ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8228

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-6237
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bouwvergunning dakkapel Edam-Volendam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 25 oktober 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een bouwvergunning voor een dakkapel, verleend door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam. Verzoeker, wonende te Volendam, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, omdat hij van mening is dat de dakkapel te dicht op zijn eigen dakkapel zal worden geplaatst. Op 14 september 2007 verleende verweerder de bouwvergunning, waarna verzoeker op 17 september 2007 een verzoek tot voorlopige voorziening indiende. De zitting vond plaats op 16 oktober 2007, waar verzoeker in persoon verscheen, vergezeld door zijn vrouw en dochter, en verweerder vertegenwoordigd was door A.E.D. Kaagman.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verleende bouwvergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan, maar dat er wel vragen waren over de naleving van de gemeentelijke bouwverordening. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunning niet in strijd was met artikel 2.5.17 van de bouwverordening, maar dat verweerder op onjuiste gronden was afgeweken van het negatieve advies van de Stichting Welstandszorg. De rechter benadrukte dat de belangen van de derde partij en de fout van de Stichting Welstandszorg niet als zwaarwegende belangen konden worden aangemerkt om van het welstandsadvies af te wijken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 14 september 2007 geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente Edam-Volendam gelast het door verzoekers gestorte griffierecht van € 143,- aan hen te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 25 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6237
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2007
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Volendam,
verzoeker,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,
verweerder,
derde partij:
[vergunninghouder],
wonende te Volendam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2007, heeft verweerder een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een dakkapel op het [adres].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 september 2007 bezwaar gemaakt. Bij brief van 17 september 2007 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 oktober 2007, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, vergezeld door zijn vrouw en dochter, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door A.E.D. Kaagman.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verweerder heeft de derde partij een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning. Verzoeker kan zich met dit besluit niet verenigen, omdat de dakkapel naar zijn mening te dicht op zijn eigen dakkapel zal worden geplaatst. Teneinde plaatsing van de dakkapel te voorkomen, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de bouwvergunning wordt geschorst.
2.3 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2.4 Tussen partijen is niet in geschil - en ook de voorzieningenrechter gaat er van uit - dat de verleende bouwvergunning niet in strijd is met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan.
2.5 Wel in geschil is of is voldaan aan artikel 2.5.17 van de gemeentelijke bouwverordening. Ingevolge deze bepaling moet de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen het bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die a) vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn b) niet toegankelijk zijn. Blijkens de toelichting op de Modelbouwverordening van de VNG, waarvan deze bepaling is afgeleid, is zij bedoeld om het ontstaan van smalle ontoegankelijke open ruimten tussen gebouwen op aangrenzende terreinen te voorkomen, omdat deze aanleiding kunnen geven tot hinder door vervuiling.
2.6 De voorzieningenrechter stelt vast dat in dezen sprake is van bebouwing boven de in onderdeel a genoemde grens van 2,2 meter als bedoeld in onderdeel a) van genoemd artikel. Voorts ziet de onder b) genoemde voorwaarde naar dezerzijds voorlopig oordeel op de situatie dat er wel sprake is van een genoegzame tussenruimte doch deze feitelijk niet toegankelijk is, bijvoorbeeld door een permanente afsluiting ervan. Artikel 2.5.17 staat - zo luidt de conclusie van de voorzieningenrechter - dan ook niet aan de verlening van de in geding zijnde vergunning in de weg.
2.7 Voor zover verzoeker zich beroept op het Burgerlijk Wetboek faalt deze grief in het kade van de onderhavige procedure. Bij de gewraakte vergunning gaat het om een zogeheten gebonden beschikking die slechts op bepaalde gronden mag en dan ook tevens moet worden geweigerd. Een eventuele schending van verplichtingen voortvloeiend uit het Burgerlijk Wetboek behoort niet tot deze gronden.
2.8 Niettemin bestaat er grond voor om de gevraagde schorsing toe te wijzen, nu verweerder op onjuiste gronden is afgeweken van het - negatieve - advies van de Stichting Welstandszorg.
2.9 Per 1 januari 2003 heeft de wetgever de mogelijkheid gecreëerd om, mits deugdelijk gemotiveerd, een bouwvergunning te verlenen ook indien niet is voldaan aan - kortweg - redelijke eisen van welstand. Achtergrond hiervan - verwezen zij naar Kamerstukken II, 26734, nr 3, memorie van toelichting, onderdeel 3.3.2 - vormt de wens om het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid te geven om op andere dan welstandsinhoudelijke gronden en op basis van een integrale beleidsafweging af te wijken van een advies van de welstandscommissie. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen van - bijvoorbeeld - economische of maatschappelijke aard. De mogelijkheid tot afwijking is inherent aan de politieke verantwoordelijkheid van het college voor de feitelijke uitoefening van het welstandstoezicht en voor de afgifte van bouwvergunningen, aldus de toelichting.
2.10 De voorzieningenrechter leidt uit het vorenstaande af dat het hierbij dient te gaan om een afweging van het welstandsbelang ten opzichte van andere (deel-)aspecten van het algemeen belang, die bovendien van een aanmerkelijk gewicht dienen te zijn. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de Stichting Welstandszorg de verkeerde welstandscriteria aan zijn advies ten grondslag heeft gelegd. Er is namelijk getoetst aan de criteria die gelden voor de gebieden B I en B II, terwijl de in geding zijnde dakkapel is gelegen in gebied D I. Vanwege deze fout en de belangen van de derde partij heeft verweerder besloten om in afwijking van het welstandsadvies een bouwvergunning te verlenen. De voorzieningenrechter overweegt dat het in dit geval meer voor de hand zou hebben gelegen om de Stichting Welstandszorg te verzoeken een nieuw advies uit te brengen waarbij wordt uitgegaan van de juiste welstandscriteria. De particuliere belangen van de derde partij en de fout van de Stichting Welstandszorg kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter namelijk niet worden aangemerkt als zwaarwegende belangen op grond waarvan afgeweken kan worden van het welstandsadvies.
2.11 Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek daartoe zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
2.12 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in dier voege dat het besluit van 14 september 2007 wordt geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
3.2 gelast de gemeente Edam-Volendam het door verzoekers gestorte griffierecht van € 143,- aan hen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 25 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.