ECLI:NL:RBHAA:2008:BG1447

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1552
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woonvoorziening traplift op onjuiste gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Purmerend over de afwijzing van een aanvraag voor een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had op 14 juni 2007 een aanvraag ingediend voor een traplift, omdat zij door hartfalen niet in staat was haar echtgenoot, die slecht ter been was, te helpen bij het traplopen. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat eiseres had moeten verhuizen naar een gelijkvloerse woning, gezien de reeds bestaande beperkingen van haar echtgenoot. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat de gezondheidstoestand van haar echtgenoot niet relevant was voor haar aanvraag, aangezien zij de aanvrager was.

De rechtbank oordeelde dat verweerder een onjuiste weigeringsgrond had gehanteerd door de gezondheidstoestand van de echtgenoot van eiseres bij de beoordeling van de aanvraag te betrekken. De rechtbank benadrukte dat de Wmo enkel rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Bovendien had verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar de actuele gezondheidssituatie van de echtgenoot van eiseres, wat leidde tot een onterecht besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij de gezondheidstoestand van eiseres centraal moest staan.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de traplift niet deugdelijke motivering had en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand konden blijven. Eiseres had recht op een nieuwe beoordeling van haar aanvraag, waarbij de relevante feiten en omstandigheden in acht genomen moesten worden. Tevens werd het verzoek van eiseres om vergoeding van het griffierecht toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 1552
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2008
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres.
gemachtigde: [naam gemachtigde]
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorziening (traplift) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 augustus 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 december 2007, verzonden op 27 december 2007, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 februari 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 augustus 2008 heeft verweerder nog een viertal stukken in geding gebracht waaronder een brief van verweerder aan eiseres van 28 juli 2008.
Het beroep is behandeld ter zitting van 5 september 2008, alwaar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.E. Engelen E. Snippe.
2. Overwegingen
2.1 Gebleken is dat eiseres en haar echtgenoot tot juni 2007 woonachtig waren in [plaatsnaam], [provincie]. In februari 2007 hebben zij een bod uitgebracht op een koopwoning in de gemeente [naam gemeente], waarna in maart 2007 de koopovereenkomst voor deze woning is gesloten. Eind mei 2007 kreeg eiseres last van acuut hartfalen, waarna zij begin juni 2007 in het ziekenhuis is opgenomen. Op 7 juni 2007 is de koopakte voor de woning gepasseerd bij de notaris. Op 12 juni 2007 is zij uit het ziekenhuis ontslagen, waarna zij op 14 juni 2007 bij verweerder een aanvraag heeft ingediend voor een traplift. Op het aanvraagformulier heeft eiseres als reden aangegeven: "In verband met hartfalen. Bovendien ben ik door deze aandoening niet meer in staat om mijn partner - die slecht ter been is - te helpen bij het traplopen." Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat eiseres is verhuisd van een niet geschikte woning naar een niet geschikte woning. Bij dit oordeel heeft verweerder betrokken de omstandigheid dat de echtgenoot van eiseres reeds jaren beperkt is ten aanzien van lopen en traplopen. Eiseres had naar de mening van verweerder met het oog op de reeds bij haar echtgenoot bestaande beperkingen moeten verhuizen naar een gelijkvloerse woning. Voorts is gebleken dat eiseres al voordat zij zelf gezondheidsklachten kreeg, bij verweerder heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden voor een traplift in verband met de beperkingen van haar echtgenoot. Verweerder stelt zich op het standpunt dat moet worden gekeken naar de gehele woon- en leefsituatie van eiseres en niet alleen naar haar recente medische klachten. In bezwaar heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd.
2.2 In beroep heeft eiseres zich - kort weergegeven - op het volgende standpunt gesteld. De aanvraag om een traplift is alleen ten behoeve van eiseres ingediend, om voor haar het normale gebruik van de woning mogelijk te maken. Ten onrechte is de gezondheidstoestand van de echtgenoot van eiseres bij het besluit betrokken, nu hij niet de aanvrager van de voorziening is. Ingevolge de Wmo dient verweerder enkel rekening te houden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Voorts voert eiseres aan dat zij, op het moment dat de woning werd aangekocht, nog geen gezondheidsklachten had. Eiseres kan verweerder dan ook niet volgen in diens stelling dat eiseres bij de aankoop van de woning verweerder om toestemming had dienen te vragen of dat zij verweerder voor een voldongen feit zou hebben geplaatst. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geheel heeft afgezien van een onderzoek naar de gezondheidstoestand van eiseres. Het besluit ontbeert derhalve op dit punt een deugdelijke motivering. Eiseres heeft, alvorens zij gezondheidsklachten kreeg, inderdaad geïnformeerd naar de mogelijkheden om in de toekomst - indien dat noodzakelijk mocht blijken - een traplift aan te vragen voor haar echtgenoot. Maar op dat moment had eiseres nog geen gezondheidsklachten en kon haar echtgenoot alweer geruime tijd voorzichtig zelf de trap op en af. De opmerkingen van eiseres dienaangaande, dienen dan ook in de juiste context te worden geplaatst. Tenslotte wordt opgemerkt dat het plaatsen van een traplift in deze de goedkoopste adequate oplossing betreft.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 Volgens artikel 1, aanhef en onder g, ten zesde, van de Wmo wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder maatschappelijke ondersteuning: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.
