ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9815

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
117378
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot vernietiging van vaststellingsovereenkomst vervallen door bevestiging en uitleg vaststellingsovereenkomst bij vordering tot nakoming

In deze zaak heeft eiseres, R.D., een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en de besloten vennootschap GVK, met betrekking tot een schikkingsovereenkomst die op 17 januari 2006 was ondertekend. Eiseres stelde dat deze overeenkomst onder invloed van bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden was tot stand gekomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres de schikkingsovereenkomst heeft bevestigd door herhaaldelijk aan te dringen op nakoming, waardoor haar recht op vernietiging verviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schikkingsovereenkomst nog steeds van kracht is en dat de verplichtingen die daarin zijn opgenomen, zoals de afgifte van een schriftelijke erkenning van eigendom van bepaalde paarden, nagekomen moeten worden. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot verklaring voor recht dat de schikkingsovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot nakoming van de verplichtingen uit de schikkingsovereenkomst en een dwangsom opgelegd voor het geval zij hieraan niet voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 117378 / HA ZA 05-1349
Vonnis van 28 februari 2007
in de zaak van
[EISERES],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. S.I. van der Staal,
advocaten mr. P. Bavelaar te Frankfurt am Main (D) en
mr. Budik te Amsterdam,
tegen
1. [GEDAAGDE SUB 1],
wonende te [woonplaats],
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. GOOISCHE VASTGOED KOMBINATIE GVK,
gevestigd te Naarden,
gedaagden,
procureur mr. F.W. Huizinga.
Eiseres zal hierna [eiseres] en gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde sub 1, [gedaagde sub 2] en GVK worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 november 2005
- het proces-verbaal van niet gehouden comparitie van 20 februari 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2006 met de daarin genoemde stukken
- de conclusie van repliek, met producties
- de conclusie van dupliek
- het verkort proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2007 en de daarin genoemde stukken
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 8 september 2005 heeft [eiseres], na hiertoe toestemming te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, diverse (derden)beslagen gelegd ten laste van [gedaagden], waarna zij op 22 september 2005 [gedaagde sub 1, GVK, waarvan [gedaagde sub 1 destijds directeur was, en [gedaagde sub 2], toenmalig echtgenote en tevens enig aandeelhoudster in GVK, heeft gedagvaard. In deze dagvaarding heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven - gevorderd dat deze rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden zal veroordelen tot betaling aan haar van EUR 170.213,58, te vermeerderen met rente en kosten, waaronder begrepen de kosten van de beslagen.
2.2. Op 17 januari 2006 hebben [gedaagde sub 1 en [eiseres] een door [gedaagde sub 1 met de hand geschreven document ondertekend. Dit document (hierna: de schikkingsovereenkomst) houdt in, voor zover hier van belang:
“Wederzijdse verklaring met rechtskracht opgemaakt te Voorthuizen op 17 januari 2006 15.00 uur tussen
De partijen: A. [gedaagde sub 1 (...)
En: R.D. [eiseres] (...)
Beide partijen verklaren het volgende:
Met ingang van heden, 17 januari 2006 worden alle procedures en aangiften die tegen elkaar of elkaars belanghebbenden zijn aangespannen of gedaan, afgebroken, gestaakt en definitief beëindigd zonder verdere voorwaarden.
De betrokken instanties zoals Justitie [onleesbaar], Boerhave en betrokken advocaten zijnde: mr. F.W. Huizinga te Haarlem van A. [gedaagde sub 1] en mr. Bavelaar en mr. Budik vanwege [eiseres] zullen middels dit stuk, waarop geen herziening of beroep van de beide partijen mogelijk is, per fax onmiddellijk op de hoogte worden gesteld. Naar waarheid en zonder enige vorm van dwang opgemaakt ondertekenen beide partijen:
[gedaagde sub 1] . [eiseres]”
2.3. Een brief van [gedaagde sub 1 en [eiseres] gezamenlijk aan het Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (hierna: KWPN), gedateerd 30 januari 2006, houdt in, voor zover hier van belang:
“via onze advocaten (...) bent op de hoogte gesteld van het feit dat er een geschil bestond over de afhandeling van de eigendomsrechten van onze gezamenlijke paarden dewelke in uw stamboek geregistreerd staan.
