ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6543

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1377
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvesting buitenlandse werknemers in strijd met bestemmingsplan; verzoek tot handhaving afgewezen

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem, hebben verzoekers, wonende te Purmerend, een verzoek ingediend om handhaving tegen het gebruik van een woning door buitenlandse werknemers van een derde partij. De voorzieningenrechter heeft op 30 juni 2008 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening, naar aanleiding van een eerder verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning in strijd met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het perceel in kwestie is bestemd voor eengezinshuizen en dat de huisvesting van werknemers door de werkgever niet valt onder de definitie van een huishouden. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Ondanks deze constatering heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen concreet uitzicht op legalisatie was en de overlast die verzoekers ondervonden niet onaanvaardbaar was. De voorzieningenrechter heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, aangezien zij in onzekerheid verkeerden over de handhaving door verweerder. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 644,-, te betalen door de gemeente Purmerend aan verzoekers, en het griffierecht van € 143,- dient eveneens door de gemeente vergoed te worden aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 1377
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2008
in de zaak van:
[verzoekers],
wonende te Purmerend,
verzoekers,
gemachtigde: mr. drs. R. Lagerweij, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar,
derde partij,
[derde partij],
gemachtigde: mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij brief van 5 augustus 2007 hebben verzoekers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het strijdig gebruik van[[adres] [adres].
Bij brief van 7 februari 2008 hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig beslissen op voormeld verzoek. Bij brief van dezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij besluit van 17 maart 2008 geweigerd op te treden tegen het gebruik.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 14 april 2008 bezwaar gemaakt.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 juni 2008, alwaar namens verzoekers zijn verschenen M. van der Leest en gemachtigde. Verweerder heeft zich heeft laten vertegenwoordigen door F. Wulterkens, werkzaam bij de gemeente Purmerend, en de gemachtigde. De derde partij is ten onrechte niet uitgenodigd voor de zitting en dientengevolge niet ter zitting verschenen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen uitgenodigd voor een nadere zitting op 16 juni 2008. De derde partij heeft bij schrijven van 11 juni 2008 medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen en daarbij een reactie gegeven op de stukken. Verzoekers en verweerder hebben medegedeeld niet langer behoefte te hebben aan een nadere zitting, waarop de voorzieningenrechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Het perceel [adres] is gelegen in het bestemmingsplan “West III 1998”. In het uitwerkingsplan “Weidevenne, kwadrant II, deelplannen M en N, 2000” is het perceel bestemd voor “Eengezinshuizen E-e”.
2.3 Ingevolge artikel 12 van de voorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor (onder meer) eengezinshuizen.
2.4 Ingevolge artikel 1 van de voorschriften wordt onder eengezinshuis verstaan een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat. Onder woning moet worden verstaan een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
2.5 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan ter plaatse aangegeven bestemming.
2.6 Verzoekers zijn woonachtig op het adres [adres]. In de woning naast hen, [adres], verblijven uit Duitsland afkomstige werknemers van de derde partij. Verzoekers stellen overlast te ondervinden van deze in samenstelling wekelijks deels wisselende groep.
2.7 Anders dan de derde partij is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat er in dezen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. De term “huisvesting van een huishouden” kan niet geacht worden mede te omvatten de huisvesting van werknemers door de werkgever. Er is immers geen sprake van een huishouden in de gewone zin van het woord en deze woonvorm kan daarmede ook niet op één lijn worden gesteld. Daarbij is in aanmerking genomen de wisselingen in de samenstelling van het bewonersbestand - de werknemers van Workpartners Uitzendbureau werken volgens de op 25 januari 2008 aan de gemeente verschafte informatie op een 130-dagen contract - alsmede de omstandigheid dat van een andere onderlinge verbondenheid dan die van de gezamenlijke werkgever niet is gebleken.
2.8 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.9 Gebleken is dat verweerder doende is zich een oordeel te vormen over de vraag hoe - planologisch gezien - om te gaan met de huisvesting van groepen werknemers in reguliere woningen. De voorzieningenrechter wil, mede gelet op de lange tijd dat een en ander reeds op ambtelijk niveau in voorbereiding is, niet uitsluiten dat verweerder ten tijde van de beslissing op bezwaar een standpunt zal hebben ingenomen ten aanzien van de vraag of het voornemen bestaat dergelijke ontwikkelingen te legaliseren. Gelet op deze omstandigheid gevoegd bij de overweging dat hetgeen wordt gevraagd een ingrijpende voorziening is alsmede gelet op het gegeven dat de (overigens door de derde partij betwiste) overlast ook in de visie van verzoekers op dit moment kennelijk geen onaanvaardbare vormen aanneemt, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
2.10 De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten, nu verzoekers - bij het uitblijven van een standpuntbepaling over de meergemelde woonvorm - al sedert augustus vorig jaar in onzekerheid verkeren over de vraag of verweerder voornemens is handhavend op te treden en zij zich genoodzaakt zagen een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen teneinde hieromtrent duidelijkheid te krijgen. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep één punt toegekend voor het verschijnen ter zitting en één punt voor het indienen van een verzoekschrift, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 322,-.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek af;
3.2 veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen door de gemeente Purmerend aan verzoekers;
3.3 gelast dat de gemeente Purmerend het door verzoekers betaalde griffierecht van
€ 143,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 30 juni 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.