ECLI:NL:RBHAA:2007:BB5699

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
357066 AL VERZ 07-2965
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ontbindingsbeschikking arbeidsovereenkomst en informatievoorziening werkgever

In deze zaak verzoekt de werknemer om herroeping van een ontbindingsbeschikking van de arbeidsovereenkomst met Swedeponic Holland B.V. De werknemer stelt dat de werkgever tijdens de ontbindingsprocedure cruciale informatie heeft achtergehouden, die, indien deze bekend was geweest, tot een andere beslissing had geleid. De werknemer, die sinds 1 januari 1999 in dienst was, werd per 1 juli 2007 ontslagen met een vergoeding van € 8.400,-. De werkgever, Swedeponic, heeft in haar verweerschrift betwist dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt en stelt dat de productie op 31 mei 2007 is gestaakt. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2007 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat, hoewel Swedeponic niet volledig was in haar informatievoorziening, dit niet heeft geleid tot een andere beslissing over de vergoeding van de werknemer. De kantonrechter concludeert dat er geen gronden zijn voor herroeping van de beschikking van 18 juni 2007. De kosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 357066 AL VERZ 07-2965
datum uitspraak: 15 oktober 2007
BESCHIKKING HERROEPING
inzake
[verzoekster]
te [woonplaats]
verzoekster
hierna: [verzoekster]
gemachtigde: mr. M.J. Aantjes
tegen
SWEDEPONIC HOLLAND B.V.
te Rijsenhout
verweerster
hierna: Swedeponic
gemachtigde: mr. L.W. de Mol van Otterloo
De procedure
Op 30 augustus 2007 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster]. Swedeponic heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2007. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [verzoekster] heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
[verzoekster], geboren op 10 maart 1977, is sinds 1 januari 1999 in dienst geweest bij Swedeponic, laatstelijk in de functie van productiemedewerkster, tegen een salaris van € 1.596,60 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Bij beschikking van 18 juni 2007 is de arbeidsovereenkomst tussen Swedeponic en [verzoekster] ontbonden met ingang van 1 juli 2007. De kantonrechter heeft, in verband daarmee, aan [verzoekster] ten laste van Swedeponic een vergoeding toegekend van € 8.400,- bruto.
Het verzoek
[verzoekster] vraagt herroeping van de beschikking van de rechtbank waarbij de met haar bestaande arbeidsovereenkomst is ontbonden. Ter toelichting stelt [verzoekster] – samengevat – het volgende.
[verzoekster] stelt dat Swedeponic, in het verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsmede ten tijde van de mondelinge behandeling, bewust informatie achterwege heeft gelaten dan wel onjuist heeft weergegeven, welke informatie, als de rechtbank daarover had beschikt, ten aanzien van de te betalen vergoeding tot een andere beslissing had geleid. [verzoekster] is eerst kort geleden met die informatie geconfronteerd.
Swedeponic had, in het kader van de ontbindingsprocedure, gesteld dat 31 mei 2007 de laatste productiedag zou zijn en dat daarna de deuren zouden sluiten. Inmiddels is gebleken dat na genoemde datum door een aantal werknemers is doorgewerkt. Het gaat daarbij om de heer [HHH], de heer [[SSS]], de heer [RRR] en mevrouw [SSS]. De heer [HHH] had een dienstverband voor onbepaalde tijd, de heer en mevrouw [SSS] hadden een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 31 maart 2007 en de heer [RRR] was uitzendkracht. Ter zitting van 29 mei 2007 heeft Swedeponic verklaard dat de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd alle van rechtswege zijn beëindigd maar dat is dus niet het geval. Verder had Swedeponic, ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure, gesteld dat alle arbeidsovereenkomsten (behalve die van [verzoekster] en een collega) waren opgezegd. Inmiddels blijkt dat dit niet het geval is en dat 6 werknemers hun werkzaamheden voor Swedeponic hebben voortgezet in Groot-Brittanië of België. Het betreft de heren [HHH], [[SSS]] en [RRR] en mevrouw [SSS]. Zij zijn werkzaam voor Swedeponic in Groot-Brittannië. De heer [DDD] en mevrouw [[DDD]] zijn inmiddels werkzaam voor Swedeponic in België. Ook zij hadden een contract voor bepaalde tijd tot 31 maart 2007 en zijn nog werkzaam geweest in Nederland tot medio mei 2007.
Mevrouw [verzoekster] heeft in het kader van de ontbindingsprocedure –wel degelijk- ook aangegeven interesse te hebben in een baan in het buitenland.
Ten slotte is gebleken dat, in tegenstelling tot hetgeen Swedeponic in het kader van de ontbindingsprocedure had gesteld, niet alle werknemers een (veel) lagere vergoeding hebben geaccepteerd. Er zijn immers zes werknemers inmiddels in het buitenland werkzaam voor Swedeponic en verder blijken er andere werknemers te zijn die een kennelijk onredelijke ontslagprocedure willen starten.
Het verweer
Swedeponic concludeert tot afwijzing van het herroepingsverzoek. Ter toelichting voert Swedeponic – samengevat – het volgende aan.
