ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2211

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800955-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne op Schiphol

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 12 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Santo Domingo, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij enkel met een medeverdachte naar Schiphol was gegaan om een koffer op te halen zonder kennis van de inhoud, ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne, die in de koffer was verborgen. De verdachte had samen met de medeverdachte de koffer opgehaald, waarvan de inhoud bekend was bij de medeverdachte. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook op proces-verbaal van de politie. De rechtbank achtte het tenlastegelegde opzet en medeplegen bewezen, en verwierp het verweer van de verdediging. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd, waaronder een mobiele telefoon van het merk Samsung, die gebruikt was bij de invoer van de cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800955-08
Uitspraakdatum: 12 september 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Santo Domingo (Dominicaanse Republiek),
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in de periode van 26 mei 2008 tot en met 28 mei 2008, althans op of omstreeks 26 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 3003,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij in de periode van 26 mei 2008 tot en met 28 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Ik ben met [medeverdachte] naar Schiphol gegaan om daar een achtergebleven koffer op te halen. De voorzitter vraagt mij naar het sms-bericht dat op 28 mei 2008 om 1:28 uur naar mij is verzonden met de tekst: ‘Je moet martina eerst proberen ik weet bijna zeker dat het daar is zo niet moet je de witte zwaan hebben met de nr van de tweede trip’ en vraagt waar ‘witte zwaan’ en ‘martina’ voor staan. Witte zwaan staat voor KLM en Martina staat voor Martinair. Dat zijn afkortingen in de straattaal die wij gebruiken. De voorzitter vraagt mij naar een niet verzonden sms-bericht in mijn mobiele telefoon met de tekst ‘Skb ata golfreiskoffers’. [medeverdachte] wist het merk van de koffer niet. Ik ging met mijn zusje op internet zoeken bij de zoekmachine Google. Zij had informatie gekregen van [medeverdachte] en toen kwamen we hier op uit. Zodoende wist ik dat het om een golfkoffer ging. Zo wist [medeverdachte] naar welke koffer hij moest vragen. Het sms-je met de tekst MP399330 zit in mijn telefoon omdat [medeverdachte] mij vanaf het vliegveld op de Dominicaanse Republiek belde met het verzoek om dat nummer te bewaren;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 29 mei 2008 (dossierparagraaf 2.3), waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: In Rotterdam vroeg iemand aan mij of ik een koffer kon meebrengen. Ik moest daarvoor naar de Dominicaanse Republiek gaan. Ik hoefde die koffer niet zelf te pakken, ik moest hem alleen inchecken. Ik zou hiervoor 3000 euro krijgen. Toen ik in Nederland kwam, zeiden ze dat het niet goed was gegaan en dat ik het geld niet kreeg;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 26 mei 2008 (dossierparagraaf 1.2 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat tijdens controle met röntgenapparatuur van bagage uit het vliegtuig met het vluchtnummer MP 603 PH-MCG, afkomstig uit de Dominicaanse Republiek, één van de koffers een dusdanig afwijkend scanbeeld opleverde dat verbalisanten het vermoeden hadden dat zich in de koffer verdovende middelen bevonden. Deze koffer was voorzien van een claimtag met het nummer 0129 MP 399330 en op naam gesteld van [medeverdachte]. Verbalisanten openden de koffer, waar een zwarte tas in zat. In deze tas zaten drie met tape omwikkelde pakketten;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 28 mei 2008 (dossierparagraaf 1.3), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat op 26 mei 2008 omstreeks 11:30 uur voornoemde koffer niet was geclaimd en door verbalisanten van de bagageband is gehaald en in beslag is genomen. Het betrof een zwarte, hardschalige reiskoffer voor golfclubs;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 28 mei 2008 (dossierparagraaf 1.4), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat uit verstrekking van de passagiersgegevens van Martinair van de vlucht MP603 blijkt dat passagier [medeverdachte] aan boord heeft gezeten en één stuks bagage met een gewicht van 11 kilogram en het claimnummer 0129-MP-399330 heeft ingecheckt. De supervisor bagageservice van Martinair heeft tegenover verbalisant verklaard dat er door [medeverdachte] navraag was gedaan naar zijn bagage, waarbij [medeverdachte] had aangegeven dat hij een golftas van het merk SKB en het nummer MP 399330 miste;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 28 mei 2008 (dossierpagina 1.5), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat verbalisanten met een fretboortje een opening hebben gemaakt in één van de drie pakketten uit de zwarte hardschalige golfreiskoffer. Aan het boortje bleef een witte stof kleven, die positief reageerde op de MMC cocaïnetest;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 28 mei 2008 (dossierpagina 1.6), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat verbalisanten zien dat [medeverdachte] en verdachte aanwezig zijn op Schiphol, waar zij verschillende medewerkers aanspreken. Uit navraag van verbalisanten bij de aangesproken Schipholmedewerkers blijkt dat [medeverdachte] en verdachte bij Martinair een koffer wilden ophalen. [medeverdachte] en verdachte zijn vervolgens door verbalisanten aangehouden;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 29 mei 2008 (dossierparagraaf 5.3), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat zich in de golfreiskoffer met het bagagelabel 0129 MP 399330 op naam van [medeverdachte] een zwarte handtas bevond met daarin drie pakketten. In de pakketten zat een stof met een totaal gewicht van netto 3003,50 gram. Er is een representatief monster van die stof onder het nummer 08039371 A verzonden naar het Douane Laboratorium te Amsterdam;
• het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 3 juni 2008, met als kenmerk 5886 X 08, zakelijk samengevat onder meer inhoudende dat het materiaal 08-039371 A cocaïne bevat. Deze substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de invoer van verdovende middelen. Verdachte heeft op verzoek van zijn zwager [medeverdachte] het ticketnummer van de bagage van [medeverdachte] in zijn mobiele telefoon genoteerd en heeft op internet het merk van de golfreiskoffer achterhaald. Verdachte heeft [medeverdachte] hiermee slechts een vriendendienst willen bewijzen. Verdachte is nietsvermoedend met [medeverdachte] meegegaan naar Schiphol om daar de achtergebleven koffer van [medeverdachte] op te halen. Achteraf bekeken bleek daar cocaïne in te zitten, hetgeen verdachte niet verweten kan worden.
