ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2011

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700397-08 en 15/678229-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en wederspannigheid met gevolgen voor opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 26 mei 2008 in Hoofddorp, waar de verdachte opzettelijk brand stichtte in een rieten stoel die zich onder een overkapping bevond. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de boxruimte en de goederen daarin. De verdachte heeft zich ook met geweld verzet tegen de aanhouding door de politie, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de opsporingsambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de alcoholafhankelijkheid van de verdachte en de psychische problemen die hij ondervond. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €162,-- toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700397-08 en 15/678229-06 (tul)
Uitspraakdatum: 11 september 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2008 in de zaak tegen:
[voornaam verda[verdachte]e ] [verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag, te Zwaag
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 26 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (rieten) stoel (welke onder een
overkapping, tegen de toegangsdeur van een boxruimte (behorende bij een
woning)) stond, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een (brandende)
aansteker en/of lucifer(s), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met voornoemde rieten stoel, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemde rieten stoel en/of de toegangsdeur van de
boxruimte geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde boxruimte en/of zich in
de boxruimte bevindende goederen en/of belendende boxruimtes en/of hierboven
gelegen woningen en/of de zich hierin bevindende goederen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een of meer bewoners van de boven de boxruimte(s) bevindende
woningen en/of appartementen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Feit 2
hij op of omstreeks 26 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, toen de
aldaar dienstdoende [n[naam] (hoofdagent van politie, regio Kennemerland)
en/of [n[naam 2 ] (hoofdagent van politie, regio Kennemerland) verdachte op
verdenking van het overtreden van artikel 157ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht,
in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op
heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den)
teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van
justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten
het politiebureau te Hoofddorp, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met zijn,
verdachtes, hond (die hij aan de riem had) in de richting van voornoemde [naam]
en/of [naam 2 ] te slaan en/of te gooien en/of (met kracht) tegen voornoemde
[naam 2 ] op te lopen, waardoor die [naam 2 ] op de grond viel en/of meermalen
tegen het been en/of de enkel van die [naam 2 ] te schoppen en/of die [naam]
dreigend de woorden toe te voegen:'ik trap je in je kut', althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of vervolgens met kracht meermalen
tegen het been van die [naam] te trappen, tengevolge waarvan de
opsporingsambtenaar [naam] en/of [naam 2 ] enig lichamelijk letsel (te weten
blauwe plekken en/of pijnlijke linkerenkel en/of lichaamsdelen) bekwamen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij op 26 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rieten stoel welke onder een overkapping, tegen de toegangsdeur van een boxruimte behorende bij een woning stond, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met voornoemde rieten stoel ten gevolge waarvan voornoemde rieten stoel en de toegangsdeur van de boxruimte geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde boxruimte en/of zich in de boxruimte bevindende goederen en/of belendende boxruimtes te duchten was;
Feit 2
hij op 26 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, toen de aldaar dienstdoende [n[naam], hoofdagent van politie, regio Kennemerland en [n[naam 2 ], hoofdagent van politie, regio Kennemerland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 157 Wetboek van Strafrecht op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het politiebureau te Hoofddorp, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met zijn, verdachtes, hond, die hij aan de riem had, in de richting van voornoemde [naam] en [naam 2 ] te slaan en met kracht tegen voornoemde [naam 2 ] op te lopen, waardoor die [naam 2 ] op de grond viel en tegen het been en de enkel van die [naam 2 ] te schoppen en die [naam] dreigend de woorden toe te voegen:"ik trap je in je kut", en vervolgens met kracht meermalen tegen het been van die [naam] te trappen, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [naam 2 ] enig lichamelijk letsel, te weten blauwe plekken bekwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de aangehaalde processen-verbaal alle in de wettelijke vorm en op ambtseed zijn opgemaakt.
Feit 1
* het proces-verbaal van aangifte door [aan[aangeefster], dossier pagina 36, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op de avond van 25 mei 2008 belt verdachte aan bij de woning van aangeefster, gelegen aan de [adres], maar zij wil hem niet binnen laten omdat hij behoorlijk had gedronken. Via de intercom dreigt hij vervolgens haar box in de brand zal steken. Hij gaat weg en kort daarna maakt een buurvrouw aangeefster wakker met de mededeling dat er brand is. Het bleek dat de deur van haar box, die beneden haar woning ligt, in brand stond.