Swedeponic betwist dat zij zou hebben gelogen, althans dat er sprake is geweest van bedrog. Zij bevestigt dat op 31 mei 2007 de productie in Rijsenhout is gestaakt. Na 31 mei 2007 is de fabriek ontmanteld en schoongemaakt. Dit is gebeurd onder leiding van de heer [HHH] met behulp van een aantal uitzendkrachten. Andere (voormalige) werknemers van Swedeponic waren hier niet bij betrokken. Deze werkzaamheden waren onlosmakelijk verbonden aan de sluiting van de productie. De heer [HHH] is als enige ex-werknemer van Swedeponic aansluitend bij Swedeponic U.K. in dienst getreden. Hij is een alleenstaande Australiër zonder vaste woonplaats in Nederland en had geen bezwaar om naar Engeland te verhuizen. Omdat er behoefte was bij Swedeponic U.K. aan een leidinggevende functionaris is de heer [HHH] gevraagd in dienst te treden. De heer en mevrouw [[SSS]] zijn, na een korte onderbreking wegens vakantie, ook in Engeland gaan werken. Zij hadden daar zelf expliciet om gevraagd en aangezien de productie van Nederland naar Engeland is overgebracht waren daar extra mensen nodig. Zij woonden op het terrein van Swedeponic waardoor wellicht de indruk is ontstaan dat zij daar werkzaam zijn gebleven na 31 mei 2007. Het is niet juist dat de heer en mevrouw [DDD] voor Swedeponic in België werkzaam zijn. Zij werken inmiddels wel in België maar bij een bedrijf dat geen relatie heeft met Swedeponic. Van belang is ook dat Swedeponic België en Engeland aparte juridische entiteiten zijn waarover Swedeponic geen enkele zeggenschap heeft.
Het feit dat mevrouw [verzoekster] een baan in het buitenland zou willen, is geen grond om tot herroeping van de beschikking te kunnen komen. Overigens heeft mevrouw [verzoekster] voor het eerst in het verweerschrift aangegeven eventueel geïnteresseerd te zijn in een baan in België.
Ten slotte stelt Swedeponic dat ten tijde van de mondelinge behandeling op 29 mei 2007 geen van de werknemers had aangekondigd een kennelijk onredelijke ontslagprocedure aanhangig te willen maken en een dergelijke procedure is nog steeds door niemand gestart.
De beoordeling van het verzoek
De vraag die beantwoord dient te worden is of Swedeponic ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure bepaalde feiten heeft achtergehouden of onjuiste informatie heeft verschaft, terwijl die feiten en/of informatie tot een voor [verzoekster] hogere vergoeding zouden hebben geleid. Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Niet aannemelijk is dat de vestiging van Swedeponic in Nederland niet daadwerkelijk is gesloten. Swedeponic heeft bevestigd dat de heer [HHH], met behulp van een aantal uitzendkrachten, heeft gezorgd voor ontmanteling van de fabriek. De uitleg hierover door Swedeponic komt aannemelijk voor en zijn geen feiten en omstandigheden gebleken op basis waarvan kan worden geoordeeld dat Swedeponic op dit punt een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
Vaststaat dat de heer [HHH] alsmede het echtpaar [[SSS]] en hun zoon [RRR] in Engeland voor Swedeponic zijn gaan werken. Dat het echtpaar [DDD] voor Swedeponic in België werken is niet aannemelijk geworden.
Ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure heeft Swedeponic reeds aangegeven dat er productie zou worden overgeheveld van Nederland naar Engeland en Belgie. Niet is echter ter sprake gekomen dat werknemers, die in Nederland zouden worden ontslagen, in Engeland zouden gaan werken. Aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomsten in Nederland allemaal zijn geëindigd (van rechtswege, door ontbinding of opzegging) maar met enkelen is, zo blijkt thans, vervolgens een dienstverband aangegaan binnen het concern van Swedeponic hetgeen wel een relevante omstandigheid is voor een volledige beoordeling van de situatie. Zou dit aldus aan de orde zijn gesteld dan zou de kantonrechter namelijk kritischer zijn geweest ten aanzien van de vraag of die omstandigheid aanleiding zou zijn geweest om (ook) andere werknemers, en dan met name diegenen die, in tegenstelling tot het echtpaar [SSS] en hun zoon [RRR], voor onbepaalde tijd in dienst waren, te vragen hun werkzaamheden ten behoeve van Swedeponic voort te zetten in Engeland. Daar tegenover staat echter weer dat die vraag, wat [verzoekster] betreft (die zelf de mogelijkheid van België heeft geopperd), minder voor de hand zou hebben gelegen. [verzoekster] was immers reeds lange tijd arbeidsongeschikt en er was voor haar geen zicht op werkhervatting binnen Swedeponic op afzienbare termijn zodat zij niet daadwerkelijk in Engeland aan het werk had kunnen gaan. Bovendien was zij inmiddels bezig met een extern reïntegratietraject in Nederland. Swedeponic is aldus in haar informatievoorziening niet volledig geweest maar de kantonrechter is niet van oordeel dat, was die informatie wel beschikbaar geweest, zulks zou hebben geleid tot een andere beslissing ten aan zien van [verzoekster].
Ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure heeft Swedeponic aangevoerd dat de andere werknemers het lagere aanbod (correctiefactor 0,2) hadden geaccepteerd, hetgeen vervolgens door de kantonrechter is meegewogen bij het vaststellen van de vergoeding van [verzoekster]. Duidelijk is dat alle dienstverbanden in Nederland zijn geëindigd en niet is gebleken dat er hogere vergoedingen zijn betaald dan Swedeponic had aangeboden. Evenmin is het zo dat kennelijk onredelijk ontslagprocedures daadwerkelijk zijn gestart. Niet aannemelijk is aldus geworden dat Swedeponic op dit punt, ten tijde van de ontbindingsprocedure, onjuiste informatie heeft verschaft. Op dat moment waren nog geen kennelijk onredelijke ontslagprocedures aangekondigd en het is niet ondenkbaar dat de kennelijk thans bestaande voornemens om dat wel te doen (mede) zijn ingegeven door het feit dat [verzoekster] van de kantonrechter een hogere vergoeding toegekend heeft gekregen dan haar collega's van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd.
Het voorgaande overziend komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen gronden zijn voor herroeping van de beschikking van 18 juni 2007. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst het verzoek af;
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Charbon en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.