ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9149

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630729-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van beroving van een taxichauffeur met bedreiging; beroep op psychische overmacht afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 31 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader een taxichauffeur heeft beroofd. De mededader bedreigde de taxichauffeur met een mes, terwijl de verdachte op de achterbank van de taxi zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gewelddadige handelingen van zijn mededader en dat hij gebruik heeft gemaakt van de situatie om de portemonnee van de taxichauffeur weg te nemen. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen van de beroving.

De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit psychische overmacht, omdat hij onder druk van de omstandigheden handelde. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen bewijs was dat de verdachte niet anders kon handelen dan hij deed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de taxichauffeur, voor materiële schade die hij had geleden als gevolg van de beroving. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die psychische schade had ondervonden door de gewelddadige overval.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630729-06
Uitspraakdatum: 31 januari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
postadres [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 31 juli 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een taxi op/aan de openbare weg heeft weggenomen een portemonnee (met daarin (onder meer) geld (ongeveer 500 euro), een rijbewijs en diverse pasjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- in de taxi waarin die [slachtoffer] en/of verdachte en/of zijn mededader(s) zich bevond(en), een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of
- (vervolgens) een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen, waardoor die [slachtoffer] in zijn autostoel naar achteren werd getrokken en/of
- (vervolgens) de hand van die [slachtoffer] heeft/hebben weggetrokken en/of vastgepakt en/of
- (vervolgens) (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Schiet op je geld, geld, geld, vlug" en/of
- (vervolgens) over het lichaam van de [slachtoffer] heen, de taxi/auto heeft/hebben doorzocht en/of die portemonnee heeft/hebben gepakt en/of de autosleutels uit het contact heeft/hebben gerukt.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen, nu een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader heeft ontbroken. Er zijn tussen verdachte en zijn mededader geen afspraken gemaakt en het handelen van de mededader, te weten de bedreiging van de taxichauffeur met een mes, het roepen om geld en de opdracht aan verdachte om de portemonnee van de taxichauffeur te pakken, was voor verdachte een complete verrassing.
Van medeplegen is onder meer sprake in geval van bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering van een strafbaar feit. Bewuste samenwerking veronderstelt een opzettelijke samenwerking tot het verrichten van de strafbare gedraging. Ook stilzwijgende samenwerking kan medeplegen opleveren. Dit is met name het geval in de situatie waarin iemand bewust ergens bij blijft, niet ingrijpt, zich niet distantieert van de situatie en de ander dat kennelijk accepteert, hetgeen een totaalbeeld kan opleveren van een (stilzwijgende) samenwerking die voldoende kan zijn voor medeplegen. Voor wat betreft de vereiste gezamenlijke uitvoering is niet vereist dat de medeplegers allen eigenhandig aan de uitvoering van de delictshandeling deelnemen. Nauwe en volledige samenwerking daartoe is voldoende.
De stukken van het dossier houden in dat mededader [medeverdachte] taxichauffeur [slachtoffer] heeft bedreigd door hem vanaf de achterbank van de taxi met zijn, [medeverdachte], linkerarm naar achteren te trekken en met zijn, [medeverdachte], rechterhand een mes op de keel te zetten, waarbij [medeverdachte] de taxichauffeur heeft gesommeerd zijn geld af te geven. Verdachte bevond zich op de achterbank van de taxi toen [medeverdachte] het mes op de keel van de taxichauffeur zette en heeft vervolgens, terwijl de bedreiging door de mededader voortduurde, de portemonnee van [slachtoffer] weggenomen. Uit niets is gebleken dat verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd van de gedragingen van zijn mededader. Integendeel, verdachte heeft van de door zijn mededader gecreëerde situatie gebruik gemaakt om de portemonnee weg te pakken en daarmee van de taxi weg te lopen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Voorts heeft de raadsvrouwe betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had zich de portemonnee wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft de portemonnee enkel weggenomen omdat hij bang was dat [medeverdachte] anders de taxichauffeur verwondingen toe zou brengen met het mes.
Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen, nu verdachte immers zelf heeft verklaard dat op het moment dat hij de portemonnee pakte, hij dit deed met de bedoeling de portemonnee weg te nemen en mee te nemen, hetgeen hij ook heeft gedaan. De reden waarom hij dit heeft gedaan, is voor de beoordeling van de vraag of het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, niet van belang.
Verder heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had op de toepassing van geweld c.q. de bedreiging daarmee.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien aan verdachte blijkens de tekst van de tenlastelegging niet wordt verweten dat zijn oogmerk daarop was gericht.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 31 juli 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een taxi op de openbare weg heeft weggenomen een portemonnee (met daarin onder meer 500 euro, een rijbewijs en diverse pasjes), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte of zijn mededader
- in de taxi waarin die [slachtoffer] en verdachte en zijn mededader zich bevonden, een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en
- een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] in zijn autostoel naar achteren werd getrokken en
- vervolgens de hand van die [slachtoffer] heeft weggetrokken en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Schiet op je geld, geld, geld, vlug" en
- vervolgens over het lichaam van die [slachtoffer] heen, de taxi/auto heeft doorzocht en die portemonnee heeft gepakt.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
5. Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege psychische overmacht. Zij heeft hiertoe aangevoerd, dat verdachte de portemonnee heeft gepakt onder druk van de omstandigheden, omdat hij overrompeld werd door het agressieve handelen en de agressieve houding van [medeverdachte]. Zij heeft in dat kader voorts verwezen naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij de portemonnee van de taxichauffeur heeft weggenomen met het enkele doel zijn mededader ervan te weerhouden de taxichauffeur (dodelijk) te verwonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Van psychische overmacht kan slechts sprake zijn indien er een van buiten komende druk bestaat die zo sterk is dat daar redelijkerwijs door verdachte geen weerstand tegen te bieden is. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake was, nu door verdachte en diens raadsvrouwe niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Een beroep op psychische overmacht komt aan verdachte dan ook niet toe.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden, waarvan achttien (18) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de door hem gevorderde straf heeft de officier van justitie verplicht reclasseringscontact gevorderd, ook als dat inhoudt verblijf bij de stichting Exodus Alkmaar en deelname aan de Cognitieve Vaardigheidstraining dan wel enige andere training.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder Verslavingszorg uitgebrachte rapport van 23 november 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan de beroving van een taxichauffeur door onder bedreiging met een mes diens portemonnee met inhoud weg te nemen. Dit is een ernstig strafbaar feit. Een taxichauffeur is voor zijn inkomen afhankelijk van het vertrouwen dat hij in de hem onbekende personen die hij vervoert moet kunnen stellen. Verdachte heeft samen met zijn mededader dat vertrouwen ernstig beschaamd door het slachtoffer in de beperkte ruimte van diens taxi onder bedreiging met een mes van diens omzet te beroven. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Het slachtoffer heeft ook aangegeven dat hij ten gevolge van het voorval psychische schade heeft ondervonden, bestaande uit slecht slapen en gevoelens van onveiligheid tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten bij het publiek gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen.
De rechtbank neemt bij de op te leggen straf ten nadele van verdachte voorts in aanmerking dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend. In het eerdergenoemde reclasseringsrapport ziet de rechtbank aanleiding een gedeelte daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht reclasseringscontact gedurende de proeftijd noodzakelijk, ook als dat inhoudt verblijf bij de stichting Exodus Alkmaar en deelname aan de Cognitieve Vaardigheidstraining. Een voorwaarde van die strekking zal dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
6.3 Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 760,10 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De door de benadeelde partij gemaakte kosten worden tot op heden begroot op nihil.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, te weten € 760,10.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht, artikelen: 14a, 14b, 14c, 36f, 310 en 312.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TWAALF (12) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Brijder Verslavingszorg, thans in de persoon van [reclasseringsmedewerker], ook als zulks inhoudt verblijf bij de stichting Exodus Alkmaar en deelname aan de Cognitieve Vaardigheidstraining.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 760,10 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 760,10, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mrs. E.B. de Vries-van den Heuvel en M.H.L.C. Bijvoet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A.M. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2007.