ECLI:NL:RBHAA:2007:BA4865

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343498 VV EXPL 07-70
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van functie en loonbetaling in arbeidszaak KLM

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 mei 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een verkeersvlieger, en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM). Eiser was in dienst bij KLM en had een opleiding tot First Officer onderbroken wegens onvoldoende functioneren. KLM heeft eiser uit zijn functie van Second Officer ontheven en de loonbetaling stopgezet na zijn weigering om in een grondfunctie te reïntegreren. Eiser vorderde doorbetaling van zijn loon, wedertewerkstelling in zijn functie van Second Officer en toelating tot het afronden van zijn opleiding tot First Officer.

De kantonrechter oordeelde dat de enkele omstandigheid dat eiser bepaalde vlieghandelingen op het niveau van First Officer niet naar behoren kon uitvoeren, niet voldoende was om te concluderen dat hij ongeschikt was voor de functie van Second Officer, die hij jarenlang zonder problemen had bekleed. De vordering tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling werd toegewezen. KLM werd ook verplicht om eiser in de gelegenheid te stellen de opleiding tot First Officer opnieuw te volgen. De rechter oordeelde dat KLM onterecht de loonbetaling had stopgezet en dat eiser recht had op zijn achterstallige salaris, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.

De uitspraak benadrukt het belang van de cao-bepalingen en de zorgvuldigheid die werkgevers moeten betrachten bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten en het ontheffen van werknemers uit hun functies. De kantonrechter stelde vast dat KLM niet had aangetoond dat eiser niet voldeed aan de bekwaamheidseisen voor zijn functie, en dat de stopzetting van de loonbetaling niet gerechtvaardigd was. De rechter legde ook een dwangsom op voor het geval KLM niet aan de uitspraak zou voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 343498/ VV EXPL 07-70
datum uitspraak: 9 mei 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. P. Hulsegge
tegen
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.
te Amstelveen
gedaagde partij
hierna te noemen KLM
gemachtigde mr. M. Van Riel
De procedure
[eiser] heeft KLM op 19 april 2007 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2007, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben, voorafgaande aan de mondelinge behandeling, nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. [eiser] is op 28 november 1997 bij KLM in dienst getreden in de functie van vlieger op vleugelvliegtuigen, tegen een salaris van (laatstelijk) € 8.114,83 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor KLM-vliegers voor vleugelvliegtuigen (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 2.4 van de cao wordt het volgende bepaald:
“Indien Vice President Operations betwijfelt of een vlieger voldoet of nog voldoet aan de voor de functie gestelde geschiktheidseisen [...] zal hij de kwestie voorleggen aan de beoordelingscommissie.”
3. Ingevolge artikel 5.4 sub 3 van de cao neemt de arbeidsovereenkomst een einde indien “op de datum waarop, na advies van de beoordelingscommissie [...] de Executive Vice President Flight Operations beslist dat de vlieger niet binnen de daarvoor gestelde termijn [...] na indiensttreding er in is geslaagd zijn initiële opleiding en de daarbij behorende routetraining met goed gevolg te voltooien”.
4. Ingevole artikel 2.4 van bijlage 6 van de cao kan KLM de opleiding van een vlieger tussentijds afbreken naar aanleiding van een beslissing van de Executive Vice President Flight Operations.
5. Artikel 5.5 sub 3 van de cao luidt, voor zover van belang, als volgt:
“De KLM verbindt zich de vlieger die [...] niet of niet meer kan voldoen aan de bekwaamheidseisen voor zijn functie, zo mogelijk [...] een andere functie aan te bieden, waarbij rekening zal worden gehouden met zijn geschiktheid en opleiding.”
6. [eiser] heeft op 14 februari 1998 de opleiding tot Second Officer MD11 afgerond en is sedertdien werkzaam in de functie van Second Officer op het vleugelvliegtuig type MD11.
7. De functie van Second Officer is de laagste functie in een rangorde van drie, waarin de middelste en hoogste functie achtereenvolgens die van First Officer en Captain is. De Second Officer is als derde vlieger aanwezig in de cockpit en neemt op het moment dat de First Officer moet rusten, diens taken over. Volgens de functiebeschrijving moet de Second Officer “be able to fly the aircraft safely and efficiently”. De Second Officer vliegt niet beneden de 20.000 ft.
