ECLI:NL:RBHAA:2008:BE8731

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6472
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vrijstelling voor het gebruik van een dienstwoning als burgerwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Waterland. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.J.F. Voss, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de gemeente om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan voor het gebruik van een woning op het perceel in Monnickendam. De gemeente had op 28 maart 2007 besloten om deze vrijstelling te weigeren, met als argument dat het gebruik van de woning als burgerwoning in strijd was met het bestemmingsplan, dat de grond bestemde voor een jachthaven met bijbehorende dienstwoningen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser in 1979 een bouwvergunning had aangevraagd en gekregen voor het bouwen van een woning. De gemeente stelde echter dat deze vergunning alleen betrekking had op een bedrijfswoning. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had aangenomen dat er geen vrijstelling nodig was voor het gebruik van de woning als burgerwoning. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de bouwvergunning enkel voor een bedrijfswoning was verleend en dat de eiser niet op de hoogte was van de intentie van de gemeente om alleen een bedrijfswoning toe te staan.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het besluit van de gemeente en veroordeelde de gemeente tot het betalen van de proceskosten aan de eiser. Tevens werd de gemeente gelast om het griffierecht aan de eiser te vergoeden. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het omgevingsrecht en de voorwaarden voor het verlenen van vrijstellingen van bestemmingsplannen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6472
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2008
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. G.J.F. Voss, advocaat te Zaandam.
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Waterland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2007 heeft verweerder geweigerd vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan ten behoeve van de wijziging van het gebruik van de woning op het perceel [adres perceel], kadastraal bekend als Monnickendam, sectie A, nr. [nummer].
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 2 mei 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 8 augustus 2007 van de adviescommissie voor bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 27 september 2007, aangevuld bij brief van 22 oktober 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 maart 2008, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D. van der Waal, werkzaam bij de gemeente Waterland.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gebruik van bovengenoemde woning als burgerwoning in strijd is met het bestemmingsplan “Monnickendam Gouwzee 1990”. De grond waarop de woning is gebouwd, is hierin bestemd voor “Jachthaven”. Ingevolge artikel 6, tweede lid, onder a, van de planvoorschriften mag op deze grond één bedrijfswoning worden gebouwd.
2.2 Alhoewel eiser deze strijdigheid met het bestemmingsplan betwist, heeft hij verweerder verzocht vrijstelling te verlenen teneinde het gewenste gebruik mogelijk te maken. Verweerder heeft de gevraagde vrijstelling op inhoudelijke gronden geweigerd.
2.3 Naar het oordeel van de rechtbank is dit onjuist. Verweerder heeft ten onrechte voorbijgezien aan het gegeven dat in het onderhavige geval geen vrijstelling noodzakelijk was. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
2.4 Eiser heeft betoogd dat hij in 1979 een bouwvergunning heeft aangevraagd voor het bouwen van een burgerwoning en dat hij deze vergunning ook heeft gekregen. Verweerder stelt zich daarentegen op het standpunt dat deze bouwvergunning betrekking heeft op het realiseren van een bedrijfswoning, aangezien het bouwen van een woning ingevolge het in 1979 vigerende bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1953” niet was toegestaan en in verband daarmee een anticipatieprocedure is gevolgd, waarbij vooruit is gelopen op het in 1990 van kracht geworden bestemmingsplan “Monnickendam Gouwzee 1990”, waarin de betreffende grond is bestemd voor jachthaven met bijbehorende dienstwoningen.
2.5 De rechtbank stelt vast dat noch uit de aanvraag, noch uit de bouwvergunning zelf kan worden opgemaakt dat slechts vergunning is verleend voor het bouwen van een bedrijfswoning. In de bouwvergunning wordt weliswaar verwezen naar de bij de vergunning behorende bijlagen, doch uit de thans voorhanden zijnde stukken kan niet worden afgeleid welke documenten tot deze bijlagen behoren. In het procesdossier zit slechts een aanvraagformulier van verweerder strekkende tot verkrijging van een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten ten behoeve van het bouwen van een woning op grond met de bestemming jachthaven met bijbehorende dienstwoningen. Dit aanvraagformulier is niet gewaarmerkt als behorende bij de bouwvergunning. Uit het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat dit het enige resterende dossierdocument is dat blijkt geeft van de intentie van verweerder om ter plaatse enkel een bedrijfswoning te vergunnen.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om aannemelijk te maken dat aan eiser enkel een bouwvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning is verleend. Eiser heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de intentie van verweerder om ter plaatse uitsluitend een bedrijfswoning toe te staan en van de daartoe gevoerde anticipatieprocedure. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van eiser. Zij gaat er derhalve vanuit dat bouwvergunning is verleend voor een burgerwoning en dat voor het gebruik als zodanig geen vrijstelling noodzakelijk is.
2.7 Het beroep is gegrond. Nu het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding tot een proceskostenveroordeling. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep één punt toegekend voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 322,-.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 23 augustus 2007;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 644,- te betalen door de gemeente Waterland aan eiser;
3.4 gelast dat de gemeente Waterland het door eiser betaalde griffierecht van € 143,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 3 juni 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.