ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6567

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800600-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne door leden van een brassband

Op 29 maart 2008 arriveerde de verdachte samen met zes anderen, gekleed in het uniform van een brassband, op Schiphol vanuit Paramaribo. Allen bleken bolletjes cocaïne te hebben geslikt. De verdachte verklaarde dat hij pas een maand lid was van de brassband en niet wist waar ze in Nederland zouden optreden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de cocaïne-invoer, aangezien medeverdachten eerder in Suriname hadden gesproken over het slikken van bolletjes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van de opzettelijke invoer van cocaïne moest worden beschouwd, omdat het reizen als brassband enkel diende als dekmantel voor de drugssmokkel. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen cocaïne en het verpakkingsmateriaal verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer : 15/800600-08
Uitspraakdatum: 8 juli 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Zuid West, De Dordse Poorten te Dordrecht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 29 maart 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
(1)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, houdt –zakelijk weergegeven - onder meer in:
Het klopt dat ik op 29 maart 2008 ben geland op Schiphol en dat ik bollen met cocaïne had geslikt.
Het klopt dat ik in een appartement 98 bollen met cocaïne heb geslikt. Buiten het appartement kwam ik [medeverdachte1] tegen en tegelijkertijd met hem ben ik in de bus naar het vliegveld gestapt.
Ik ben één maand lid van de band en ben door BIGA gevraagd om lid te worden van de band. Ik heb zes of zeven keer met de band geoefend. De mensen waarmee ik geoefend heb, waren niet de mensen waarmee ik op reis ging.
(2)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 3 april 2008 (dossierpagina 6.3), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
BIGA heeft mij op 27 maart 2008 benaderd om bolletjes te slikken. Ik heb de bolletjes geslikt op een hotelkamer. In het hotel zag ik [medeverdachte1]. In het vliegtuig vertelde ik aan [medeverdachte1] dat ik bolletjes had geslikt en [medeverdachte1] vertelde mij dat hij ook bolletjes had geslikt.
(3)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 22 april 2008 (dossierpagina 6.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik had geen instrumenten bij me toen ik naar Nederland reisde. Ik weet niet wat er met de instrumenten van de brassband is gebeurd. Ik weet niet naar welke evenementen in Nederland we zouden gaan. We droegen een blauwe spijkerbroek en een witte blouse met een embleem van de [brassband].
(4)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte1] van 2 april 2008 (dossierpagina 3.3), dat –zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik heb de bollen van Mickey gekregen in een appartement en daar heb ik ze ook geslikt. Toen ik het appartement uitging zag ik [verdachte]. Hij kwam ook uit het appartement.
In het vliegtuig heeft [verdachte] mij verteld dat hij bollen had geslikt. [mede[medeverdachte4]hte4] had hem dit gevraagd. Ik hoorde dat [medeverdachte4] zei dat ze ook bollen had geslikt. Ik hoorde dat [medeverdachte4] aan [medeverdachte2] vroeg of hij ook iets had geslikt. [medeverdachte2] zei dat hij alles weg had gehaald en dat hij ze opnieuw had ingenomen.
(5)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 april 2008 (dossierpagina 3.1.7), dat –zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt als relaas van de verbalisant:
Op 2 april 2008 hoorde ik verdachte [medeverdachte1]. Ik hoorde dat hij zei dat de bijnaam van Mickey “BIGA” is.
(6)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte1] van 28 april 2008 (dossierpagina 3.4), dat –zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik heb in het vliegtuig gehoord dat de rest van de bandleden ook bolletjes hadden geslikt. Toen hebben we daar over gesproken en over hoeveel ieder bij zich had.
(7)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] van 4 april 2008 (dossierpagina 7.3), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
[medeverdachte4] heeft mij in het busje richting Zanderij gevraagd of ik bollen had geslikt. Ik heb haar toen gezegd dat ik een deel van de bollen had uitgespuwd en opnieuw had ingenomen.
(8)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] van 21 mei 2008 (dossierpagina 7.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik ben alleen met de brassband meegegaan om bollen te slikken en op die manier wat geld te
verdienen. Ik heb bij het appartement waar ik naartoe ben gegaan om bollen te slikken [medeverdachte1], [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) en [medeverdachte3] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte3]) gezien.