8. Begin april 2003 is [eiser] begonnen aan de opleiding tot First Officer B767. Deze opleiding bestaat uit een theoretisch gedeelte, een simulator training en een zogenoemde routetraining, waarbij met verschillende instructeurs wordt gevlogen.
9. Bij brief van 23 februari 2004 heeft KLM [eiser] doen weten hem op advies van de beoordelingscommissie per 1 maart 2004 terug te plaatsen in de functie van Second Officer MD11 voor een periode van twee jaar.
10. Op 6 mei 2006 is [eiser] begonnen met de opleiding tot First Officer B737. Hij heeft het theoretische gedeelte van de opleiding en de simulatortraining met goed gevolg afgesloten. Tijdens de routetraining heeft [eiser] zich twee maal een dag wegens ziekte afgemeld.
11. Op 21 september 2006 heeft KLM [eiser] medegedeeld de opleiding stop te zetten in verband met onvoldoende presteren door [eiser] en de beoordelingscommissie om advies te zullen vragen.
12. Op 18 oktober 2006 heeft de beoordelingscommissie KLM geadviseerd de arbeids-overeenkomst met [eiser] als verkeersvlieger te ontbinden en de mogelijkheid te onderzoeken om [eiser] in een andere functie dan die van vlieger te plaatsen.
13. [eiser] heeft zich op 18 oktober 2006 ziek gemeld.
14. Bij brief van 5 december 2006 heeft KLM aan [eiser] medegedeeld het advies van de beoordelingscommissie te zullen overnemen.
15. Bij brief van 28 december 2006 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de beslissing van KLM en aanspraak gemaakt op behoud van zijn functie van Second Officer en op de mogelijkheid opnieuw in de gelegenheid te worden gesteld de opleiding tot First Officer te volgen. [eiser] heeft daarbij onder meer het volgende opgemerkt:
“Ik zie niet in waarom mijn dienstverband als verkeersvlieger ontbonden dient te worden. Mijn opleiding [...] is afgebroken, omdat ik ziek werd en ik wegens mijn ziekte niet onafgebroken aan de opleiding kon deelnemen.
16. Op 15 februari 2007 heeft KLM een zogenoemd Plan van Aanpak ten behoeve van de re-integratie van [eiser] opgesteld met als einddoel “Werkhervatting in een andere passende (grond-)functie”. [eiser] heeft het Plan van Aanpak niet voor akkoord ondertekend.
17. Bij brief van 19 februari 2007 heeft [eiser] zich bereid verklaard om in het kader van de re-integratie in zijn functie van Second Officer MD11 andere werkzaamheden te verrichten dan die van een Second Officer.
18. Bij brief van 5 maart 2007 heeft KLM [eiser] gesommeerd om uiterlijk op 6 maart 2007 akkoord te gaan met het Plan van Aanpak van 15 februari 2006, onder aanzegging van het staken van de loonbetaling.
19. KLM heeft op 7 maart 2007 de loonbetaling aan [eiser] stopgezet.
20. [eiser] is tot op heden arbeidsongeschikt.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van KLM tot betaling aan [eiser] vanaf 7 maart 2007 van een bedrag van € 8.579,-- bruto ter zake van salaris, vermeerderd met vakantiebijslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, om [eiser] weer te werk te stellen in zijn functie van tweede officier MD11 en hem toe te laten om de opleiding tot eerste officier B737 af te ronden, de laatste twee vorderingen op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan, alsmede tot betaling van € 360,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van KLM in de kosten van het geding.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
[eiser] heeft de opleiding tot First Officer niet kunnen voltooien wegens onzorgvuldigheden in de training en wegens ziekte. Gedurende de gehele routetraining is [eiser] veelvuldig geconfronteerd met schemawijzigingen en verandering van instructeurs. In plaats van met de gebruikelijke twee instructeurs, kreeg [eiser] te maken met zes verschillende instructeurs, zodat [eiser] telkens weer moest wennen aan de aanpak van een nieuwe begeleider. Daarbij kwam dat [eiser] zich gedurende de opleiding zeer vermoeid voelde en met psychische gezondheidsklachten kampte. Hij heeft dit diverse keren aan zijn instructeurs en trainings-manager kenbaar gemaakt, maar zij gingen er niet op in.
