ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9434

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-1214
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake dunning van bomen op Landgoed Meer en Berg te Bloemendaal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 22 februari 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg, heeft bezwaar gemaakt tegen de kapactiviteiten die door Park Brederode C.V. zijn gestart op 29 januari 2007. De verzoekster betwistte dat er sprake was van dunning in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Bloemendaal, en verzocht om handhaving van het verbod op het vellen van bomen zonder vergunning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er ernstige twijfels bestaan over de aard van de kapactiviteiten en of deze binnen de grenzen van de APV vallen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de onomkeerbaarheid van de kapactiviteiten aanleiding geeft om een voorlopige voorziening toe te kennen. De gemeente Bloemendaal is gelast om de kapactiviteiten te staken tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van de verzoekster. Tevens is de gemeente veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoekster, ter hoogte van € 644,-. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 1214 GEMWT
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 februari 2007
in de zaak van:
Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg,
gevestigd te Santpoort-Zuid,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.P. Heilig, beleidsmedewerker van de afdeling Publiekszaken van de gemeente Bloemendaal.
Derde partij: Park Brederode C.V. te Bloemendaal,
gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Door Park Brederode C.V. is bij verweerder een door Copijn Tuin- en Landschapsarchitecten ten behoeve van Landgoed Meer en Berg opgesteld dunningsplan ingediend. Een afschrift van dit plan is op 23 januari 2007 aan verzoekster gezonden.
Op 14 februari 2007 heeft verzoekster verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de op 29 januari 2007 gestarte kapactiviteiten.
Tegen het fictieve besluit tot weigering heeft verzoekster nog op dezelfde datum - 14 februari 2007 - een bezwaarschrift ingediend. Tevens is verzocht om een voorlopige voorziening, inclusief ordemaatregel, hangende dit bezwaar.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 februari 2007, alwaar verzoekster is verschenen bij mr. Nijboer, voornoemd, vergezeld van P.W. Dhont.
Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. R.P. Heilig, voornoemd, vergezeld van de heer Nispen.
Park Brederode C.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Ellerman, voornoemd, vergezeld van onder meer J.N.A. Mensch, medewerker bij Copijn Tuin- en landschapsarchitecten.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, Algemene Plaatselijke Verordening 2004 Bloemendaal (APV) is het verboden zonder vergunning van verweerder houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge het tweede lid onder e geldt het verbod niet voor houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld.
2.3 Verweerder neemt het standpunt in dat geen vergunning voor de kap nodig is, omdat er sprake is van het bij wijze van dunning kappen van bomen.
2.4 Verzoekster stelt dat hiervan geen sprake is, omdat blijkens de toelichting op artikel 4.5.2 APV alleen van dunning gesproken kan worden indien bomen worden geveld om de overblijvende bomen te kunnen laten voortbestaan.
2.5 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2.6 Ter zitting is ernstige twijfel ontstaan over de aard van de kapactiviteiten die thans aan de orde zijn en waarvan een zeer groot gedeelte overigens reeds is uitgevoerd. Daarbij is het volgende van belang.
2.7 In 2003 heeft Copijn Utrecht, Tuin- en landschapsarchitecten B.V. een inventarisatie gemaakt van het bomenbestand op Park Brederode. Op basis daarvan is een programma opgesteld, door Park Brederode C.V. geduid als een dunningsprogramma, om - in de bewoordingen van de pleitnota - "de boombeplanting in het park waar solitairen en cultuurhistorisch belangrijke bomen en bomengroepen de toekomst bepalen, op orde te brengen en achterstallig onderhoud weg te werken".
2.8 Omdat de werkzaamheden niet in een keer konden worden uitgevoerd is gekozen voor een fasering. Het plan voor de onderhavige - derde - fase is in januari jongstleden ingediend bij verweerder. Tevens wordt voor het komende jaar nog een dunning voorzien.
2.9 Copijn B.V. heeft, blijkens de verklaringen ter zitting van J.N.A. Mensch, medewerker van Copijn, het bomenbestand op het park ingeschat als een verwilderd stuk park en niet als een bos. Het ligt in de bedoeling het park weer op orde te brengen. Voorts verklaarde de heer Mensch voornoemd in reactie op de verklaringen ter zitting van de deskundige van verzoekster. P.W. Dhont, dat ten gevolge van de kap bij het meertje het ter plaatse aanwezige bosverband verloren gaat en dat aldaar slechts een landschappelijke beplanting bestaande uit solitairen overblijft, dat zulks nu juist in de bedoeling ligt.
2.10 Een en ander geeft voedsel aan de gedachte dat hetgeen Park Brederode C.V. voor ogen staat met de onderhavige kapactiviteiten de strekking heeft van en deel uitmaakt van een zich over meerdere jaren voltrekkende reconstructie van het bomenbestand in het park. Dat deze reconstructie op alle onderdelen blijft binnen de perken hetgeen in de APV van Bloemendaal wordt geduid als het dunnen van houtopstanden is op voorhand evenwel niet zonder meer aannemelijk.
2.11 Daarbij is van belang dat het begrip dunning in de APV een zeer beperkte betekenis heeft, te weten - de voorzieningenrechter citeert hierbij de toelichting - het vellen om de overblijvende bomen te laten voortbestaan. In de toelichting wordt voorts overwogen dat het uitdunnen van een bos of van een groep bomen, waardoor het verband of het karakter ervan verregaand en blijvend verloren gaat, geen dunnen is maar verboden vellen. Dat de onderhavige kapactiviteiten in hun geheel en op alle onderdelen blijven binnen het kader dat de toelichting verder schetst, (het redresseren van de situatie dat) bomen elkaar in de weg gaan staan of verstikken, staat op grond van de thans aan de voorzieningenrechter beschikbare gegevens niet vast.
Mede gegeven de onomkeerbaarheid van de thans in geding zijnde activiteiten ziet de voorzieningenrechter in dit alles voldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen als hierna omschreven.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in dier voege dat hij verweerder gelast er zorg voor te dragen dat de in geding zijnde kapactiviteiten worden gestaakt en gestaakt blijven tot zes weken nadat de beslissing op het bezwaarschrift van verzoekster zal zijn bekend gemaakt;
3.2 veroordeelt het college van burgemeesters en wethouders van Bloemendaal in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen door de gemeente Bloemendaal aan verzoekster;
3.3 wijst het meer of anders gevorderde af;
3.4 gelast dat de gemeente Bloemendaal het door verzoekster betaalde griffierecht van
€ 644,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 22 februari 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.