Deze paarden zijn intussen verkocht en geleverd, en enkele nieuwe eigenaren hebben verzocht het paard op hun naam te kunnen registreren.
Daar wij onze geschillen inzake deze volledig hebben opgelost verzoeken we u om medewerking bij het herregistreren als daarom wordt verzocht.”
2.4. Een brief van mr. Bavelaar aan de raadsman van [gedaagde sub 1 van 6 februari 2006 houdt in, voor zover hier van belang:
“Cliënte zond mij de verklaring van 17 januari 2006, die ik eveneens aantrof als bijlage bij uw brief van 19 januari 2006. Voorts ontving ik eergisteren een kopie van de bijgaande brief van cliënte en uw cliënt aan het KWPN, waarin zij aan het KWPN meedelen dat de paarden, waarover tussen partijen een geschil bestond, te naam kunnen worden gesteld van de nieuwe eigenaren.
(...)
Hoewel cliënte anders stelt, vrees ik dat zij niet vrijwillig heeft ingestemd met de door uw cliënt opgestelde schikking. Mede gezien de emotionele uitbarstingen van uw cliënt op 16 januari 2006 te Voorthuizen, waarbij ik aanwezig was, lijkt mij dat aannemelijk.
Desalniettemin zal ik u separaat berichten dat cliënte inderdaad instemt met een royering van de procedure.”
2.5. Bij brief van 16 februari 2006 heeft de procureur van [eiseres] deze rechtbank verzocht om doorhaling van de onderhavige procedure. [gedaagde sub 1 heeft aan het royement geen medewerking verleend.
2.6. Een faxbrief van 17 februari 2006 van mr. Bavelaar aan de raadsman van [gedaagden] vermeldt, voor zover hier van belang:
“In overeenstemming met de verklaring heb ik mijn procureur (...) in Haarlem inmiddels verzocht de procedure bij de Rechtbank te Haarlem te royeren. Uw cliënten hebben zich in de bijgaande verklaring dienovereenkomstig verplicht.
(...)
Voorts treft u aan de gezamenlijke verklaring van de heer [gedaagde sub 1 en cliënte aan het KWPN, gedateerd 30 januari 2006.
(...)
Voor zover mij bekend, zijn alle door partijen over en weer gedane strafrechtelijke aangiftes geseponeerd, zodat richting Justitie mijns inziens actie achterwege kan blijven.”
2.7. Een brief van mr. Budik aan de raadsman van [gedaagde sub 1 van 29 augustus 2006 houdt in, voor zover hier van belang:
“Namens cliënte, mevrouw [eiseres], vernietig ik hierbij op grond van artikel 3:44, eerste lid, BW eenzijdig de overeenkomst die door de heer [gedaagde sub 1 namens uw cliënten en cliënte op 17 januari 2006 is gesloten (...).”
