ECLI:NL:RBHAA:2008:BF3723
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WW-uitkering voor directeur-grootaandeelhouder en schending van het rechtszekerheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een directeur-grootaandeelhouder, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de beëindiging van zijn WW-uitkering. Eiser ontving sinds 1 mei 2006 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar verweerder heeft deze uitkering per 5 maart 2007 beëindigd voor 16 uren per week, omdat eiser niet meer als werknemer werd aangemerkt. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet correct is geïnformeerd over de gevolgen van zijn werkzaamheden als directeur-grootaandeelhouder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de week van 12 tot en met 18 februari 2007 eenmalig 16 uren heeft gewerkt, terwijl hij normaal gesproken slechts drie uren per week werkte. Verweerder heeft de WW-uitkering beëindigd op basis van de veronderstelling dat eiser zijn werknemerschap had verloren door zijn rol als directeur-grootaandeelhouder. Eiser betoogt dat hij, indien hij tijdig en correct was geïnformeerd over de gevolgen van zijn arbeidsverhouding, niet meer uren zou hebben gewerkt.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser op schending van het rechtszekerheidsbeginsel gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeert dat de gevolgen van de door verweerder gemaakte fout onevenredig zwaar zijn voor eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van verweerder en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en dient het griffierecht te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.