ECLI:NL:RBHAA:2007:BJ2109

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07 / 1948
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding en inhoudelijke beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft eiser op 26 mei 2004 een verzoek om planschadevergoeding ingediend. Na een lange procedure, waarin eiser op 13 december 2005 een bezwaarschrift indiende tegen het niet tijdig nemen van een beslissing, heeft verweerder op 7 september 2006 het bezwaar gegrond verklaard en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegekend. Echter, eiser stelde dat aan dit besluit geen rechtsgevolgen waren verbonden. De rechtbank Haarlem heeft op 30 januari 2007 verweerder gelast om binnen vier weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag bij overschrijding van de termijn. Verweerder heeft op 25 januari 2007 besloten geen planschade te vergoeden, en op 22 februari 2007 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin de bezwaren gegrond werden verklaard, maar zonder een inhoudelijke beslissing op het verzoek om planschadevergoeding te geven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij zijn rechten in de planschadeprocedure wilde veiligstellen. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder niet vrij stond om op het verzoek om planschadevergoeding te beslissen door middel van een primair besluit, en dat de beslissing op bezwaar niet voldeed aan de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De gemeente Zaanstad moet het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig en op 16 augustus 2007 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 1948
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2007
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. S.N. Mulder, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand,
tegen:
de raad van de gemeente Zaanstad,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft bij brief van 26 mei 2004 een verzoek om planschadevergoeding ingediend.
Bij brief van 13 december 2005 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag.
Bij besluit van 7 september 2006, bekend gemaakt op 29 september 2006, heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegekend.
Bij brief van 30 oktober 2006 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld. Daarbij is aangevoerd dat verweerder weliswaar het bezwaar gegrond heeft verklaard, maar dat aan dit besluit geen rechtsgevolgen zijn verbonden.
Bij uitspraak van 30 januari 2007 heeft de rechtbank Haarlem verweerder gelast binnen vier weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen dat tevens een besluit op de aanvraag inhoudt, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de termijn wordt overschreden.
Bij besluit van 25 januari 2007, verzonden op 6 februari 2007, heeft verweerder besloten geen planschade te vergoeden aan eiser.
Bij besluit van 22 februari 2007, verzonden op 23 februari 2007, heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Verweerder verklaart de bezwaren gegrond, doch tekent daarbij aan dat inmiddels op 6 februari 2007 de van 25 januari 2007 daterende beslissing op het planschadeverzoek aan eiser is verzonden.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 maart 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 juli 2007, alwaar eiser zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, voornoemd. Namens verweerder is verschenen mr. F. Marinus, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft beroep ingesteld en gehandhaafd omdat hij zijn rechten in de planschadeprocedure veilig wil stellen. Geenszins is immers zeker, zo is ter zitting betoogd, dat de bezwaarschriften die inmiddels zijn ingediend tegen de van 6 februari 2007 daterende weigering om planschade te vergoeden niet niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. In dat geval zou eiser bij gebreke van een beroep tegen het thans bestreden besluit met lege handen staan.
2.2 Verweerder heeft aangegeven dat ten tijde van de onderhavige beslissing op bezwaar nog geen inhoudelijke bezwaren tegen de weigering bekend waren, zodat daarmee bij het nemen daarvan geen rekening kon worden gehouden. Eiser heeft na het besluit van 6 februari 2007 twee bezwaarschriften ingediend welke thans als zodanig in behandeling zijn genomen. Verweerder begrijpt daarom niet waar eiser beroep heeft aangetekend tegen het besluit van 23 februari 2007.
2.3 Ter beoordeling van de rechtbank ligt de vraag of verweerder in de beslissing op bezwaar zelf een inhoudelijke beslissing had moeten geven op het verzoek om planschadevergoeding.
2.4 De rechtbank overweegt het volgende.
2.5 In de uitspraak van deze rechtbank van 30 januari 2007 is bepaald dat verweerder binnen vier weken een nieuwe beslissing op bezwaar diende te nemen dat tevens een besluit op het verzoek om planschade inhield. Een en ander brengt met zich dat het verweerder niet langer vrij stond te beslissen op dat verzoek door middel van een primair besluit. Door op 6 februari 2007 alsnog te beslissen op het verzoek om planschadevergoeding bij wege van een in de opzet van verweerder primair besluit heeft verweerder dat miskend. Er is op 23 februari 2007 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij de bezwaren gegrond worden verklaard. Voor het overige behelst de beslissing op bezwaar – voor zover hier van belang – niet meer dan de opmerking dat inmiddels op 6 februari 2006 de beslissing van de gemeenteraad op het verzoek om vergoeding van planschade was verzonden aan de gemachtigde van eiser. Een dergelijke opmerking kan niet worden begrepen als strekkende tot een alsnog incorporeren van die beslissing in het thans bestreden besluit.
2.6 Tengevolge van – derhalve – het ontbreken van een inhoudelijke beslissing omtrent het verzoek om planschadevergoeding in deze beslissing op bezwaar is niet voldaan aan de opgedragen last in de uitspraak van 30 januari 2007 en kan het besluit niet in stand blijven. Het vorenstaande brengt met zich dat verweerder opnieuw een beslissing op bezwaar zal moeten nemen waarin de beslissing op het verzoek om planschadevergoeding als zodanig wordt vastgelegd.
2.7 Het beroep is gegrond. Nu het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding tot een proceskostenveroordeling. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep in één punt toegekend voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 322,-.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 23 februari 2007;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 644,- te betalen door de gemeente Zaanstad aan eiser;
3.4 gelast dat de gemeente Zaanstad het door eiser betaalde griffierecht van € 141,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 16 augustus 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.