3. Het geschil
3.1. [eiseres] heeft bij conclusie van repliek haar eis gewijzigd en vordert thans primair dat deze rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat de schikkingsovereenkomst op 29 augustus 2006 rechtsgeldig is vernietigd, althans op 26 juni 2006 rechtsgeldig is ontbonden en de vorderingen als vervat in de dagvaarding in hun geheel zal toewijzen. Subsidiair vordert [eiseres] dat deze rechtbank partijen bij de schikkingsovereenkomst zal veroordelen tot nakoming daarvan binnen een redelijke termijn en onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- voor iedere dag dat de schikkingsovereenkomst niet dan wel onvolledig zal zijn nagekomen en voor recht zal verklaren dat nakoming van de schikkingsovereenkomst inhoudt dat partijen zullen moeten voldoen aan de volgende verplichtingen uit de overeenkomst:
- verlening van medewerking aan het royement van onderhavige bodemprocedure;
- opheffing van alle conservatoire beslagen die in het kader van onderhavige bodemprocedure ten laste van eiseres dan wel gedaagden zijn gelegd;
- intrekking van alle strafrechtelijke aangiften die door gedaagden jegens mevrouw [eiseres] zijn ingediend, alsmede intrekking van alle strafrechtelijke aangiften die door mevrouw [eiseres] jegens gedaagden zijn ingediend;
- afgifte van een schriftelijke erkenning aan mevrouw [eiseres] dat de paarden Versace, Uwinnie, Tuschinsky, Twinny en World Crack eigendom waren van mevrouw [eiseres] toen zij deze verkocht, althans dat zij gerechtigd was om deze paarden te verkopen en de koopsom te behouden;
- toezending van voornoemde schriftelijke erkenning aan het KWPN met het verzoek om de paarden Versace, Uwinnie, Tuschinsky, Twinnie en World Crack in het stamboekregister onverwijld op naam van de huidige eigenaren over te (doen) schrijven,
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, althans van een evenredig deel hiervan voor het tijdvak vanaf de datum van ondertekening van de vaststellingsovereenkomst tot aan de vonniswijzing.
3.2. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat ondertekening van de schikkingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden door [gedaagde sub 1, zodat de schikkingsovereenkomst vernietigbaar was. Zij heeft dan ook bij de hiervoor onder 2.7 aangehaalde brief de schikkingsovereenkomst eenzijdig buitengerechtelijk vernietigd, aldus [eiseres]. [gedaagden] hebben betwist dat van de genoemde wilsgebreken sprake is geweest en hebben voorts aangevoerd dat [eiseres] steeds heeft aangedrongen op nakoming en zich eerst bij de comparitie van partijen op 27 juni 2006 op de genoemde wilsgebreken heeft beroepen.
4.2. Het verweer van [gedaagden] treft doel. Ingevolge artikel 3:55, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervalt de bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling een beroep op een vernietigingsgrond te doen, wanneer degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, de rechtshandeling heeft bevestigd, nadat de verjaringstermijn ter zake van de rechtsvordering tot vernietiging op die grond een aanvang heeft genomen.
Ingevolge artikel 3:52, eerste lid, BW vangt de verjaring in het geval van bedreiging en misbruik van omstandigheden aan nadat deze invloed heeft opgehouden te werken, terwijl in geval van bedrog de verjaring begint nadat het bedrog is ontdekt.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij de schikkingsovereenkomst onder de werking van bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden heeft ondertekend. Ook haar raadsman heeft in zijn hiervoor onder 2.5 aangehaalde brief zijn indruk verwoord dat zij de schikkingsovereenkomst niet vrijwillig heeft getekend. Onvoldoende is echter gesteld of gebleken dat de invloed van de door haar genoemde wilsgebreken, wat daar verder ook van zij, nog werkte gedurende de periode vanaf de ondertekening tot aan de comparitie van partijen op 27 juni 2006, binnen welke periode [eiseres] (via haar raadsman) herhaaldelijk heeft aangedrongen op nakoming van de schikkingsovereenkomst. Weliswaar heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde sub 1 op momenten geheel onverwacht en onaangekondigd op haar privéterrein opdook, maar deze enkele omstandigheid leidt niet zonder meer tot de gevolgtrekking dat zij ook in de periode na ondertekening nog heeft gehandeld onder invloed van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden door [gedaagde sub 1. Aan een bewijsopdracht komt de rechtbank dan ook niet toe. Nu niet is komen vast te staan dat de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 3:52 BW niet reeds was aangevangen op 6 februari 2006, wordt het ervoor gehouden dat [eiseres] met de hiervoor onder 2.5 aangehaalde brief, doch in elk geval met de hiervoor onder 2.6 aangehaalde faxbrief, de schikkingsovereenkomst heeft bevestigd in de in artikel 3:55 BW bedoelde zin, zodat een recht op vernietiging haar op 29 augustus 2006 niet langer toekwam.