[getuige] voor de brand had zij verdachte gesproken en zij had gezien dat verdachte bier bij zich had; zij had gezien dat verdachte met een zak met blikken bier bij zich buiten op straat stond;
* het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige]] dossier pagina 39, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 26 mei 2008 ziet zij 's nachts een hoop rook. Ze weet nog dat zij buurman [verdachte] ongeveer 10 minuten daarvoor nog had horen schreeuwen. Zij gaat naar beneden en ziet een stoel tegen een deur van de berging aanstaan en zij ziet dat er brand is. Verder ziet zij bij het grof vuil een geopend blik bier, dat nog half vol is.
* het proces-verbaal van verhoor van getuige [getu[getuige 2 ], dossier pagina 45, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 24 mei 2008 is getuige [getu[getuige 2 ] opgestaan om naar zijn werk te gaan. Hij ziet voor de deur van de centrale toegang vervolgens een man staan van wie hij weet dat hij vaak bij de bovenbuurvrouw zit. Hij hoort hem roepen: "Ik wil naar binnen". Als hij rond 05:30 uur naar zijn werk vertrekt, ziet hij dezelfde man in een rieten stoel zitten, die onder de carport samen met wat andere rommel staat. Op de avond van 25 mei 2008 zit getuige [getuige 2 ] in zijn kantoor dat grenst aan de carport en de achterdeur. Hij hoort lawaai en ziet rook. Als hij gaat kijken, ziet hij dat dezelfde rieten stoel in brand staat en geplaatst is tegen de box naast zijn kantoor.
* het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3 ], dossier pagina 47, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 25 mei 2008 omstreeks 21.30 uur komt getuige [getuige 3 ] thuis. Voor haar berging staat een oude rieten stoel. Zij weet zeker dat op dat moment geen blikje bier op het houten bed onderstel stond. Zij vermoed later dat de buurman van 234 een blikje heeft neergezet, omdat hij tijdens zijn aanhouding een zak bij zich had waar dezelfde bierblikjes uitvielen.
* het proces-verbaal van brandonderzoek, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Naar aanleiding van de brand op 26 mei 2008 is gemeen gevaar voor goederen ontstaan omdat er brandschade is ontstaan aan de buitendeur van de berging en de betonnen overkapping daarboven met bijhorende buitenlamp en electra bekabeling. Voorts is de genoemde betonnen overkapping en de bestrating van de openbare parkeerhaven voorzien van roetschade.
* het proces-verbaal bevindingen, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op maandag 26 mei 2008 is naar aanleiding van een onderzoek bij het appartementencomplex gelegen ter hoogte van de [adres] onder de carport van dit complex, in de directe nabijheid van de berging, alwaar een brandstichting had plaatsgevonden, bij een hoeveelheid grof vuil een geopend blikje bier aangetroffen. Dit blikje bier, van het merk Export, welke nog deels gevuld bleek, werd leeggegoten en in beslag genomen en op eventuele aanwezige sporen veiliggesteld.
* het onderzoeksverslag afdeling forensische opsporing - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende het navolgende:
Door de afdeling forensische opsporing werd op 26 mei 2008 2 bierblikjes aangetroffen ter hoogte van perceel [adres] in verband met een brandstichting. Het lege blikje werd bemonsterd op DNA (speeksel) en is vervolgens aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag onder nummer EBA 433 aangeboden voor verder onderzoek.
* het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende het navolgende:
Het DNA in het sporenmateriaal met het DNA-identiteitszegel: EBA 433#01 kan afkomstig zijn van [voornaam verda[verdachte]e ] [verdachte].
De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA profiel heeft als dat van het aangetroffen spoor is kleiner dan één op één miljard.
Feit 2
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 27 mei 2008 door [n[naam];
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 27 mei 2008 door M. [naam 2 ];
* de fotobijlage behorende bij het proces-verbaal van aangifte van M. [naam 2 ].
3.3 Bewijsoverweging
Met betrekking tot feit 1:
Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren:
Verdachte had ruzie met zijn vriendin, aangeefster [aangeefster], en dreigt, via de intercom, haar box/berging in brand te steken. Getuige [getuige] verklaart dat zij verdachte hoort schreeuwen en ongeveer 10 minuten later rook ruikt.
Tegen de deur van de berging van aangeefster [aangeefster] staat een rieten stoel in brand. Uit de verklaring van getuige [getuige 2 ] blijkt dat verdachte de nacht ervoor (24 mei 2008) op die stoel, die bij het grof vuil onder de overkapping stond, heeft doorgebracht. Na het ontstaan van de brand ziet getuige [getuige] bij het grof vuil, waar eerder dus de rieten stoel stond, een halfvol blikje bier staan dat nog koud aanvoelt. Getuige [getuige 3 ] verklaart dat dat blikje bier eerder op de avond niet bij het grof vuil stond en de rieten stoel wel.
