ECLI:NL:RBHAA:2008:BD8771
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.G. Kemmers
- G.W.J. Harten
- C.J. Hummel
- Rechtspraak.nl
Loonbelasting en kostenvergoedingen: beoordeling van de fiscale aanvaardbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een openbaar accountant, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PVV) die aan eiseres is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000, alsook een boete van 50% van de nageheven belasting. Eiseres had vaste kostenvergoedingen verstrekt aan haar werknemers, maar de rechtbank oordeelde dat deze vergoedingen tot het loon behoren, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij vooraf een specificatie naar aard en omvang van de vergoedingen had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de vergoedingen niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 3, van de Wet op de loonbelasting 1964, en dat de acceptatie van deze vergoedingen door het UWV niet leidde tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1993 vaste vrije vergoedingen aan haar werknemers verstrekt, maar dat zij niet aan de voorwaarden voor onbelaste vergoedingen heeft voldaan. De inspecteur had een boekenonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat er geen specificatie van de vergoedingen was en dat eiseres niet had aangetoond dat de vergoedingen daadwerkelijk betrekking hadden op gemaakte kosten in het kader van de dienstbetrekking. Eiseres stelde dat de vergoedingen waren gebaseerd op een steekproef uit 1999, maar de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende bewijs was voor de fiscale aanvaardbaarheid van de vergoedingen.
Met betrekking tot de boete oordeelde de rechtbank dat deze niet terecht was opgelegd, omdat de inspecteur niet had aangetoond dat eiseres gelijktijdig met de naheffingsaanslag was geïnformeerd over het voornemen om een boete op te leggen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres tegen de naheffingsaanslag ongegrond, maar het beroep tegen de boete gegrond, en vernietigde de boetebeschikking. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld, maar kwam niet in aanmerking voor een forfaitaire proceskostenvergoeding, aangezien de gemachtigden werknemers van eiseres waren.