4.3. [eiseres] heeft voorts aangevoerd dat de overeenkomst is ontbonden, hetgeen door [gedaagden] is betwist. Voor ontbinding is ingevolge artikel 6:267, eerste lid, BW een schriftelijke verklaring vereist. Een dergelijke verklaring is echter niet overgelegd, terwijl ook anderszins niet van het bestaan hiervan is gebleken, waaruit volgt dat de schikkingsovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden. De vraag of op grond van artikel 7:905 BW de schikkingsovereenkomst niet eenzijdig kon worden ontbonden, behoeft derhalve geen bespreking.
4.4. Gelet op het voorgaande staat vast dat de schikkingsovereenkomst nog van kracht is. Voor dat geval is tussen partijen niet (langer) in geschil, dat door de schikkingsovereenkomst niet alleen [gedaagde sub 1, maar ook [gedaagde sub 2] en GVK zijn gebonden. Partijen hebben zich bij de schikkingsovereenkomst verplicht alle procedures te staken, te beëindigen en af te breken. [eiseres] heeft door aanvaarding van deze verplichting afstand gedaan van haar vordering zoals geformuleerd in de inleidende dagvaarding tot de onderhavige procedure. Het bij conclusie van repliek primair gevorderde zal dan ook op beide onderdelen worden afgewezen.
4.5. Anders dan [gedaagde sub 1 heeft aangevoerd, leidt afwijzing van de primaire vordering van [eiseres] niet tot haar niet-ontvankelijkheid in de verdere procedure. Zij heeft immers bij conclusie van repliek haar eis gewijzigd in die zin, dat thans subsidiair een verklaring voor recht omtrent de inhoud en nakoming van de schikkingsovereenkomst wordt gevorderd, hetgeen haar vrijstond.
4.6. Aan haar subsidiaire vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat de schikkingsovereenkomst er niet alleen toe strekt partijen te verbinden met betrekking tot de hierin met zoveel woorden opgenomen verplichtingen, maar ook om alle reeds tussen partijen bestaande geschillen definitief te beëindigen, waaronder begrepen een geschil met betrekking tot de eigendom en tenaamstelling van de paarden Versace, Uwinnie, Tuschinsky, Twinnie en World Crack. [gedaagden] hebben hiertegen aangevoerd dat de kwestie met betrekking tot de paarden geen deel uitmaakt van dit geschil aangezien zij dateert van na 17 januari 2006.
4.7. Nu de schikkingsovereenkomst tussen partijen nog van kracht is, dient te worden vastgesteld welke verplichtingen worden geacht onderwerp te zijn van de schikkingsovereenkomst. Daarbij is niet de letterlijke tekst leidend, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de schikkingsovereenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank zal bij haar overwegingen enerzijds de uitleg als verwoord in de vordering van [eiseres], die is te beschouwen als een invulling van de overeenkomst volgens het hiervoor bedoelde Haviltex-criterium, als uitgangspunt nemen en anderzijds betrekken de omstandigheid dat partijen thans vonnis hebben gevraagd.
4.8. Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat de verplichting tot medewerking aan de juiste tenaamstelling van de paarden een van de geschillen betreft die partijen hebben beoogd door middel van de schikkingsovereenkomst te beëindigen. Redengevend hiervoor is dat [eiseres] en [gedaagde sub 1 met de hiervoor onder 2.4 aangehaalde brief aan het KWPN kennelijk aan de schikkingsovereenkomst uitvoering hebben willen geven. Daarmee staat voldoende vast dat partijen daadwerkelijk de schikkingsovereenkomst in die zin hebben begrepen en van elkaar over en weer de verwachting mochten hebben dat deze verplichting werd nagekomen. Voor de door [eiseres] in haar vordering voorgestane uitleg van de overige verplichtingen uit de schikkingsovereenkomst geldt echter het volgende.