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat er slechts een korte tijd zit tussen het geschreeuw van verdachte, en zijn aanwezigheid dus ter plaatse, en de brand.
Verdachte en zijn raadsman hebben aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de brand heeft gesticht, omdat de brand ook kan zijn aangestoken door de zich in de buurt bevindende hangjongeren. Volgens verdachte waren deze jongeren met flessen aan het gooien en aan het blowen. Ze waren luidruchtig, aldus verdachte in zijn verklaring. (dossierpagina 53)
In het dossier is echter geen enkele aanwijzing te vinden die deze lezing van verdachte ondersteunt. Integendeel, de getuige [getuige 2 ] die zich in zijn kantoor bevond, welke slechts door een houten deur van de carport wordt gescheiden en waarvan het rooster open stond, geeft aan dat hij het zou hebben gehoord als een groep jongeren echt herrie zou hebben gemaakt. Dat hij die avond af en toe een koptelefoon op had doet daar niet aan af. Ook de getuigen [getuige 3 ] en [getuige] (dossierpagina 43) verklaren desgevraagd dat zij niets van in de buurt aanwezige hangjongeren hebben gemerkt.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, [getu[getuige] als getuige te (doen) horen. De rechtbank acht het horen van getuige [getuige] niet noodzakelijk nu haar verklaring niet voor het bewijs is gebruikt.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
* Feit 1: Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
* Feit 2: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.
Zij vraagt de rechtbank hier een proeftijd aan te verbinden voor de duur van drie jaar en hieraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen gegeven door de reclassering en de Brijderstichting.
Verder vordert zij de tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Haarlem op 23 februari 2007 voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van zowel de bijzondere voorwaarde als de algemene voorwaarde.
Ten slotte acht zij de vordering van de benadeelde partij [n[naam 2 ] ad €162,-- in zijn geheel toewijsbaar, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie uitgebrachte rapport van 3 augustus 2008 en het door de Brijder Verslavingszorg op 27 augustus 2008 uitgebrachte rapport, is gebleken.
Door de psychiater, [naam], wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis en daarmee als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij opzettelijk brand heeft gesticht bij een boxruimte van een woning waardoor hij daar bewust een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan. Hoewel de schade zich heeft beperkt tot brand- en roetschade aan onder meer de buitendeur van de boxruimte en de betonnen overkapping, is het risico dat de schade aan de flat en de omgeving veel omvangrijker had kunnen zijn, zeker aanwezig geweest.
Een dergelijk delict behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De ervaring leert dat mensen die een dergelijke brand van dichtbij hebben meegemaakt, hiervan nog lange tijd de nadelige en traumatische gevolgen kunnen ondervinden.
Tevens rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zich ten tijde van zijn aanhouding op heftige wijze heeft verzet.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Brijder verslavingsreclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Hoewel de Brijderstichting heeft aangegeven twijfels te hebben bij een verplicht toezicht gelet op de eerdere onttrekkingen door verdachte aan een dergelijk toezicht, acht de rechtbank dit evenwel noodzakelijk, gelet op de kans op recidive als verdachte alcoholafhankelijk blijft.
6.3 Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [n[naam 2 ] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 162,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3.1 bewezen verklaarde tweede feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
* €12,-- materiele schade in verband met de beschadiging van de bril van [n[naam 2 ];
* €150,-- immateriële schade in verband met lichamelijke en psychische gevolgen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3.1 bewezenverklaarde feit 2. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3.1 bewezen verklaarde feit 2 is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 162,-- .
6.5 Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (algemene voorwaarde)
Bij vonnis van 23 februari 2007 in de zaak met parketnummer 15/678229-06 heeft de politierechter te Haarlem verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot - onder meer - een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit niet heeft nageleefd.
Om die reden zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van die werkstraf gelasten.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157, 181
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT (8) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIER (4) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien zulks inhoudt dat verdachte zich onder behandeling stelt voor zijn alcoholproblematiek bij de Brijder Verslavingszorg.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [n[naam 2 ] geleden schade tot een bedrag van € 162,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [n[naam 2 ], voornoemd, rekeningnummer 2850.38.230, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [n[naam 2 ] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 162,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van VEERTIG (40) UREN, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 23 februari 2007 in de zaak met parketnummer 15/678229-06.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.P.W van de Ven, voorzitter,
mr. M.J.G.B. Heutink en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2008.
mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer: 15/700397-08 en 15/678229-06 (tul)
Inzake: [verdachte] blad 9
vonnis