De vraag die beantwoord dient te worden is of Swedeponic ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure bepaalde feiten heeft achtergehouden of onjuiste informatie heeft verschaft, terwijl die feiten en/of informatie tot een voor [verzoekster] hogere vergoeding zouden hebben geleid. Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Niet aannemelijk is dat de vestiging van Swedeponic in Nederland niet daadwerkelijk is gesloten. Swedeponic heeft bevestigd dat de heer [HHH], met behulp van een aantal uitzendkrachten, heeft gezorgd voor ontmanteling van de fabriek. De uitleg hierover door Swedeponic komt aannemelijk voor en zijn geen feiten en omstandigheden gebleken op basis waarvan kan worden geoordeeld dat Swedeponic op dit punt een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
Vaststaat dat de heer [HHH] alsmede het echtpaar [[SSS]] en hun zoon [RRR] in Engeland voor Swedeponic zijn gaan werken. Dat het echtpaar [DDD] voor Swedeponic in België werken is niet aannemelijk geworden.
Ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure heeft Swedeponic reeds aangegeven dat er productie zou worden overgeheveld van Nederland naar Engeland en Belgie. Niet is echter ter sprake gekomen dat werknemers, die in Nederland zouden worden ontslagen, in Engeland zouden gaan werken. Aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomsten in Nederland allemaal zijn geëindigd (van rechtswege, door ontbinding of opzegging) maar met enkelen is, zo blijkt thans, vervolgens een dienstverband aangegaan binnen het concern van Swedeponic hetgeen wel een relevante omstandigheid is voor een volledige beoordeling van de situatie. Zou dit aldus aan de orde zijn gesteld dan zou de kantonrechter namelijk kritischer zijn geweest ten aanzien van de vraag of die omstandigheid aanleiding zou zijn geweest om (ook) andere werknemers, en dan met name diegenen die, in tegenstelling tot het echtpaar [SSS] en hun zoon [RRR], voor onbepaalde tijd in dienst waren, te vragen hun werkzaamheden ten behoeve van Swedeponic voort te zetten in Engeland. Daar tegenover staat echter weer dat die vraag, wat [verzoekster] betreft (die zelf de mogelijkheid van België heeft geopperd), minder voor de hand zou hebben gelegen. [verzoekster] was immers reeds lange tijd arbeidsongeschikt en er was voor haar geen zicht op werkhervatting binnen Swedeponic op afzienbare termijn zodat zij niet daadwerkelijk in Engeland aan het werk had kunnen gaan. Bovendien was zij inmiddels bezig met een extern reïntegratietraject in Nederland. Swedeponic is aldus in haar informatievoorziening niet volledig geweest maar de kantonrechter is niet van oordeel dat, was die informatie wel beschikbaar geweest, zulks zou hebben geleid tot een andere beslissing ten aan zien van [verzoekster].
Ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure heeft Swedeponic aangevoerd dat de andere werknemers het lagere aanbod (correctiefactor 0,2) hadden geaccepteerd, hetgeen vervolgens door de kantonrechter is meegewogen bij het vaststellen van de vergoeding van [verzoekster]. Duidelijk is dat alle dienstverbanden in Nederland zijn geëindigd en niet is gebleken dat er hogere vergoedingen zijn betaald dan Swedeponic had aangeboden. Evenmin is het zo dat kennelijk onredelijk ontslagprocedures daadwerkelijk zijn gestart. Niet aannemelijk is aldus geworden dat Swedeponic op dit punt, ten tijde van de ontbindingsprocedure, onjuiste informatie heeft verschaft. Op dat moment waren nog geen kennelijk onredelijke ontslagprocedures aangekondigd en het is niet ondenkbaar dat de kennelijk thans bestaande voornemens om dat wel te doen (mede) zijn ingegeven door het feit dat [verzoekster] van de kantonrechter een hogere vergoeding toegekend heeft gekregen dan haar collega's van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd.
Het voorgaande overziend komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen gronden zijn voor herroeping van de beschikking van 18 juni 2007. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.