of [website 1] en/of voor/uit eenmanszaak [eenmanszaak 3] en/of [eenmanszaak 4] en/of voor/uit de website '[website 2]'].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
2.1 Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat sprake is van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, nu prematuur is gedagvaard. Verdachte heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering door het UWV en de uitkomst van dit bezwaarschrift diende door het openbaar ministerie te worden afgewacht alvorens tot dagvaarden over te gaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De officier van justitie heeft een eigen discretionaire bevoegdheid om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. In casu heeft een opsporingsonderzoek plaatsgevonden dat tot deze strafrechtelijke procedure heeft geleid. Het strafrechtelijke verwijt dat de verdachte door de officier van justitie wordt gemaakt staat los van een eventuele bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank is daarom van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Bewijs
4.1. Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. tengelastgelegde feit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het terugvorderingsbesluit van het UWV niet de periode betreft zoals genoemd in de tenlastelegging. Dientengevolge ontbreekt de materiële wederrechtelijkheid en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde feit heeft de raadsman bepleit dat verdachte niet aantoonbaar inkomen heeft genoten naast zijn WAO-uitkering en derhalve ook niets behoefde op te geven aan de uitkeringsinstantie, zodat hij ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte werkzaamheden heeft verricht en inkomsten heeft genoten in de bedoelde periode en dat hij dit niet heeft gemeld aan het UWV. Verder is de rechtbank ter zake van het onder 1. tenlastegelegde van oordeel dat de stelling, inhoudend
dat door de uitkeringsinstantie geen beslissing tot terugvordering is genomen, niet relevant is voor de vraag of tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 30 november 1999 te Heemskerk, terwijl aan hem, verdachte, een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering was toegekend, een geschrift, te weten een (inlichtingen)formulier 'opvragen gegevens', zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk valselijk - niet op genoemd geschrift vermeld dat hij, verdachte, (in de periode van 14 april 1999 tot en met 30 november 1999) werkzaamheden verrichtte en inkomsten genoot [voor/uit (onder meer) eenmanszaak [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 2] en [website 1]] en
- voornoemd geschrift voorzien van een handtekening ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgave, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Feit 2:
hij in de periode van 01 juli 2000 tot en met 31 augustus 2007 te Heemskerk, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 80 Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, (in die periode en op die plaats) op generlei wijze aan voornoemd Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte en inkomsten genoot [voor/uit (onder meer) eenmanszaak [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 2] en [website 1] en voor/uit eenmanszaak [eenmanszaak 3] en [eenmanszaak 4] en voor/uit de website '[website 2]'].
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
In 1999 heb ik voor mijn schoonzus een site bedacht op horoscoopgebied. Op die site konden ook boekjes worden besteld die mijn schoonzus dan maakte. Ik bracht die boekjes naar het postkantoor ter verzending. Ik deed ook de boekhouding. Ik vinkte de bankafschriften af en schreef alles in een schriftje. Op [website 3] hield ik de horoscopen bij. Er was ook veel emailverkeer tussen mij en [betrokkene]. [Betrokkene] ontwikkelde internetservices. Zij stuurde elke maand een mail over de opbrengsten en dan maakte ik een factuur. Ik verrichtte de betalingen. Er was een bepaalde verdeling afgesproken. Ik was een soort contactpersoon. Het zou kunnen zijn dat de indruk naar buiten toe was dat ik de grote man was. Mijn dochter heeft de site [eenmanszaak 4] en daar doe ik ook de boekhouding voor.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (nummer 585134, bijlage 15) van verdachte d.d. 16 juli 2007 om 15.00 uur, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
- In 1999 ben ik samen met mijn schoonzus begonnen met horoscopen op internet.
- Zij heeft in 1999 [bedrijf 1] in laten schrijven bij de Kamer van Koophandel. Ik kon dat vanwege mijn WAO-uitkering niet doen.
- Ik beheer inderdaad [website 2] voor de [website 3].