De rechtbank verwerpt het verweer. In de mobiele telefoon van verdachte is een aantal sms-jes aangetroffen die naar het oordeel van de rechtbank duiden op de betrokkenheid van verdachte bij de invoer van cocaïne, zoals een bericht met het nummer van de claimtag van de koffer. [medeverdachte] heeft op het moment dat hij in de Dominicaanse Republiek op het vliegveld stond verdachte gebeld en aan hem het bagagenummer van de door hem ingecheckte koffer doorgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij dit nummer in zijn mobiele telefoon heeft gezet. In de mobiele telefoon van verdachte is voorts een sms aangetroffen met de tekst ‘Je moet martina eerst proberen ik weet bijna zeker dat het daar is zo niet moet je de witte zwaan hebben met de nr van de tweede trip’, waarbij verdachte heeft verklaard dat ‘martina’ staat voor Martinair en ‘witte zwaan’ voor KLM. Daarnaast stond er in de mobiele telefoon nog een bericht met de tekst ‘Skb ata golfreiskoffers’. Verdachte heeft verklaard dat dit bericht in zijn telefoon stond omdat [medeverdachte] het merk van de koffer niet wist en dat hij op internet met behulp van Google het merk van de golfreistas wist te achterhalen. De rechtbank is van oordeel dat het onaannemelijk is dat via een zoekmachine het merk van de ingevoerde golftas achterhaald kan worden, nu dit een voorwerp betreft dat door verschillende producenten geproduceerd wordt onder verschillende merknamen. Met de informatie die verdachte heeft gekregen is het niet mogelijk om vast te stellen wat het merk van de ingevoerde golftas was.
[medeverdachte], die wist dat de door hem ingecheckte koffer cocaïne bevatte, is, nadat hij het nummer van de claimtag doorgaf aan verdachte, vervolgens naar Nederland gereisd. Uit de verklaring van [medeverdachte] valt op te maken dat hij, conform de afspraak met de organisatie, op het moment dat hij op Schiphol aankwam de koffer niet heeft afgehaald. Het is de rechtbank uit eigen wetenschap bekend dat de door [medeverdachte] afgelegde bekennende verklaring past bij de zogeheten airbagmethode, een smokkelmethode waarbij in de bagagekelders van Schiphol door corrupte bagagemedewerkers koffers met cocaïne uit de bagagestroom gehaald worden en vervolgens naar buiten worden gebracht. [medeverdachte] heeft immers verklaard dat hij de koffer alleen hoefde in te checken en niet van de band hoefde te halen. Dit zou door iemand anders gebeuren. Op het moment dat [medeverdachte] vanwege de hem toegezegde beloning zich echter vervoegde bij de organisatie, bleek dat de airbagmethode was mislukt.Vervolgens is [medeverdachte] met verdachte naar Schiphol gegaan om de koffer daar alsnog op te halen.
In het licht van alle hiervoor geschetste omstandigheden acht de rechtbank de door verdachte afgelegde verklaring dat hij slechts met [medeverdachte] mee naar Schiphol ging om de koffer af te halen terwijl hij geen weet had van de inhoud van die koffer, ongeloofwaardig. Het kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat hij en [medeverdachte] zich moedwillig schuldig maakten aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne, waarbij de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat het de taak van verdachte was om het nummer van de claimtag door te geven aan het lid van de organisatie dat in de bagagekelder werkzaam is en die de koffer zou moeten onderscheppen. Van enige distantiëring is niet gebleken, nu verdachte samen met [medeverdachte] naar Schiphol is gegaan om de bewuste koffer af te halen. De rechtbank acht het tenlastegelegde opzet alsmede het medeplegen dan ook bewezen.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie opheffing van het geschorste bevel bewaring gevorderd. Wat betreft het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van de zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung en de notitie en de memo. Naar aanleiding van opmerkingen van de voorzitter over het verloop van de voorlopige hechtenis verzoekt de officier niet om de opheffing van het geschorste bevel bewaring maar om de gevangenneming van de verdachte.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 3003,50 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung en de notitie en memo, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Verklaart verbeurd:
- de zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung;
- de notitie en memo.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mrs. E.J. Hofstee en R.E.A. Toeter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2008.
Mr. Toeter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.