ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9169

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-3197
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afweging van ruimtelijke aspecten in besluitvorming waterhuishouding onder de Waterschapswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 januari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, pachter van een perceel grenzend aan de lepelaarspoel in de Neskaagpolder, en de Kamer uit Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, met als derde partij het college van Hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De zaak betreft een administratief beroep tegen het besluit van het Hoogheemraadschap, dat op 27 april 2005 de 'Planbeschrijving Nieuwbouw gemaal Schagerkogge en bijkomende werken' heeft vastgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de inrichting van het natuurgebiedje in de Neskaagpolder, dat onderdeel uitmaakt van het plan. De rechtbank heeft overwogen dat de bezwaren van eiser voornamelijk betrekking hebben op ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische aspecten, die niet in de besluitvorming onder de Waterschapswet kunnen worden betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Hoogheemraadschap zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de grieven van eiser niet relevant zijn voor de waterhuishouding en dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien eiser niet gehoord wilde worden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 3197
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 januari 2007
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
de Kamer uit Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
verweerder,
derde partij:
het college van Hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2005, nr 05.5867, heeft het college van Hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: het Hoogheemraadschap) de "Planbeschrijving Nieuwbouw gemaal Schagerkogge en bijkomende werken" vastgesteld (hierna: het Plan).
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 27 juni 2005 bij verweerder administratief beroep ingesteld, voor zover het Plan betrekking heeft op de inrichting van het natuurgebiedje in de Neskaagpolder.
Bij (ongedateerd) besluit, verzonden op 17 februari 2006, heeft verweerder het beroep ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 23 maart 2006 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 januari 2007, alwaar eiser niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.T. Hoekzema, werkzaam bij de provincie Noord-Holland. Voor de derde partij is verschenen M.J. Kuipers, werkzaam bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
2. Overwegingen
2.1 Het Plan, houdt - samengevat en voor zover hier van belang - in dat is besloten tot nieuwbouw van een gemaal op een nieuwe locatie nabij de Molenkolksluis te Kolhorn ter vervanging van het voormalige, niet voor renovatie geschikte gemaal Schagerkogge, gelegen op een andere locatie te Kolhorn.
Daarbij is tevens besloten tot de aanleg van een nieuwe toevoertocht. Voor de aanleg van de kades van de toevoertocht en ophoging van gronden is een forse hoeveelheid grond nodig. Door de nieuwbouw te combineren met de aanpassing en aanleg van lepelaarfourageergebieden in het gebied Schagerkogge, kan de benodigde grond worden gewonnen en in de kades en ophogingen worden verwerkt. Het Plan voorziet onder andere in de aanleg van een lepelaarspoel op een perceel ten zuiden van het kanaal Schagen-Kolhorn en ten noorden van de Nes te Schagen. Op dit perceel, dat eigendom is van Staatsbosbeheer, rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1998" de bestemming "natuurgebied".
2.2 In het Plan is voorts aangegeven welke vergunningen, van de gemeente of van de provincie, zijn of nog moeten worden verleend en welk tijdspad daarvoor is vastgesteld. Tevens is in het Plan een nadeelcompensatieregeling opgenomen.
2.3 Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het (administratieve) beroep van eiser zich uitsluitend richt tot het onderdeel van het plan dat betrekking heeft op het natuurgebiedje in de Neskaagpolder te Schagen.
Verweerder heeft overwogen dat het besluit voorziet in het graven van kleine sloten, noodzakelijk om te komen tot een gebied met de functie lepelaarfoerageergebied. Daarnaast wordt door het graven van de kleine sloten de hoeveelheid open water binnen de polders vergroot en neemt het waterbergend oppervlakte toe. Ook komt door het graven van de kleine sloten grond beschikbaar zodat 'werk met werk' gemaakt kan worden. Het besluit past binnen de taken van het Hoogheemraadschap. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bezwaren van eiser betrekking hebben op ruimtelijke aspecten en op landschappelijke en cultuurhistorische aspecten die hier, in het kader van de uitvoering van de Waterschapswet, niet in de toetsing kunnen worden betrokken: daarvoor zijn er de geëigende procedures tegen de besluiten van m.n. de gemeente (Schagen).
Ten slotte overweegt verweerder dat eiser voor mogelijke schade een aanvraag kan doen in het kader van de Nadeelcompensatieregeling.
2.4 Eiser, pachter van een perceel grenzend aan de lepelaarspoel in de Neskaagpolder, heeft in zijn beroepschrift als formele grieven aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord en dat zijn aanvullende gronden in het administratieve beroep niet zijn meegenomen.
2.5 De rechtbank overweegt ter zake dat, zoals verweerder heeft toegelicht, eiser desgevraagd heeft aangegeven niet gehoord te willen worden. Daaraan doet niet af dat eisers reden daarvoor was dat de werkzaamheden al in een gevorderde fase waren. Verweerder heeft dan ook, gelet op artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet het beginsel van de hoorplicht, neergelegd in artikel 7:16 Awb geschonden.
Eiser heeft de aanvullende gronden neergelegd in een brief van november 2005, die bij verweerder is binnengekomen op 8 november 2005, de dag van de hoorzitting.
Ingevolge artikel 7:18 Awb kunnen nadere stukken tot tien dagen voor de zitting worden ingediend. Eiser heeft zijn brief derhalve te laat ingediend. Niet valt in te zien dat eiser niet tijdig de aanvullende gronden naar voren had kunnen brengen. Voor de rechtbank is er geen grond om te oordelen dat verweerder in strijd met de bepalingen van de Awb de brief van november 2005 buiten beschouwing heeft gelaten bij het nemen van zijn besluit.
Deze twee grieven worden dan ook verworpen.
2.6 Eiser heeft voorts - zakelijk en samengevat weergegeven - als grieven tegen het besluit naar voren gebracht dat de noodzaak van de aanleg van het lepelaarsfoerageergebied moet worden betwijfeld, nu er aan de overzijde al een groot natuurgebied ligt - het Schagerwad, met plas-dras -, en dat het natuurgebiedje thans beschadigd ("verwoest") is door het graven van de sloten, omdat dit het ruilverkavelingspatroon doorkruist en dus vernietigt.
2.7 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de grieven van eiser in de kern betrekking hebben op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden die door het Plan zouden worden aangetast. De afweging van deze ruimtelijke aspecten, die geen betrekking hebben op de waterhuishouding ter plaatse, kan niet plaatsvinden in het kader van de besluitvorming door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en evenmin in het kader van het administratief beroep op grond van de Waterschapswet. Verweerder heeft derhalve niet ten onrechte geoordeeld dat het Plan niet in strijd is met het recht en het algemeen belang. De grieven zijn inmiddels integraal beoordeeld door de overheidsinstantie die daartoe geroepen is, namelijk door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, dat bij besluit van 2 augustus 2005 aanlegvergunning heeft verleend voor de aanleg van de lepelaarspoel. De rechtbank heeft er nota van genomen dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen deze vergunning en hangende bezwaar een voorlopige voorziening heeft gevraagd, welk verzoek door de voorzieningenrechter te Alkmaar bij uitspraak van 4 oktober 2005 is afgewezen.
2.8 Op grond van het vorenstaande luidt de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
2.9 Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. I.M. Ludwig en mr. drs. L. Beijen, rechters, en op 29 januari 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.