ECLI:NL:RBHAA:2008:BF8083

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2981
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning verhuiskostenvergoeding op basis van Wmo na afwijzing door gemeente

In deze zaak heeft eiser, na een afwijzing van zijn aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding door de gemeente Purmerend, beroep ingesteld bij de rechtbank. De aanvraag was ingediend op 24 april 2007, maar werd afgewezen op basis van een advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), dat stelde dat de verhuizing voor eiser in de lijn der levensverwachting lag. Eiser betwistte deze afwijzing en voerde aan dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege gezondheidsredenen en dat deze niet voorzienbaar was. De rechtbank heeft de zaak op 7 oktober 2008 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en zijn echtgenote. De gemeente was vertegenwoordigd door een gemachtigde en de heer Snippe.

De rechtbank heeft overwogen dat de gemeente niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing in 2007 te voorzien was. De rechtbank concludeerde dat er geen andere gronden waren om de aanvraag voor de verhuiskostenvergoeding af te wijzen, zoals ter zitting door de gemeente was aangegeven. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiser een bedrag van € 2.400,-- toe te kennen als financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-- en is het griffierecht van € 39,-- aan eiser vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. J.A.M. Jansen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08-2981
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2008
in het geding tussen:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. S.M. Drost, jurist bij DAS rechtsbijstand,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend,
verweerder,
gemachtigde: C.E. Engel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verhuiskostenvergoeding ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 augustus 2007, aangevuld bij brief van 11 september 2007, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 18 maart 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 augustus 2008 heeft eiser de rechtbank medegedeeld dat de naar voren gebrachte gronden van bezwaar tevens gelden in de onderhavige beroepsprocedure.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 augustus 2008, alwaar de echtgenote van eiser is verschenen, vergezeld van de gemachtigde van eiser, voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, voornoemd. Voorts is namens verweerder de heer Snippe aanwezig.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft op 24 april 2007 een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding. Deze aanvraag vormde voor verweerder aanleiding het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) om advies te vragen. Het CIZ heeft op 21 juni 2007 aan verweerder advies uitgebracht. Het CIZ heeft geadviseerd de aanvraag af te wijzen omdat verhuizing voor eiser in de lijn der levensverwachting ligt. Op grond van dit advies heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Aan dit besluit heeft verweerder, conform het advies van het CIZ, ten grondslag gelegd dat verhuizing naar een geschikte(re) woning in de lijn der levensverwachting ligt. In bezwaar heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd. Anders dan aan het primaire besluit heeft verweerder echter aan de beslissing op bezwaar ten grondslag gelegd dat de noodzakelijke verhuizing op grond van de medische situatie van eiser te voorzien is geweest. De grond dat verhuizing naar een geschikte(re) woning in de lijn der levensverwachting ligt, heeft verweerder in de beslissing op bezwaar laten vallen.
2.2 Eiser kan zich niet met voornoemde beslissing op bezwaar verenigen. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem een verhuiskostenvergoeding te verstrekken, nu een verhuizing wegens gezondheidsredenen noodzakelijk is. Volgens eiser was de verhuizing niet voorzienbaar en is er onder meer sprake van leeftijdsdiscriminatie.
2.3 De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, van de Wmo wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder maatschappelijke ondersteuning:
4° het ondersteunen van mantelzorgers daar onder begrepen steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede het ondersteunen van vrijwilligers;
5° het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem;
6° het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
2.5 Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo bepaalt - voor zover hier van belang - dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning treft die hem in staat stellen zich te verplaatsen in en om de woning.
2.6 Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Wmo houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
2.7 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
2.8 Voornoemde regels zijn neergelegd in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2007 (de Verordening).
2.9 Artikel 13 van de Verordening bepaalt dat de door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
a. een algemene woonvoorziening;
b. een woonvoorziening in natura;
c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
d. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
2.10 Artikel 15 onder a van de Verordening bepaalt dat de in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten.
2.11 Artikel 19 onder d van de Verordening bepaalt dat de aanvraag voor een woonvoorziening geweigerd wordt indien op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak.
2.12 Beoordeeld dient te worden of op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat verhuizing noodzakelijk zou zijn en of er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak tot verhuizing.
2.13 Eiser is in november 1997, na een operatie aan een tumor in zijn rug, gedeeltelijk verlamd geraakt. Vervolgens zijn ten behoeve van eiser in 1998 badkameraanpassingen gedaan en zijn er handgreepsteunen in de woning, waar eiser destijds in woonde, geplaatst. Mevrouw [naam], arts algemene gezondheidszorg, schrijft in haar brief van 26 mei 1998 – voor zover hier van belang – dat met deze aanpassingen de woning langdurig adequaat zal zijn voor eiser. Voorts vermeldt zij in voornoemde brief dat de verwachting wat betreft de beperkingen van eiser is dat enig herstel in de loop van het jaar 1998 mogelijk is. Een verslechtering is volgens haar niet te verwachten. Het feit dat mevrouw [naam] in voormelde brief heeft vermeld dat verhuizen naar een gelijkvloerse woning de meest langdurig adequate oplossing blijft, is gezien het voorgaande onvoldoende om de conclusie te trekken dat een verhuizing in 2007 te voorzien was. Nu voor het overige nergens uit af te leiden is dat op termijn een verhuizing noodzakelijk zou zijn, volgt de rechtbank de stelling van verweerder dat de verhuizing voorzienbaar was niet.
2.14 Overigens heeft verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak tot verhuizing. In dit verband is van belang dat de situatie van eiser in 2005 achteruit is gegaan nadat de pinnen, die bij een operatie aan eisers rechtervoet in 2004 in zijn been waren gezet, er uit waren gehaald en dat in 2006, nadat eiser 11 jaar vrij van kanker was geweest, opnieuw kanker bij hem werd geconstateerd.
2.15 Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond verklaard worden en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd.
2.16 Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat er, behalve de grond dat de verhuizing voorzienbaar was, geen andere grond bestaat om de aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding af te wijzen. Voorts bepaalt artikel 7, derde lid, onder a, van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend dat het bedrag voor de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening € 2.400,-- bedraagt voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen. Een andere beslissing dan het toekennen van een bedrag van € 2.400,-- als financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is dan ook rechtens niet mogelijk, zodat de rechtbank aanleiding ziet om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. Het bezwaar van eiser van 14 augustus 2007 is gegrond en het primaire besluit dient te worden herroepen.
2.17 Tot slot bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 12 februari 2008;
3.3 herroept het primaire besluit van 18 juli 2007;
3.4 bepaalt dat verweerder aan eiser een bedrag van € 2.400,-- toekent als financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;
3.5 bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.6 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, te betalen door de gemeente Purmerend aan eiser;
3.7 gelast dat de gemeente Purmerend het door eiser betaalde griffierecht van € 39,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, en op 7 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. Jansen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.