zaaknummer / rolnummer: 94162 / HA ZA 03-836
[Eiser],
wonende te Zandvoort,
eiser,
procureur mr. Th.F. Roest,
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN VAN SCHUITENGAT 1 T/M 55 TE ZANDVOORT,
gevestigd te Zandvoort,
gedaagde,
procureur mr. P.A. Montagne-Helmig,
advocaat mr. A. Helmig te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en VvE Schuitengat genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 oktober 2003
- het proces-verbaal van comparitie van 18 november 2003
- de conclusie van repliek van 15 november 2006 met één productie
- de conclusie van dupliek van 7 februari 2007met één productie
- de akte uitlating producties van de kant van [eiser] d.d. 16 mei 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [Eiser] is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van […] (verder te noemen: het appartement van [eiser]). Het appartement van [eiser] maakt deel uit van een appartementencomplex (verder ook te noemen: het gebouw) dat bestaat uit 55 woningen en is gelegen op […] de hoogste etage van het gebouw.
2.2. De onroerende zaak waarop het gebouw is gesticht, is gesplitst bij notariële akte d.d. 14 januari 1974. In die akte is voorts de vereniging van eigenaars, VvE Schuitengat, opgericht en het Modelreglement 1972 van toepassing verklaard.
2.3. Artikel 37 lid 8 van het Modelreglement 1972 bepaalt, voor zover ten deze van belang:
“Het in lid 5 bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installaties, voorzover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.
De eigenaar, die van zodanige maatregel geen voordeel trekt, is niet verplicht in de kosten hiervan bij te dragen.”
2.4. Artikel 37 lid 5 van het Modelreglement 1972 bepaalt, voor zover ten deze van belang:
“Besluiten tot (…) kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebracht stemmen (…).”
2.5. VvE Schuitengat, heeft op 12 november 2002, tijdens een algemene ledenvergadering, met 64 stemmen voor, 35 stemmen tegen en 2 onthoudingen, een voorstel aangenomen om T-Mobile Netherlands B.V. (verder te noemen: T-Mobile) toe te staan op het dak van het gebouw een GSM-zendmast te plaatsen (verder te noemen: het besluit van 12 november 2002). [eiser] behoorde tot de tegenstemmers.
2.6. Eind december 2002 heeft VvE Schuitengat met T-Mobile een huurovereenkomst gesloten om genoemde plaatsing mogelijk te maken.
2.7. Op 8 mei 2003 heeft T-Mobile een GSM-zendmast, bestaande uit drie sectoren, (verder ook te noemen: de zendmast) op het dak van het gebouw geplaatst. Een van de sectoren is aan de schoorsteenmuur bevestigd. De schoorsteen loopt langs de zijmuur van het appartement van [eiser].
3.1. [Eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, voor recht zal verklaren dat het besluit van VvE Schuitengat, op 12 november 2002 genomen, om aan T-Mobile door middel van een huurcontract toe te staan dat een zendmast op het dak van het appartementencomplex wordt geplaatst, nietig is, met veroordeling van VvE Schuitengat in de kosten van dit geding.
3.2. Kort samengevat legt [eiser] aan zijn vordering ten grondslag dat het besluit van 12 november 2002 in strijd is met de statuten van VvE Schuitengat - waarmee op grond van het bepaalde in artikel 5:129 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de akte van splitsing gelijkgesteld kan worden - en daarmee nietig is.
3.3. VvE Schuitengat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Ten verwere tegen de vordering van [eiser] heeft VvE Schuitengat onder meer aangevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering, enerzijds omdat hij geen schade van de zendmast ondervindt en anderzijds omdat, als de vordering van [eiser] wordt toegewezen, daarmee de huurovereenkomst tussen VvE Schuitengat en T-Mobile niet eindigt en daarmee de zendmast nog niet is verdwenen.
4.2. Voor wat betreft zijn belang bij de onderhavige vordering heeft [eiser] verwezen naar onder meer de inhoud van de door hem overgelegde dagvaarding voor een in augustus 2003 door [eiser] tegen T-Mobile gevoerd kort geding tot het verwijderen van de zendmast. In die dagvaarding heeft [eiser] onder meer aangevoerd dat de op zeer korte afstand van zijn woning geplaatste zendmast, door de elektromagnetische straling die een dergelijke zendmast geeft, schade aan zijn gezondheid toebrengt, althans een risico voor zijn gezondheid meebrengt en voorts dat de aanwezigheid van de zendmast de waarde van zijn appartement vermindert.