Voorts heeft KLM op onjuiste gronden met een beroep op artikel 7:629 BW de salaris-betaling aan [eiser] stopgezet. [eiser] heeft zich immers bereid verklaard om mee te werken aan zijn re-integratie. [eiser] kan echter niet instemmen met het door KLM geformuleerde einddoel daarvan, de plaatsing van [eiser] in een grondfunctie. Aangezien [eiser] als Second Officer steeds goed heeft gefunctioneerd, is er geen aanleiding om hem uit die functie te ontheffen. KLM heeft daarmee gehandeld in strijd met de cao.
KLM dient [eiser] weder te werk te stellen in zijn functie van Second Officer en hem in de gelegenheid te stellen de afgebroken opleiding te voltooien. Zij dient tevens vanaf 7 maart 2007 de salarisbetaling te hervatten.
KLM is de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd telkens vanaf het moment dat zij met betaling van het salaris in verzuim is gekomen of zal komen. De wettelijke verhoging bedraagt per 27 april 2007 € 3.150,21, de wettelijke rente bedraagt per 27 april 2007 € 45,69.
[eiser] heeft zich ten gevolge van de weigerachtige houding van KLM van rechtsbijstand moeten voorzien. De buitengerechtelijke kosten die [eiser] in verband daarmee heeft moeten maken, dienen voor rekening van KLM te komen. [eiser] begroot deze kosten op grond van het Rapport Voorwerk II op een bedrag van € 360,--.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien hij in ernstige financiële problemen zal geraken indien hij geen salaris zal blijven ontvangen.
Het verweer
KLM betwist de vordering en voert daartoe, zakelijk samengevat, het volgende aan.
Het opleidingstraject van [eiser] is zorgvuldig verlopen. KLM heeft [eiser] laten begeleiden door twee zeer ervaren en goed bij [eiser] passende instructeurs. De schemawijzigingen waren vooral het gevolg van het feit dat de routetraining is verlengd ten behoeve van [eiser].
KLM heeft de opleiding niet wegens ziekte van [eiser] beëindigd, maar ingevolge artikel 2.4 van bijlage 6 van de cao. KLM heeft namelijk moeten constateren dat [eiser] niet over de vereiste vliegtechnische capaciteiten beschikt. Tijdens de routetraining had [eiser] vooral problemen met vlieghandelingen beneden de 20.000 ft. Dit waren precies dezelfde problemen waar [eiser] in 2003 ook al mee te kampen had. Hoewel een Second Officer die handelingen niet mag uitvoeren, moet hij er in geval van nood wel toe in staat zijn. Nu [eiser] heeft laten blijken niet aan de bekwaamheidseisen te voldoen, is het met het oog op de veiligheid niet verantwoord om hem nog te laten vliegen. KLM heeft [eiser] dan ook op goede gronden uit zijn functie van Second Officer ontheven.
Ingevolge artikel 5.5.3 van de cao dient te worden gezocht naar een passende alternatieve functie voor [eiser]. Nu [eiser] uit zijn functie van vlieger is ontheven, moet de re-integratie op de herplaatsing van [eiser] in een grondfunctie gericht zijn. Omdat [eiser] weigerde akkoord te gaan met het daarop gerichte Plan van Aanpak, was KLM gerechtigd de salarisbetaling stop te zetten.
De beoordeling van het geschil
1. De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
2. De kern van het geschil ligt besloten in de vraag of KLM [eiser] uit zijn functie van Second Officer heeft mogen ontheffen. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij als Second Officer steeds naar behoren heeft gefunctioneerd. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] op enig moment zodanig tekortgeschoten is in de uitoefening van zijn functie als Second Officer, dat hij daarmee de veiligheid van de passagiers en de overige bemanningsleden van het vliegtuig in de waagschaal heeft gesteld en dat van KLM niet kan worden verlangd [eiser] als Second Officer MD11 te handhaven. De enkele omstandigheid dat [eiser] tijdens de routetraining bepaalde vlieghandelingen op het niveau van First Officer (nog) niet naar behoren kon uitvoeren, kan er naar het oordeel van de kantonrechter niet toe leiden dat [eiser] dan ook per definitie ongeschikt moet worden geacht voor de functie van Second Officer, een functie die hij jarenlang zonder problemen heef bekleed, te minder nu nergens in de cao of de arbeidsovereenkomst een maximum periode dan wel tijdstraject is vastgelegd waarbinnen de vlieger geacht wordt door te groeien naar dan wel te functioneren op het niveau behorende bij een naastgelegen hogere functie.