2.4 In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b van de Wmo is bepaald dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen zich te verplaatsen in en om de woning.
2.5 Verweerder heeft zijn beleid ter uitvoering van de Wmo vastgelegd in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2007 (hierna: de Verordening).
2.6 In artikel 19, aanhef en onder b, van de Verordening is neergelegd dat de aanvraag voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
2.7 Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 19, aanhef en onder b, van de Verordening. Daarbij heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de term aanvrager in dit kader ruim moet worden uitgelegd en dat hiervoor aanknopingspunten zij te vinden in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wmo. Derhalve zal volgens verweerder niet alleen de situatie van de aanvrager moeten worden bezien, maar ook de situatie van de partner of huisgenoot bij de beoordeling van de aanvraag moeten worden betrokken. De rechtbank is echter van oordeel dat voor een dergelijke ruime uitleg van het begrip aanvrager in artikel 19, aanhef onder b, van de Verordening geen ruimte is. De tekst van deze bepaling geeft expliciet aan dat het niet verhuizen naar een geschikte woning door de 'aanvrager' gelet op 'zijn of haar beperkingen' een grond voor weigering van een woonvoorziening kunnen opleveren. Dat beperkingen van anderen dan de aanvrager daarbij een rol kunnen spelen, valt uit deze bepaling niet af te leiden. Door in het onderhavige geval de gevraagde traplift te weigeren met een verwijzing naar de gezondheidssituatie van de echtgenoot van eiseres, heeft verweerder aan het bestreden besluit - door het besluit te baseren op artikel 19, aanhef en onder b, van de Verordening - een onjuiste weigeringsgrond ten grondslag gelegd. Daarom komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
2.8 Verweerders stelt zich op het standpunt dat eiseres gelet op de gezondheidstoestand van haar echtgenoot had dienen te verhuizen naar een gelijkvloerse woning. In dat geval zou eiseres geen traplift nodig gehad hebben. De vraag rijst of dit valt te brengen onder de weigeringsgrond van artikel 19, aanhef en onder d, van de Verordening. Immers in artikel 19, aanhef en onder d van de Verordening is als afzonderlijke weigeringsgrond opgenomen, dat de woonvoorziening kan worden geweigerd als op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak. Aangezien in deze bepaling wordt verwezen naar de gezinssituatie kunnen bij de toepasselijkheid van deze weigeringsgrond de beperkingen van gezinsleden wel een rol spelen. Gelet hierop zal de rechtbank beoordelen of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
2.9 Ter beoordeling staat dan of gelet op de gezondheidstoestand van de echtgenoot van eiseres te voorzien was dat een traplift noodzakelijk zou zijn, terwijl geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Gebleken is echter dat verweerder in het geheel geen onderzoek heeft verricht naar de (actuele) gezondheidssituatie van de echtgenoot van eiseres en zich slechts heeft gebaseerd op (verouderde) informatie van de GGD [locatie] uit 2000. Dit betekent dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de gezondheidssituatie van de echtgenoot van eiseres om deze bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres te kunnen betrekken. Daarbij is nog van belang dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangegeven dat de gezondheidssituatie van de echtgenoot van eiseres inmiddels is verbeterd door een heupoperatie en dat hij in ieder geval zelfstandig de trap op en af kan. Nu verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht bestaat dan ook geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
2.10 De rechtbank merkt nog op dat verweerders brief van 28 juli 2008 niet is aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 6:18 Algemene wet bestuursrecht, zodat deze brief niet op grond van artikel 6:19 Awb is betrokken bij het onderhavig beroep.
2.11 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 Awb. Het verzoek van eiseres om verweerder een termijn te stellen voor het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar zal worden toegewezen.
2.12 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft verzocht om vergoeding van het aangetekend verzenden van het beroepschrift à € 6,65. Echter, ingevolge het Besluit Proceskosten Bestuursrecht zijn dit geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 21 december 2007;
3.3 bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen;
3.4 gelast dat de gemeente Purmerend het door eiseres betaalde griffierecht van € 39,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter en op 17 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.