- De bankpassen van [eenmanszaak 2] en [eenmanszaak 1] herken ik. De handtekeningen zijn van mij.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (nummer 585134, bijlage 15) van verdachte d.d. 17 juli 2007 om 09.30 uur en om 12.15 uur, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
- Ik heb in 1999 de eerste website van [eenmanszaak 1] ontworpen en gebouwd. [website 2] en [eenmanszaak 2] hebben twee activiteiten, namelijk betaalhoroscopen en het uitgeven van horoscopen in boekvorm. Ilse Media is eigenaar van [website 2] en [eenmanszaak 4], in de persoon van mijn dochter is eigenaar van [eenmanszaak 2].
- Alle andere activiteiten worden door mij en mijn dochter gedaan.
- Op dit moment hebben we ongeveer 24 betaalhoroscopen.
- De verhouding in de werkzaamheden in [eenmanszaak 1] is sinds 2002 85-15%, waarvan dan 15% voor mijn schoonzus en 85% voor mij. Voor die tijd was de verhouding 60 (schoonzus) – 40 (voor mij) %. Voor [eenmanszaak 4] ligt de verhouding sinds begin 2007 50 – 50% voor mij en mijn dochter. Voor 2006 lag 90% van de werkzaamheden bij mij.
- Ik moest soms het hele land doorrijden. De werkdruk was soms erg hoog. Als je het gemiddeld neemt, zou een werkweek van 25 uur wel kunnen.
- Alleen [eenmanszaak 4] treedt naar buiten. De administratie en bedrijfsvoering vinden plaats op mijn adres.
- Terugkijkend ben ik stom bezig geweest. Ik heb op al die formulieren ‘nee’ aangekruist op de vraag of ik had gewerkt.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (nummer 585134, bijlage 5) van [getuige 1] (dochter verdachte) d.d. 16 juli 2007, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
- Ik ben een paar jaar geleden begonnen met het bedrijf, dat eerst [eenmanszaak 3] heette en daarna [eenmanszaak 4] is gaan heten.
- Alle ideeën zijn van mijn vader afkomstig. Het opzetten van de site is het werk van mijn vader, alsook het technische gedeelte en de boekhouding.
- Het klopt dat mijn vader [website 2] onderhoudt.
- Van de zakelijke rekening van [eenmanszaak 4] delen mijn vader en ik een bankpas.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (nummer 585134, bijlage 6) van [getuige 2] (schoonzus verdachte) d.d. 16 juli 2007, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
- Sinds 14 april 1999 is het bedrijf [bedrijf 2] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit bedrijf bestaat uit meerdere diensten, te weten [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 2]. Deze laatste is de website.
- Ik houd me alleen met de boekjes bezig.
- De inhoud van de site heeft [verdachte] erop gezet.
- Voordat ik met [bedrijf 2] begon, onderhield [verdachte] al een horoscopenpagina op [website 3].
- De afspraken die we met bijvoorbeeld astrologen maken, worden vastgelegd in contracten. Ik teken die contracten, maar [verdachte] regelt alles. [Verdachte] regelt de boekhouding, doet bestellingen, stelt contracten op enz.
- Vanaf 2006 doe ik enkel nog de boekjes die via de website binnenkomen. Dit zijn er ongeveer 30 per week en dat kost me 3 uur per dag werk.
• Melding via email van [betrokkene] aan het Centraal Meldpunt Fraude UWV d.d. 16 oktober 2006 (bijlage 2 bij proces-verbaalnummer 585134), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer dat:
- zij een paar jaar lang een samenwerking heeft gehad met [verdachte].
- dat [verdachte] op de websites [website 1], [website 4] en [website 2] horoscopen aanbiedt, zowel online als in boekvorm. Voor de online horoscopen maakte [verdachte] tot voor kort gebruik van hun internetservice.