(9)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverda[medeverdachte3] van 7 april 2008 (dossierpagina 1.3), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Op de luchthaven Zanderij, toen wij in de vertrekhal zaten, spraken wij over het slikken van
de bolletjes. Wij vertelden aan elkaar dat we allemaal bolletjes hadden geslikt.
(10)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverda[medeverdachte3] van 13 mei 2008 (dossierpagina 1.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Wij hadden allemaal het uniform van de band, zijnde een blauwe broek en een witte blouse,
aan.
(11)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte1] (dossierpagina 3.1.5.), dat - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de verdachte [medeverdachte1] 63 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 504 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023845 A ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(12)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte1]
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder mee rinhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023845 A cocaïne bevat. Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
(13)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de verdachte (dossierpagina 6.1.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de verdachte 98 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 686 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023851 ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(14)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van verdachte
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023851 A cocaïne bevat.
(15)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte4] (dossierpagina 5.1.4), dat - zakelijweergegeven – onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte4] 69 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 525 gram. Drie representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023846 A t/m C ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(16)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte4]
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023846 A, B en C cocaïne bevat.
(17)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte5] (dossierpagina 2.1.5), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte5] 43 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 430 gram. Twee representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023848 A t/m B ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(18)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte5]
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023848 A en B cocaïne bevat.
(19)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte2] (dossierpagina 7.1.5), dat – zakelijk
weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte2] 78 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 747,7 gram. Twee representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023844 A t/m B ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(20)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte2] opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023844 A en B cocaïne bevat.
(21)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [me[medeverdachte5]] (dossierpagina 4.1.5.), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [me[medeverdachte5]] 14 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 210 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023840 ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk.
(22)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte5]
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023840 A cocaïne bevat.
(23)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverda[medeverdachte3] (dossierpagina 1.1.5), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverda[medeverdachte3] 60 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 564,5 gram. Negen representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023849 A t/m I ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(24)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverda[medeverdachte3]
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023849 A t/m I cocaïne bevat.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte betwist dat er sprake is van medeplegen, daar er geen sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met de zes medeverdachten.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 29 maart 2008 is verdachte met zes anderen die het uniform van de [brassband] droegen vanuit Paramaribo met het vliegtuig op Schiphol aangekomen. Ze bleken alle zeven bolletjes met daarin cocaïne te hebben geslikt. Verdachte heeft verklaard dat hij sinds een maand lid is van de brassband, dat hij zes of zeven keer had geoefend met de band maar niet met de bandleden met wie hij naar Nederland was gereisd, dat ze geen instrumenten bij zich hadden en dat hij niet wist waar ze in Nederland zouden optreden.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte geweten heeft dat de andere bandleden eveneens bolletjes met cocaïne hadden geslikt en dat het reizen en zich presenteren als lid van de brassband enkel diende als dekmantel om het eigenlijke reisdoel, te weten het smokkelen van cocaïne, te verhullen en aldus de pakkans te verkleinen. Temeer nu medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte3] beiden hebben verklaard dat al in Suriname ter sprake is gekomen dat bandleden bolletjes hadden geslikt en [medeverdachte2] heeft verklaard alleen met de brassband meegegaan te zijn om bollen te slikken en op die manier wat geld te verdienen. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dient verdachte als medepleger van de opzettelijke invoer van de totale hoeveelheid cocaïne te worden beschouwd.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onttrekking aan het verkeer van de cocaïne en het verpakkingsmateriaal en verbeurdverklaring van de overige onder verdachte in beslaggenomen goederen.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 3,6 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een e-ticket, een instapkaart en een telefoontoestel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
6.4. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de cocaïne en het verpakkingsmateriaal, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot die cocaïne is begaan en met behulp van het verpakkingsmateriaal is begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van cocaïne is in strijd met de wet. Het ongecontroleerde bezit van het verpakkingsmateriaal is – nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit – in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36, 36a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– 1 e-ticket, nummer192 5687966527;
– 1 zwart telefoontoestel, merk CORAL;
– 1 instapkaart van Surinam Airways.
Onttrekt aan het verkeer:
– 686 gram cocaïne (verpakt in 98 slikkersbollen);
– meerkleurig verpakkingsmateriaal.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr.drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2008.
Mr. Van der Heijden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.