ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8221

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-6327
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van verharding terrein voor parkeerplaatsen partycentrum

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 23 oktober 2007, betreft het een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een handhavingsverzoek met betrekking tot de verharding van een terrein dat bestemd is voor gemeentelijke diensten. Verzoekers, wonende te Zuidoostbeemster, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Beemster. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen concreet zicht op legalisatie van de illegale verharding bestaat, aangezien het nieuwe bestemmingsplan nog in voorbereiding is en niet binnen afzienbare tijd zal worden vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoekers afgewogen tegen het belang van de gemeente om handhavend op te treden. Hierbij is overwogen dat de verharding in strijd is met de huidige bestemming van het terrein, maar dat er geen zwaarwegende belangen zijn die een onverwijlde voorziening vereisen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat de procedure nog in de bezwaarfase verkeert en er geen dringende redenen zijn om van het reguliere proces af te wijken. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, en er zijn geen proceskosten aan de zijde van de verzoekers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6327
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 oktober 2007
in de zaak van:
[verzoekers],
wonende te Zuidoostbeemster,
verzoekers,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Beemster,
verweerder,
derde partij
De Nieuwe Tuinbouw B.V.
gevestigd te Zuidoostbeemster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2007, verzonden op 8 augustus 2007, heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoekers van 5 juli 2007 met betrekking tot de herinrichting c.q. verharding van het terrein van partycentrum "De Nieuwe Tuinbouw", op de gronden met de bestemming "gemeentewerf", afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 16 september 2007 bezwaar gemaakt. Bij schrijven van dezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 oktober 2007, waar verzoekers noch hun gemachtigde, met bericht van verhindering, zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. T.J.W. Bult en W.J. Schotten, beiden werkzaam bij de gemeente Beemster.
De behandeling is ter zitting geschorst nadat was gebleken dat de derde belanghebbende ten onrechte niet van het verzoek of de zitting op de hoogte was gesteld.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van 15 oktober, waar verzoekers noch hun gemachtigde, met bericht van verhindering, zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. T.J.W. Bult. Voorts is voor de derde belanghebbende M. Eekhof verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verzoekers wonen aan de [adres], de [locatie]. Partycentrum "De Nieuwe Tuinbouw" (hierna het partycentrum) ligt aan de Purmerenderweg nummer 176 grenzend aan de andere zijde van de Zuidersloot.
2.3 Voor het betreffende gebied vigeert het bestemmingsplan "Zuid-Oost 1971".
Op de in geding zijnde gronden rust de bestemming "gemeentewerf". Deze gronden zijn bestemd voor opslag- en werkterrein ten behoeve van gemeentelijke diensten, daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
2.4 Een nieuw bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" is in voorbereiding.
Daarin is voorzien in een nieuw woongebied met een multifunctioneel centrum (basisschool, buitenschoolse opvang, buurthuis, sportzaal en turnzaal). Tevens is in het concept een ontsluitingsweg opgenomen met een breedte van 15 meter, gesitueerd langs de Zuidersloot, als verbinding tussen de Purmerenderweg en de te realiseren woonwijk. Voor deze weg is bij besluit van 18 september 2007 vrijstelling verleend op grond van artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
2.5 In verband met de realisering van deze ontsluitingsweg heeft de gemeente een, direct aan de Zuidersloot grenzende, strook van 15 meter van het terrein van het partycentrum aangekocht, en het terrein van de voormalige gemeentewerf, behoudens het gedeelte van de strook van 15 meter benodigd voor de ontsluitingsweg, aan het partycentrum verkocht.
2.6 Op de aldus door het partycentrum verworven gronden zal, naar ter zitting is verklaard, volgens het nieuwe bestemmingsplan de bestemming "Horeca" rusten, ingevolge artikel 6 van de planvoorschriften bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen en - voor zover hier van belang - de daarbij behorende parkeervoorzieningen.
2.7 Het verzoek om handhaving heeft betrekking op de werkzaamheden op dit door het partycentrum verworven terrein van de voormalige gemeentewerf. Het gaat hier om de aanleg van parkeerplaatsen. De verharding van het terrein met betonklinkers is inmiddels gereed.
2.8 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuurdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.9 Naar verzoekers terecht hebben aangevoerd is het verharden van het terrein in strijd met de thans nog vigerende bestemming. De verharding strekt immers tot een gebruik ten behoeve van het horecabedrijf en niet ten behoeve van de bestemming "gemeentewerf". Hieraan doet verweerders stelling dat verharding van het terrein op zich ook is toegestaan onder de bestemming "gemeentewerf", niet af.
2.10 Verweerder is derhalve bevoegd om handhavend op te treden.
2.11 Met betrekking tot de vraag of er concreet zicht bestaat op legalisatie van de illegale situatie, heeft verweerder gewezen op het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan, op grond waarvan de parkeervoorziening zal zijn toegestaan, en op de voor de ontsluitingsweg reeds verleende vrijstelling.
De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de enkele verwijzing naar het concept-bestemmingsplan onvoldoende is om op grond daarvan tot het oordeel te komen dat een concreet zicht op legalisatie aanwezig is. Het concept dateert van 14 augustus 2007 en zal, naar ter zitting is gezegd, nog enige aanpassingen ondergaan en pas volgend jaar ter inzage worden gelegd. Niet te verwachten is derhalve dat binnen afzienbare tijd de nieuwe bestemming van het terrein zal zijn vastgesteld. Voorts is voor de vraag naar concreet zicht op legalisatie van de werkzaamheden op dit terrein van de (voormalige) gemeentewerf, anders dan verweerder kennelijk meent, niet van betekenis dat voor de naastgelegen ontsluitingsweg reeds vrijstelling is verleend.
2.12 Nu van overige bijzondere omstandigheden om van handhaven af te zien vooralsnog niet is gebleken ligt handhaving in de rede. De voorzieningenrechter ziet in het onderhavige geval evenwel geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek van verzoekers. Daarbij is het volgende van belang.
2.13 Allereerst is van betekenis dat het om een procedure gaat die nog slechts in de bezwaarfase verkeert en dat voor de derde-belanghebbende de mogelijkheid openstaat om alsnog om een vrijstelling te verzoeken. Voorts neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er sprake is van zwaarwegende belangen die een onverwijlde voorziening vergen. Of er sprake is van een toename van het verkeer en van de geluidhinder van dat verkeer op het terrein van De Nieuwe Tuinbouw, zoals verzoekers vrezen, kan in de bezwaarprocedure nader blijken. Gegeven echter de afstand tussen de 15 tot 18 parkeerplaatsen en de woning van verzoekers - die naar hun zeggen ongeveer 100 meter is - alsmede de verwachting dat de parkeeroverlast aan de voorzijde van het perceel van verzoekers aan de Purmerenderweg zal afnemen, nu De Nieuwe Tuinbouw in grotere mate dan voorheen op het eigen terrein kan voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in redelijkheid van verzoekers gevergd mag worden de uitkomst van die procedure af te wachten.
2.14 Het verzoek wordt derhalve afgewezen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 23 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.