RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer : 15/800605-08
Uitspraakdatum: 8 juli 2008
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Flevoland, HvB Almere Binnen te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 29 maart 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
(1)
De verklaring van de verdachte [verdachte] ter terechtzitting afgelegd, houdt - zakelijk weergegeven – onder meer in::
Het klopt dat ik op 29 maart 2008 ben geland op Schiphol en dat ik bollen met cocaïne had geslikt. Ik ben geen lid van de [brassband]. Het was mij duidelijk dat dat van de brassband niet waar was en dat het alleen was bedoeld om bollen te sturen. Ik moest een uniform aantrekken om niet gepakt te worden; het was een dekmantel. Het doel was de pakkans te verkleinen. We zijn met zeven mensen met een busje naar Zanderij gegaan en deze mensen zijn tegelijkertijd met mij in de bus gestapt in de buurt van het appartement waar ik geslikt had. Ik dacht dat de anderen ook wel bollen met cocaïne geslikt hadden.
(2)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 mei 2008 (dossierpagina 7.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik heb bij het appartement waar ik naartoe ben gegaan om bollen te slikken [medeverdachte1], [medeverdachte2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte2]) en [medeverdachte3] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte3]) gezien.
(3)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte1] van 28 april 2008 (dossierpagina 3.4), dat –zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik heb in het vliegtuig gehoord dat de rest van de bandleden ook bolletjes hadden geslikt. Toen hebben we daar over gesproken en over hoeveel ieder bij zich had.
(4)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte2] d.d. 22 april 2008 (dossierpagina 6.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Ik had geen instrumenten bij me toen ik naar Nederland reisde. Ik weet niet wat er met de instrumenten van de brassband is gebeurd. We droegen het uniform van de brassband.
(5)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte3] van 7 april 2008 (dossierpagina 1.3), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Op de luchthaven Zanderij, toen wij in de vertrekhal zaten, spraken wij over het slikken van
de bolletjes. Wij vertelden aan elkaar dat we allemaal bolletjes hadden geslikt.
(6)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van medeverdachte [medeverdachte1] (dossierpagina 3.1.5.), dat - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte1] 63 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 504 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023845 A ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(7)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte1] opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023845 A cocaïne bevat. Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
(8)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van medeverdachte [medeverdachte2] (dossierpagina 6.1.4), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte2] 98 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 686 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023851 ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(9)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte2]
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023851 A cocaïne bevat.
(10)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte4] (dossierpagina 5.1.4), dat - zakelijweergegeven – onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte4] 69 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 525 gram. Drie representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023846 A t/m C ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(11)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte4]
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023846 A, B en C cocaïne bevat.
(12)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte5] (dossierpagina 2.1.5), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte5] 43 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 430 gram. Twee representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023848 A t/m B ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(13)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte5]
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023848 A en B cocaïne bevat.
(14)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de verdachte (dossierpagina 7.1.5), dat – zakelijk
weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de verdachte 78 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 747,7 gram. Twee representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023844 A t/m B ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(15)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van verdachte
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023844 A en B cocaïne bevat.
(16)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte6] (dossierpagina 4.1.5.), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte6] 14 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 210 gram. Eén representatief monster van de aangetroffen stof is onder nummer 08-023840 ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk.
(17)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte6]
opgemaakte deskundigenrapport van 10 juni 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met het kenmerk 08-023840 A cocaïne bevat.
(18)
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen
van de medeverdachte [medeverdachte3] (dossierpagina 1.1.5), dat - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
In totaal werden bij de medeverdachte [medeverdachte3] 60 slikkersbollen aangetroffen met een totaal netto gewicht van 564,5 gram. Negen representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn onder nummer 08-023849 A t/m I ter analyse gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
(19)
Het door het Nederlands Forensisch Instituut ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte3]
opgemaakte deskundigenrapport van 28 april 2008, dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt dat het materiaal met de kenmerken 08-023849 A t/m I cocaïne bevat.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte betwist dat er sprake is van medeplegen.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 29 maart 2008 is verdachte met zes anderen die het uniform van de [brassband] droegen vanuit Paramaribo met het vliegtuig op Schiphol aangekomen. Ze bleken alle zeven bolletjes met daarin cocaïne te hebben geslikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen lid was van de [brassband], maar dat het hem duidelijk was dat het uniform dat hij droeg bedoeld was als dekmantel om de pakkans te verkleinen.
Nu verdachte zelf bollen met cocaïne had geslikt, hij drie van de medeverdachten heeft gezien in het appartement waar hij zijn bollen heef geslikt, alle medeverdachten tegelijk met hem in de buurt van dat appartement op de bus naar Zanderij zijn gestapt, die medeverdachten allemaal net als verdachte een uniform van de [brassband] droegen, maar niemand muziekinstrumenten bij zich had, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte geweten heeft dat de andere bandleden eveneens bolletjes met cocaïne hadden geslikt en dat ook voor de andere bandleden gold dat het reizen en zich presenteren als lid van de brassband enkel diende als dekmantel om het eigenlijke reisdoel, te weten het smokkelen van cocaïne, te verhullen en aldus de pakkans te verkleinen. Temeer nu medeverdachte [medeverdachte3] heeft verklaard dat al in Suriname ter sprake is gekomen dat alle bandleden bolletjes hadden geslikt. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dient verdachte als medepleger van de opzettelijke invoer van de totale hoeveelheid cocaïne te worden beschouwd.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onttrekking aan het verkeer van de cocaïne en het verpakkingsmateriaal en verbeurdverklaring van de overige onder verdachte in beslaggenomen goederen.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 3,6 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een instapkaart, een verzekeringsbewijs en een telefoontoestel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
6.4. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de cocaïne en het verpakkingsmateriaal dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot die cocaïne is begaan en met behulp van het verpakkingsmateriaal is begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van cocaïne is in strijd met de wet. Het ongecontroleerde bezit van het verpakkingsmateriaal is – nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit – in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36, 36a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 31 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– 1 vliegticket (e-ticket);
– 1 zwart telefoontoestel;
– 1 instapkaart op naam van [verdachte];
– 1 verzekeringsbewijs ten name van [verdachte].
Onttrekt aan het verkeer:
– 750 gram cocaïne (verpakt in 95 slikkersbollen);
– meerkleurig verpakkingsmateriaal.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van der Heijden, voorzitter,
mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. M.J.A. Plaisier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr.drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2008.
Mr. Van der Heijden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.