- [verdachte] beheerder is van de dochterpagina [website 5] van [website 3].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (nr. 585134, bijlage 4) van [getuige 3] d.d. 10 april 2007, waarin hij onder meer - zakelijk samengevat – heeft verklaard:
- Ik heb samen met mijn vrouw [betrokkene] het bedrijf [bedrijf 3]. In 2003 kwamen wij in contact met [verdachte]. Mijn vrouw schrijft de content en ik ontwikkel de software. Ons bedrijf leverde content voor [website 2] welke wordt beheerd door [verdachte] in opdracht van het bedrijf [website 3].
- Volgens mij heeft [verdachte] een omzet van ongeveer € 3.500,- per maand uit de horoscopen. De verkoop in boekvorm van horoscopen schat ik tussen de € 5.000,- en € 7.000,- per maand.
• schriftelijk stuk, te weten overzicht betalingen van [getuige 3] aan verdachte van eind 2003 tot 15 september 2006 (nr. 585134, bijlage 10);
• schriftelijke stukken, te weten vier inlichtingenformulieren (nr. 585134, bijlage 3) over de jaren 1999 tot en met 2002, waarop verdachte heeft aangekruist niet te hebben gewerkt en waarin verdachte geen melding maakt van inkomsten uit activiteiten met horoscopen op internet.
• schriftelijke stukken, te weten emailverkeer (nr. 585134, bijlage 17) tussen verdachte en [betrokkene] van eind 2003 tot 15 september 2006, inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer dat:
- date: 2-5-2005: ik neem aan dat we opbrengsten op dezelfde manier gaan verdelen zoals we deden voor de twee horoscopen die er al op stonden. Dus 25% voor de schrijver en de rest 50/50. Groetjes [verdachte].
- date: 6-1-2006: zullen we de geheime liefdeshoroscoop maar weer omdopen in Valentijn horoscoop? Gaat zeker geld opleveren. Groetjes [verdachte].
- date: 20-01-2006: Bij het testen van het affiliateprogramma en het vergelijken met de huidige teksten etc. heb ik het volgende gevonden (…..) Gezien het aantal opmerkingen en eventuele wijziging gaat mijn voorkeur nu toch uit naar de huidige Target Media versie (…) Brengt wat meer op; geen probleem meer met de plaats van switchpoint betaalmogelijkheid en m.i. veel eenvoudiger aan te passen door er een andere stylesheet in te zetten (….) P.S. indien ik horoscooponline aan ga passen zou ik eigenlijk ook daar over willen naar de Targetmedia betaling (…)
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De hierboven opgenomen schriftelijke stukken worden slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1: valsheid in geschrift.
Ten aanzien van feit 2: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door op het inlichtingenformulier van de uitkeringsinstantie UWV aan te kruisen dat hij geen inkomsten genoot. Verdachte heeft tegenover het UWV relevante gegevens verzwegen. Daardoor is deze instelling niet in staat geweest de juiste WAO-uitkering voor verdachte te bepalen.
Verdachte is in 1999 begonnen met het beheren en onderhouden van horoscopen op internet. Het bedrijf, genaamd [bedrijf 2] is in april 1999 door de schoonzus van verdachte ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Uit verklaringen van getuigen, en overigens ook de verklaring van verdachte zelf, komt naar voren dat verdachte voor het bedrijf het gezicht naar buiten was en dat hij alle contacten regelde. Alle correspondentie, waaronder heel veel emailverkeer, liep via verdachte.
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van gemeenschapsgelden en hij heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf op haar plaats is dan een die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Uit het oogpunt van gelijke behandeling van gelijke gevallen is daarin gecompenseerd de in het nadeel van verdachte uitvallende gevolgen van de wijziging van het stelsel van de vervroegde invrijheidstelling in dat van de voorwaardelijke invrijheidstelling, nu de Memorie van Toelichting bij deze wijziging aldus moet worden begrepen, dat het niet de bedoeling van de wetgever is dat deze wijziging netto een strafverzwarend effect heeft.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
225, 227b van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (zegge: dertien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 5 (zegge: vijf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
en mrs. E.J. Hofstee en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. C.J.V. Venrooij en D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2008.
Mr. G. Demmink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.