4.3. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt. In het algemeen mag een voldoende belang voor de eiser worden verondersteld. Als de gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van 12 november 2002 nietig is, wordt toegewezen, staat daarmee vast dat VvE Schuitengat tegenover [eiser] als appartementseigenaar onrechtmatig heeft gehandeld door dit besluit te nemen en uit te voeren. Daarmee is het belang van [eiser] bij zijn vordering gegeven. Daarom kan niet gezegd worden dat [eiser] geen voldoende belang - in de zin van artikel 3:303 BW - heeft om in zijn vordering te worden ontvangen.
4.4. Het debat tussen partijen omtrent de stelling van [eiser] dat het besluit van 12 november 2002 in strijd is met de statuten van VvE Schuitengat heeft zich toegespitst op de vraag of het besluit van 12 november 2002 een besluit in de zin van artikel 37 lid 8 van het Modelreglement 1972 is en daarmee of daarvoor conform die bepaling in verbinding met lid 5 van artikel 37 van dat reglement een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen vereist was.
4.5. Volgens VvE Schuitengat is een GSM-installatie niet te beschouwen als een installatie in de zin van artikel 37 lid 8 van het Modelreglement 1972. VvE Schuitengat heeft in dit verband - zakelijk weergeven - het volgende aangevoerd. In lid 8 wordt gedoeld op een nieuwe functionaliteit of gewijzigde functionaliteit van het appartementencomplex ten behoeve van een of meer van de eigenaars. Daarbij dient te worden gedacht aan het aanbrengen van een lift, een collectieve schotelantenne (voor eigen gebruik) of een luchtbehandelingsinstallatie. Een dergelijke installatie kan niet voor elke appartementseigenaar van belang zijn. Om die reden is in de slotzin van dit lid 8 uitdrukkelijk bepaald dat een eigenaar voor wie een dergelijke installatie geen nut heeft, niet verplicht is in de kosten daarvan bij te dragen. Lid 8 wil voorkomen dat appartementseigenaars al te gemakkelijk op kosten kunnen worden gejaagd. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake, nu de GSM-installatie voor de appartementseigenaars geen kosten met zich brengt maar juist geld oplevert, te weten een eenmalig bedrag van EUR 1.500,-- (tekengeld) en later nog een jaarlijkse bijdrage van EUR 5.500,-- (exclusief BTW), aldus nog steeds VvE Schuitengat.
4.6. De rechtbank deelt de mening van VvE Schuitengat dat het besluit van 12 november 2002 geen installatie als bedoeld in artikel 37 lid 8 van het Modelreglement 1972 betreft. Wat VvE Schuitengat in feite heeft gedaan, is besluiten om een gedeelte van het dak van het appartementscomplex aan T-Mobile verhuren, om T-Mobile de gelegenheid te bieden om op het gehuurde voor zichzelf een GSM-zendmast te plaatsen.
4.7. Nu blijkens artikel 2 aanhef en onder a. van het Modelreglement 1972 het dak een gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw betreft doet zich wel de vraag voor of het verhuren van een gedeelte van het dak niet in strijd komt met de bestemming die de gemeenschappelijke gedeelten van een appartementcomplex hebben en het besluit van 12 november 2002 niet om die reden nietig is. Dit gelet op het bepaalde in artikel 5:108 lid 1 BW, onder meer inhoudende dat appartementseigenaars jegens elkander verplicht zijn de bouw, de inrichting van het gebouw in stand te houden in overeenstemming met het daaromtrent in de akte van splitsing bepaalde. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de president van de rechtbank Utrecht van 18 juli 2000, KG 2000, 193. In deze uitspraak oordeelde de president dat een meerderheidsbesluit van een vereniging van eigenaars tot toestemming voor het exclusief gebruik (in casu door één van de appartementseigenaars) van een gedeelte van het dak van het desbetreffende appartementencomplex als dakterras strijdig is met het in die zaak van toepassing zijnde Modelreglement en daarmee ingevolge artikel 2:14 BW juncto 5:129 BW nietig is, nu een besluit om een dergelijk exclusief gebruik van een gemeenschappelijk gedeelte toe te kennen slechts kan worden gerealiseerd door een wijziging van de splitsingakte overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:139 BW. Partijen hebben zich omtrent de onderhavige rechtsvraag nog in het geheel niet uitgelaten. Om te voorkomen dat partijen mogelijk worden overvallen met een verrassingsuitspraak als gevolg van een eventuele aanvulling door de rechtbank van de rechtsgronden, zal de rechtbank, alvorens enige verdere beslissing te nemen, de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating van partijen bij akte - eerst [eiser] en vervolgens VvE Schuitengat - omtrent (uitsluitend) hetgeen in deze rechtsoverweging door de rechtbank aan de orde is gesteld.
5.1. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 augustus 2007 voor het nemen van een akte door [eiser] als hiervoor onder 4.7 bedoeld, waarop VvE Schuitengat zes weken later zal mogen antwoorden,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. N.E. Kwak en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007.?