ECLI:NL:RBHAA:2008:BE9071

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2349
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening bij echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 4 augustus 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [naam eiseres], en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een eenmalige uitkering op basis van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening bij echtscheiding, welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand bepalend is voor het tijdstip van de scheiding. Eiseres was van mening dat haar huwelijk per 10 november 1981 was ontbonden, maar verweerder stelde dat de inschrijving op 31 december 1981 leidend was. De rechtbank overweegt dat de doelgroepen die onder de Tijdelijke regeling vallen zeer strikt zijn afgebakend en dat de bijzondere omstandigheden van eiseres niet tot een andere conclusie kunnen leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag door verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 2349
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2008
in het geding tussen:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
en
De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een eenmalige uitkering op basis van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening bij echtscheiding (hierna: de Tijdelijke regeling) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 10 december 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 februari 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en op 8 april 2008 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 juni 2008. Eiseres is niet verschenen. Namens verweerder is mr. A. Bos, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank, verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Op 19 oktober 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een eenmalige tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen en dit besluit in de beslissing op bezwaar gehandhaafd. Ter onderbouwing heeft verweerder aangevoerd dat eiseres niet vóór 27 november 1981 is gescheiden. De inschrijfdatum van de echtscheidingsbeschikking in de Gemeentelijke Basisad¬mini¬stratie - in dit geval 31 december 1981 - dient volgens verweerder tot uitgangspunt voor de datum van scheiding. Eiseres is derhalve na 27 november 1981 gescheiden en komt om die reden niet in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling.
2.2 Eiseres is het niet eens met deze beslissing. Zij heeft in beroep aangevoerd dat de door verweerder tot uitgangspunt gekozen datum van 27 november 1981 geheel willekeurig is. Daarnaast stelt eiseres dat haar huwelijk per 10 november 1981 is ontbonden, aangezien het echtscheidingsvonnis van die datum is en zij geen enkele invloed heeft kunnen uitoefenen op de datum van inschrijving van het echtscheidingsvonnis waardoor de datum van inschrijving willekeurig is. Eiseres is van mening dat de datum van het echtscheidingsvonnis tot uitgangspunt dient te worden genomen voor de datum van scheiding.
Eiseres doet verder een beroep op bijzondere omstandigheden. Zij leeft al jaren op de armoedegrens, omdat ze nooit alimentatie heeft ontvangen en al jaren in de WAO zit. Omdat ze van oorsprong uit [land] komt, ontvangt zij bovendien slechts een beperkte AOW-uitkering. Ook heeft zij onlangs een ongeluk gehad. Deze omstandig¬heden brengen volgens eiseres met zich dat zij toch in aanmerking dient te komen voor een eenmalige tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling.
2.3 Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat de inschrijving van de echtscheidingsbe¬schik¬king op grond van artikel 1:163 van het Burgerlijk Wetboek een constitutief vereiste is voor de ontbinding van het huwelijk, zodat de datum van inschrijving het uitgangspunt dient te zijn. Daarbij wijst verweerder op de bepaling in de Tijdelijke regeling en de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) waarin is opgenomen dat onder tijdstip van echtscheiding de datum van inschrijving van de beschikking in de registers moet worden verstaan. De datum van 27 november 1981 is in de Tijdelijke regeling gekozen omdat de Hoge Raad op die datum in het Boon/Van Loon-arrest (HR 27 november 1981, NJ 1982, 503) terugkwam op de vaste jurisprudentie dat pensioenaanspraken niet in de verdeling van de huwelijkse gemeenschap konden worden betrokken. Verweerder is dan ook van mening dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Uit het eerste lid van artikel 2 van de Tijdelijke regeling volgt dat recht op een eenmalige tegemoetkoming heeft de persoon:
“a. die op 1 juli 2007 wordt aangemerkt als ongehuwde pensioengerechtigde in de zin van de Algemene Ouderdomswet;
b. die op 1 juli 2007 ingezetene is;
c. die over het kalenderjaar 2005 een verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, heeft dat minder bedraagt dan twaalf maal 110% van het brutoouderdomspensioen dat hoort bij het netto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet inclusief de netto-vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van die wet zoals dat geldt op 1 juli 2005;
d. wiens huwelijk ten minste 6 jaren heeft geduurd; en
e. van wie het huwelijk, bedoeld in onderdeel d, geëindigd is door scheiding waarvan het tijdstip gelegen is voor 27 november 1981.
2.5 Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres voldoet aan de criteria genoemd achter a tot en met d. In de onderhavige procedure staat de vraag centraal of eiseres ook voldoet aan het criterium genoemd achter e.
2.6 Blijkens artikel 1 van de Tijdelijke regeling wordt in geval van echtscheiding onder ‘tijdstip van echtscheiding’ de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, verstaan. Uit de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie volgt dat de doelgroepen die onder de Tijdelijke regeling vallen, zeer strikt zijn afgebakend (zie bijvoorbeeld (de conclusie van de AG bij) de arresten van de Hoge Raad van 23 mei 1997 (LJN ZC2378) respectievelijk 11 april 2003 (LJN AF2685)).
2.7 Voor het antwoord op de vraag of iemand in aanmerking komt voor een eenmalige tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling, is dus het tijdstip waarop de echtscheidingbeschik¬king in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven bepalend (zie in dit verband ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 1999, LJN ZB8299). In de onderhavige situatie is dat op 31 december 1981 gebeurd. Om die reden voldoet eiseres niet aan het criteria, genoemd in het eerste lid van artikel 2, achter e, van de Tijdelijke regeling.
2.8 De Tijdelijke regeling biedt geen ruimte om, indien zich de bijzondere omstandig¬heden voordoen zoals die door eiseres zijn aangegeven, alsnog een eenmalige tegemoetkoming toe te kennen. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres dan ook terecht afgewezen.
2.9 Uit het bovenstaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, en op 4 augustus 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.