3. Desgevraagd heeft KLM ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard, dat [eiser] niet in zijn functie van Second Officer kan worden gehandhaafd, omdat KLM er niet van overtuigd is dat hij, in geval van nood, in staat zal zijn om de taken van de First Officer in de cockpit over te nemen. Dit op zichzelf niet onredelijke argument kan geen gewicht in de schaal leggen, nu het klaarblijkelijk nooit eerder, noch bij de aanstelling van [eiser] als Second Officer noch op enig moment gedurende de periode dat hij die functie heeft bekleed, de doorslaggevende betekenis heeft gehad die KLM daar thans aan toekent.
4. Het voorgaande in overweging nemende is vooralsnog niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat KLM gerede gronden had om [eiser] uit zijn functie van Second Officer te ontheffen. Dit brengt mee dat [eiser] niet gehouden was om akkoord te gaan met het door KLM opgestelde Plan van Aanpak, dat gericht is op herplaatsing van [eiser] in een grondfunctie. Door daaraan geen medewerking te verlenen heeft [eiser] niet gehandeld in strijd met zijn verplichtingen ingevolge artikel 7:660 BW. Er is dan ook geen sprake van een deugdelijke grond voor de stopzetting van de loonbetaling. KLM dient vanaf 7 maart 2007 haar betalingsverplichtingen jegens [eiser] na te komen en het achterstallige salaris aan hem te voldoen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf het moment waarop zij met betaling in verzuim is gekomen. Voor toewijzing van toekomstig salaris is bij gebreke van spoedeisendheid geen grond.
5. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt er tevens toe dat KLM [eiser], vanaf het moment dat hij arbeidsgeschikt is voor de functie van Second Officer MD11 en weer beschikt over een door de Minister van Verkeer en Waterstaat verstrekte medische verklaring, weer in genoemde functie van Second Officer te werk zal dienen te stellen.
6. Het gedeelte van de vordering dat ertoe strekt KLM te veroordelen om [eiser] in de gelegenheid te stellen de afgebroken opleiding tot First Officer af te ronden is niet toewijsbaar. Tegenover het gemotiveerde verweer van KLM heeft [eiser] vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat er al tijdens de routetraining sprake was van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, tengevolge waarvan hij niet in staat was om de opleiding met goed gevolg te voltooien. Nu gesteld noch gebleken is dat het volgen van de opleiding tot First Officer aan een limiet gebonden is, zal de kantonrechter dit gedeelte van de vordering in die zin toewijzen, dat KLM [eiser] in de gelegenheid dient te stellen tot het opnieuw volgen van de (gehele) opleiding tot First Officer.
7. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 50.000,--.
8. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, nu KLM daartegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd.
9. De proceskosten komen voor rekening van KLM omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt KLM bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om aan [eiser] te voldoen het bedrag van € 8.579,-- bruto ter zake van achterstallig salaris vanaf 7 maart 2007, vermeerderd met 8% vakantiebijslag, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente, en een bedrag van € 360,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
b. om [eiser], voor zover hij daartoe in staat is, weder te werk te stellen in zijn functie van tweede officier vleugelvliegtuig type MD11;
c. om [eiser], zodra deze hiertoe in staat is, in de gelegenheid te stellen opnieuw (van voren af aan) de opleiding tot eerste officier vleugelvliegtuig type B737 te volgen;
- bepaalt dat KLM een dwangsom verbeurt van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat deze de hiervoor (sub b. en c.) gegeven beslissing niet nakomt, tot een maximum van € 50.000,--;
- veroordeelt KLM tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 84,31
vastrecht € 199,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Mellema en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.