4.9. Een veroordeling bij vonnis tot medewerking aan het royement van de procedure draagt een paradox in zich. Immers: zodra vonnis is gewezen is royement niet langer aan de orde. Nu beide partijen vonnis hebben gevraagd, begrijpt de rechtbank de schikkingsovereenkomst aldus, dat de verplichting van [gedaagden] om hun medewerking aan het royement te verlenen hiermee niet (langer) is beoogd.
4.10. Hetzelfde geldt voor de opheffing van de conservatoire beslagen. Ingevolge het bepaalde in artikel 704, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering vervallen van rechtswege de beslagen wanneer de eis in hoofdzaak wordt afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Van in het kader van deze bodemprocedure ten laste van [eiseres] gelegde beslagen is niet gebleken. De ten laste van [gedaagden] gelegde beslagen houden verband met de door [eiseres] in de inleidende dagvaarding geformuleerde vordering, die, zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen, zal worden afgewezen. Dit vonnis heeft dan ook tot gevolg dat, zodra het in kracht van gewijsde is gegaan, de door [eiseres] gelegde beslagen van rechtswege zullen vervallen.
4.11. Nog daargelaten dat het intrekken van een eenmaal gedane aangifte juridisch niet mogelijk is, blijkt uit de hiervoor onder 2.6 aangehaalde faxbrief dat de raadsman van [eiseres] zich hierin op het standpunt stelt dat actie richting justitie achterwege kan blijven. Voor eventueel later gedane aangiften geldt dat deze buiten de werking van de schikkingsovereenkomst vallen. Ook deze door [eiseres] genoemde verplichting wordt dan ook niet geacht deel uit te maken van de schikkingsovereenkomst.
4.12. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, voor recht verklaren dat de schikkingsovereenkomst de verplichting inhoudt aan [eiseres] de schriftelijke verklaring met betrekking tot de eigendom van de paarden af te geven en deze verklaring toe te sturen aan het KWPN overeenkomstig de vordering van [eiseres], en zal [gedaagden] veroordelen tot het nakomen van deze verplichting.
4.13. Deze veroordeling leent zich voor het opleggen van een dwangsom zoals gevorderd. Gelet op het persoonlijke karakter van de verplichtingen zal deze dwangsom echter uitsluitend worden opgelegd aan [gedaagde sub 1 en zal voorts worden bepaald dat [gedaagde sub 1 eerst na verloop van een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] een dwangsom zal verbeuren van EUR 500,- voor iedere dag dat hij nalatig blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van EUR 50.000,-.
4.14. Gelet op de omstandigheid dat deze beslissing nog slechts de uitleg en de veroordeling tot nakoming behelst van de verplichtingen uit de schikkingsovereenkomst zoals partijen deze op 17 januari 2006 hebben ondertekend, zullen de proceskosten, de kosten van het beslag en de buitengerechtelijke incassokosten hieronder begrepen, tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de schikkingsovereenkomst de volgende verplichtingen inhoudt:
- afgifte van een schriftelijke erkenning aan mevrouw [eiseres] dat de paarden Versace, Uwinnie, Tuschinsky, Twinny en World Crack eigendom waren van mevrouw [eiseres] toen zij deze verkocht, althans dat zij gerechtigd was om deze paarden te verkopen en de koopsom te behouden,
- toezending van voornoemde schriftelijke erkenning aan het KWPN met het verzoek om de paarden Versace, Uwinnie, Tuschinsky, Twinnie en World Crack in het stamboekregister onverwijld op naam van de huidige eigenaren over te (doen) schrijven,
5.2. veroordeelt [gedaagden] tot nakoming van de onder 5.1 opgesomde verplichtingen,
5.3. bepaalt dat [gedaagde sub 1 een dwangsom zal verbeuren voor iedere dag dat hij, nadat vier weken na betekening van dit vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft aan de onder 5.1 opgesomde verplichtingen te voldoen, tot een maximum van EUR 50.000,-,
5.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de onderdelen 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. K.G. Witteman en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2007.?