Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 juni 2008, alwaar namens verzoekers zijn verschenen M. van der Leest en gemachtigde. Verweerder heeft zich heeft laten vertegenwoordigen door F. Wulterkens, werkzaam bij de gemeente Purmerend, en de gemachtigde. De derde partij is ten onrechte niet uitgenodigd voor de zitting en dientengevolge niet ter zitting verschenen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen uitgenodigd voor een nadere zitting op 16 juni 2008. De derde partij heeft bij schrijven van 11 juni 2008 medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen en daarbij een reactie gegeven op de stukken. Verzoekers en verweerder hebben medegedeeld niet langer behoefte te hebben aan een nadere zitting, waarop de voorzieningenrechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Het perceel [adres] is gelegen in het bestemmingsplan “West III 1998”. In het uitwerkingsplan “Weidevenne, kwadrant II, deelplannen M en N, 2000” is het perceel bestemd voor “Eengezinshuizen E-e”.
2.3 Ingevolge artikel 12 van de voorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor (onder meer) eengezinshuizen.
2.4 Ingevolge artikel 1 van de voorschriften wordt onder eengezinshuis verstaan een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat. Onder woning moet worden verstaan een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
2.5 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan ter plaatse aangegeven bestemming.
2.6 Verzoekers zijn woonachtig op het adres [adres]. In de woning naast hen, [adres], verblijven uit Duitsland afkomstige werknemers van de derde partij. Verzoekers stellen overlast te ondervinden van deze in samenstelling wekelijks deels wisselende groep.
2.7 Anders dan de derde partij is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat er in dezen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. De term “huisvesting van een huishouden” kan niet geacht worden mede te omvatten de huisvesting van werknemers door de werkgever. Er is immers geen sprake van een huishouden in de gewone zin van het woord en deze woonvorm kan daarmede ook niet op één lijn worden gesteld. Daarbij is in aanmerking genomen de wisselingen in de samenstelling van het bewonersbestand - de werknemers van Workpartners Uitzendbureau werken volgens de op 25 januari 2008 aan de gemeente verschafte informatie op een 130-dagen contract - alsmede de omstandigheid dat van een andere onderlinge verbondenheid dan die van de gezamenlijke werkgever niet is gebleken.
2.8 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.9 Gebleken is dat verweerder doende is zich een oordeel te vormen over de vraag hoe - planologisch gezien - om te gaan met de huisvesting van groepen werknemers in reguliere woningen. De voorzieningenrechter wil, mede gelet op de lange tijd dat een en ander reeds op ambtelijk niveau in voorbereiding is, niet uitsluiten dat verweerder ten tijde van de beslissing op bezwaar een standpunt zal hebben ingenomen ten aanzien van de vraag of het voornemen bestaat dergelijke ontwikkelingen te legaliseren. Gelet op deze omstandigheid gevoegd bij de overweging dat hetgeen wordt gevraagd een ingrijpende voorziening is alsmede gelet op het gegeven dat de (overigens door de derde partij betwiste) overlast ook in de visie van verzoekers op dit moment kennelijk geen onaanvaardbare vormen aanneemt, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
2.10 De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten, nu verzoekers - bij het uitblijven van een standpuntbepaling over de meergemelde woonvorm - al sedert augustus vorig jaar in onzekerheid verkeren over de vraag of verweerder voornemens is handhavend op te treden en zij zich genoodzaakt zagen een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen teneinde hieromtrent duidelijkheid te krijgen. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep één punt toegekend voor het verschijnen ter zitting en één punt voor het indienen van een verzoekschrift, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 322,-.