ECLI:NL:RBHAA:2008:BC6807

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801186-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door bolletjesslikker

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 29 januari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 oktober 2007 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland. De raadsman van de verdachte betwistte de strafmaat, met name de wijze waarop het totale gewicht van de cocaïne in de bollen was vastgesteld. Hij stelde dat slechts de inhoud van één bol was gewogen, terwijl de bollen niet identiek waren in grootte. De rechtbank oordeelde echter dat de slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek waren, en dat de gebruikelijke weegmethode, waarbij één bolletje wordt bemonsterd om het totaal te extrapoleren, correct was toegepast. De rechtbank baseerde haar oordeel op het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen en bijgevoegde foto’s, waaruit bleek dat er geen significante verschillen waren in de bollen.

De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder het deskundigenrapport van het Douanelaboratorium. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 13 maanden geëist, maar de rechtbank vond deze eis te hoog en legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, omdat deze aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het bewezenverklaarde feit. De rechtbank benadrukte de ernst van de invoer van cocaïne, gezien de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de criminaliteit die daarmee gepaard gaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801186-07
Uitspraakdatum: 29 januari 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 januari 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad, te Lelystad.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 16 oktober 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (dossierpagina 2.1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen en de twee daarbij gevoegde foto’s (dossierpagina 3.4);
- het deskundigenrapport van het Douanelaboratorium van de Belastingdienst, kenmerk 13166 X 07 d.d. 24 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de hoofdscheikundige [hoofdscheikundige].
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van de overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden met aftrek van voorarrest en de verbeurdverklaring van alle in beslaggenomen voorwerpen.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 1125 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de wijze van bepalen van het totale gewicht van de in de bollen aangetroffen cocaïne niet correct is geweest, nu slechts de inhoud van één bol is gewogen, terwijl de bollen naar de mening van de raadsman niet qua grootte identiek zijn. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
In het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 21 oktober 2007 (dossierpagina 3.4) staat vermeld dat de slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek aan elkaar waren. Daarom is de gebruikelijke weegmethode, welke bestaat uit het bemonsteren en analyseren van één bolletje om aan de hand van dat onderzoek de hoeveelheid cocaïne te extrapoleren naar het totaal aantal geslikte bolletjes, toegepast. Op grond van bovengenoemd proces-verbaal en de bijgevoegde foto’s, waarop naar het oordeel van de rechtbank geen significante verschillen in de grootte en vorm van de slikkersbollen te zien zijn, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om bij de strafmaat niet uit te gaan van het gewicht zoals dat bij het onderzoek verdovende middelen (dossierpagina 3.4) is vastgesteld.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden gevorderd. De rechtbank zal de officier van justitie in haar eis niet volgen, nu deze hoger is dan de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. De rechtbank vindt de straf, die in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, passend en geboden. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om van deze straf af te wijken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3. De vordering tot verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een SIM-kaart, merk Malitel;
- een telefoontoestel, merk Nokia N95, kleur grijs;
- een biljet van 100,- euro;
- vijf biljetten van 50,- euro;
- een biljet van 5,- euro;
- een vliegticket tripoli-bamako bamako-tripoli (Royal Africa);
- een vliegticket tripoli-bamako bamako-tripoli (Royal Africa);
- een vliegticket adm-madrid (Tuninsair);
- een vliegticket (Royal Africa, 54617915711472),
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (zegge: negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een SIM-kaart, merk Malitel;
- een telefoontoestel, merk Nokia N95, kleur grijs;
- een biljet van 100,- euro;
- vijf biljetten van 50,- euro;
- een biljet van 5,- euro;
- een vliegticket tripoli-bamako bamako-tripoli (Royal Africa);
- een vliegticket tripoli-bamako bamako-tripoli (Royal Africa);
- een vliegticket adm-madrid (Tuninsair);
- een vliegticket (Royal Africa, 54617915711472).
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.P.W. van de Ven, voorzitter,
mrs. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2008.