ECLI:NL:RBHAA:2007:BB4442

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-4959
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening kapvergunning voor bomen in verband met bouwproject Schoterbrug

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 14 augustus 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning voor 118 bomen in het kader van de bouw van de Schoterbrug. De eiseres, de Haarlemse Jachtclub, had bezwaar gemaakt tegen de kapvergunning die op 8 februari 2007 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Eiseres stelde dat de bomen van groot belang waren voor haar als erfafscheiding en als windvanger, en verzocht om schorsing van de kapvergunning.

De voorzieningenrechter overwoog dat de kapvergunning niet als een beleidsvoornemen in de zin van de Inspraakverordening van de gemeente Haarlem kan worden gezien, en dat inspraak reeds had plaatsgevonden in het kader van het project Schoterbrug. De rechter concludeerde dat de noodzaak voor de kap van de bomen, ter voorbereiding van de bouw, zwaarder woog dan de belangen van eiseres. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen spoedeisend belang was voor schorsing van de kapvergunning, aangezien de bomen niet zonder toestemming van eiseres gekapt konden worden.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen rechtsmiddel open gesteld tegen deze uitspraak. De rechter benadrukte dat er geen aanleiding was om te verwachten dat het besluit in beroep niet stand zou houden, en dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 4959
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 augustus 2007
in de zaak van:
de Haarlemse Jachtclub
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.J.L. Heukels, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
gemachtigde: mr. W.J.R.M. Welschen, advocaat te Haarlem,
derde partij:
sector BOR, gemeente Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2007 heeft verweerder kapvergunning verleend voor 118 bomen in de omgeving van de beoogde Schoterbrug.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 19 maart 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 juli 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder afgeweken van het advies van de Kamer uit de commissie beroep- en bezwaarschriften van 30 mei 2007.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 juli 2007 beroep ingesteld.
Bij brief van 26 juli 2007 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 augustus 2007, alwaar het verzoek gelijktijdig met de verzoeken in de procedures met registratienummers 07-4429 en 07-4959 is behandeld ter zitting van 10 augustus 2007, alwaar verzoekster is verschenen bij haar bestuursvoorzitter W. Emmens en bij haar voornoemde gemachtigde mr. Heukels.
Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde mr. Welschen, bijgestaan door mr. H. Van Lier, en heeft zich voorts doen vertegenwoordigen door C.M. Verhoeff, gemeentelijk projectleidster.
Voorts zijn verschenen dr. ir. M.A.H.G. Plantaz, J.F. Sulman, A.G. Kamphuis en A. Verduijn, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem, en ing. J. Wissink, werkzaam bij Adviseursbureau Goudappel Coffeng.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de Houtopstanden voor de gemeente Haarlem (VH) is het verboden zonder vergunning houtopstand te vellen of te doen vellen. Artikel 4, eerste lid, VH bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning kan weigeren dan wel onder voorwaarden verlenen in het belang van onder meer natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stads- en dorpsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2.3 De verleende kapvergunning betreft 65 kapvergunningplichtige bomen, 17 zilveresdoorns langs de Spaarndamseweg en 36 bomen die wat hun maat betreft niet kapvergunningplichtig zijn. Voor de 17 zilveresdoorns geldt de voorwaarde dat ze moeten worden behouden, waartoe ze tijdens de bouw beschermd moeten worden of door een erkend bedrijf weggehaald en teruggeplaatst. Voor de 65 kapvergunningplichtige en 15 van de 36 niet kapvergunningplichtige bomen geldt een herplantplicht.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder zich, in afwijking van het advies van de Kamer uit de commissie beroep- en bezwaarschriften, terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verlenen van een kapvergunning op zichzelf niet als een beleidsvoornemen in de zin van de Inspraakverordening van de gemeente Haarlem kan worden gezien en dat inspraak ter zake van het besluit kapvergunning te verlenen daarom niet aan de orde is. De hoeveelheid bomen noch ook de achtergrond van de voorgenomen kap is een genoegzame reden om de kapvergunning aan te merken als een besluit met meer dan individuele strekking.
Naar verweerder overigens terecht heeft opgemerkt heeft inspraak reeds plaatsgevonden in het kader van het beleidsvoornemen ten aanzien van het project Schoterbrug. In dat kader is de afzonderlijke en als zodanig zelfstandige kapvergunning verleend.
2.5 De door verzoekster geuite twijfel omtrent de noodzaak voor de kap van de bomen deelt de voorzieningenrechter niet. Duidelijk is - naar uit de stukken blijkt en ter zitting is toegelicht - dat het kappen c.q. deels verplaatsen van de bomen noodzakelijk is ter voorbereiding van het gehele project Schoterbrug. Dit bestaat behalve uit de aanleg van een brug ook uit de verdere herontwikkeling van het (jachthaven)gebied, waarin is voorzien in de bouw van woningen, de aanleg van parkeerplaatsen, en het verplaatsen van de jachthavens naar een nieuw te bouwen jachthaventerrein, alsmede in een nieuwe locatie voor de hengelsportvereniging en de scoutinggroep.
2.6 Met betrekking tot de bezwaren van verzoekster tegen de kap van bomen die op haar (in erfpacht uitgegeven) grond staan, heeft verweerder ter zitting verduidelijkt dat het verlenen van de kapvergunning niet betekent dat deze bomen gekapt kunnen worden zonder toestemming en medewerking van verzoekster. Een spoedeisend belang van verzoekster bij schorsing van de kapvergunning is in zoverre dan ook niet aanwezig.
Inhoudelijk heeft verzoekster naar voren gebracht dat de bomen voor haar van groot belang zijn als erfafscheiding en als windvanger. Een nadere precisering van de aangegeven belangen heeft verzoekster niet gegeven. Ten aanzien van de functie van erfafscheiding vermag de voorzieningenrechter geen (groot) belang aanwezig te zien. Ten aanzien van het mogelijk veranderen of verdwijnen van de functie van de bomen als windvang ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder binnen de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten het onmiskenbare belang bij verwijdering van de bomen ten behoeve van de (voorbereidende werkzaamheden voor de) bouw van de brug zwaarder te laten wegen dan het belang van verzoekster.
2.7 Nu overigens tegen de verleende kapvergunning geen bezwaren zijn aangevoerd, met niet ten aanzien van de in de VH genoemde weigeringsgronden en/of de aan de vergunning verbonden voorwaarden, is er geen aanleiding te verwachten dat het besluit in beroep geen stand zal kunnen houden.
2.8 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 14 augustus 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.