2. Overwegingen
2.1 Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Eiser ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Op 26 juli 2006 is zijn uitkering over de maand juli 2006 uitgekeerd. Met de uitkeringsspecificatie over de maand juli 2006 heeft eiser een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (rof) ontvangen, welke hij volledig ingevuld voor 4 augustus 2006 diende in te leveren. Bij schrijven van 16 augustus 2006 heeft verweerder eiser erop gewezen dat hij het gevraagde formulier nog niet had ingeleverd en werd hem de gelegenheid geboden het formulier alsnog voor 22 augustus 2006 in te leveren. Omdat eiser het formulier niet heeft ingeleverd heeft verweerder bij besluit van 28 augustus 2006 eisers uitkering met ingang van 1 juli 2006 opgeschort en eiser in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen door het gevraagde formulier alsnog in te leveren voor 1 september 2006. Omdat eiser niet reageerde heeft verweerder vervolgens bij besluit van 7 november 2006 eisers uitkering met ingang van 1 juli 2006 ingetrokken en bij separaat besluit van dezelfde datum de reeds verleende bijstand over de maand juli 2006 teruggevorderd. Naar aanleiding van het door eiser ingediende bezwaar heeft op
17 januari 2007 een hoorzitting voor de ambtelijke commissie plaatsgevonden. Bij besluit van 8 mei 2007 heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard en overwogen dat niet is aangetoond of gebleken dat eiser wel tijdig voor uiterlijk
1 september 2006 zoals gevraagd het rof over juli 2006 heeft ingeleverd. Evenmin is volgens verweerder gebleken van dringende redenen op grond waarvan van de terugvordering moet worden afgezien.
2.2 In beroep heeft eiser zich - zakelijk weergegeven - op het volgende standpunt gesteld. Eiser stelt dat hij het formulier wel heeft ingeleverd, maar dat het is zoekgeraakt bij verweerder. Volgens eiser zijn de formulieren over mei en juni ingeleverd bij het CWI in Beverwijk. Het formulier over de maand juli is na mailverkeer op 4 september 2006 in de brievenbus van het stadhuis gestopt. Na ontvangst van het primaire besluit heeft eiser per fax een kopie van het formulier nogmaals aan verweerder verstuurd.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 Eiser stelt dat hij het gevraagde (rechtmatigheidsonderzoeks)formulier over juli 2006 op 4 september 2006 in de brievenbus van het gemeentehuis heeft gedaan. Verweerder stelt dit formulier niet te hebben ontvangen. Volgens vaste jurisprudentie draagt de verzender in beginsel het risico dat zijn geschrift de geadresseerde nimmer bereikt, wanneer dit niet aangetekend is verzonden en anderszins de ontvangst niet aannemelijk kan worden gemaakt. Nu verweerder stelt het, blijkens een kopie van het formulier, op 4 september 2006 getekende formulier, niet te hebben ontvangen en eiser de ontvangst niet aannemelijk kan maken, dienen de gevolgen hiervan voor rekening van eiser te blijven. Bovendien is de rechtbank met verweerder van oordeel dat als het formulier op 4 september 2006 zou zijn ingeleverd, dit reeds te laat was nu de hersteltermijn liep tot 1 september 2006. Eisers stelling dat hij, toen hij begreep dat het formulier van juli niet op 4 september 2006 was ontvangen, het formulier nogmaals in november heeft gefaxt kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, in november was de hersteltermijn reeds ruimschoots verstreken. Bovendien stelt verweerder ook de fax van eiser in november 2006 niet te hebben ontvangen.
2.4 Verweerder heeft de intrekking van eisers uitkering per 1 juli 2006 gebaseerd op artikel 54, vierde lid WWB. Aangezien na het nemen van het schorsingsbesluit van 28 augustus 2008 de opschorting van de uitkering ruim meer dan acht weken heeft geduurd en in dit besluit niet tevens is aangegeven tot welke datum de opschorting zou duren, was verweerder volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 13 november 2007, LJN: BB8262) niet meer bevoegd op grond van artikel 54, vierde lid WWB tot intrekking van eisers uitkering over te gaan. Het bestreden besluit waarbij de intrekking van de uitkering met toepassing van deze wetsbepaling met ingang van 1 juli 2006 is gehandhaafd, dient dan ook wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. Hetzelfde geldt voor wat betreft de terugvordering van verleende bijstand, aangezien deze terugvordering berust op de intrekking van de uitkering op grond van artikel 54, vierde lid, WWB.
2.5 Aangezien eiser zijn inlichtingenplicht tegenover verweerder niet behoorlijk is nagekomen, zal verweerder de intrekking van eisers uitkering eventueel kunnen baseren op artikel 54, derde lid, WWB. Echter daarbij zal verweerder in aanmerking dienen te nemen de gegevens die zijn vermeld op het rechtmatigheidsonder-zoeksformulier over juli 2006 dat eiser inmiddels in bezwaar (en ook in beroep) heeft overgelegd. De rechtbank kan niet beoordelen of op basis van de op dat formulier vermelde inkomsten van eiser over de maand juli 2006 tot een gehele of gedeeltelijk intrekking van de uitkering en tot terugvordering dient te worden overgegaan. Er is dan ook geen aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Verweerder zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser dat is gericht tegen de besluiten van 7 november 2006.
2.6 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. Niet is gebleken dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
2.7 Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 39,- dient te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het besluit van 8 mei 2007;
3.3 bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen;
3.4 gelast dat de gemeente Velsen het door eiser betaalde griffierecht van € 39,- aan hem vergoedt.