ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9806

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323027 VV EXPL 06-233
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling in kort geding tegen UPS na onterecht op non-actiefstelling

In deze zaak vorderde eiser, een voormalig werknemer van UPS, in kort geding zijn wedertewerkstelling na onterecht op non-actiefstelling door zijn werkgever. Eiser was sinds 1 november 2000 in dienst bij Noortman B.V., een dochteronderneming van Uni-Data, en werd in 2001 overgenomen door UPS. Eiser bekleedde de functie van Senior Sales Executive, maar had in de jaren 2004 en 2005 niet de gestelde targets behaald. UPS had eiser in september 2006 vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon, wat eiser als onterecht beschouwde. Hij stelde dat zijn functioneren niet zo slecht was als UPS beweerde en dat de redenen voor zijn schorsing niet gerechtvaardigd waren. De kantonrechter oordeelde dat UPS niet aannemelijk had gemaakt dat de vrijstelling van eiser op goede gronden was gebeurd. De QPR's (Quality Performance Reviews) gaven geen duidelijke indicatie dat eiser op cruciale punten tekortschoot. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het functioneren van eiser zo slecht was dat dit een bedreiging voor zijn dienstverband vormde. Daarom werd de vordering van eiser toegewezen, en UPS werd veroordeeld tot wedertewerkstelling binnen 24 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 30.000.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 323027/ VV EXPL 06-233
datum uitspraak: 9 oktober 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M.M. Kroon
tegen
1. de besloten vennootschap UPS SPECIAL TRANSPORT SERVICES B.V.
te Schiphol-Rijk
2. de besloten vennootschap UPS SCS (NEDERLAND) B.V.
te Tilburg
gedaagde partij
hierna te noemen UPS
gemachtigde mr. C.J.M. Welters
De procedure
[eiser] heeft UPS op 19 september 2006 gedagvaard. UPS heeft schriftelijk geconcludeerd voor antwoord. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2006, waarbij de gemachtigde van [eiser] zich heeft bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. [eiser], thans 56 jaar oud, is op 1 november 2000 bij Noortman B.V., een dochter-onderneming van Uni-Data, in dienst getreden in de functie van directeur/general manager.
2. Uni-Data is in augustus 2001 overgenomen door UPS, een bedrijf dat zich bezig houdt met het uitoefenen van nationaal en internationaal transport.
3. [eiser] is met ingang van 1 september 2002 bij UPS de functie van Senior Sales Executive voor de afdelingen Special Transport Services (hierna: STS) en Spare Parts Logistics (hierna: SPL) gaan bekleden.
4. UPS heeft in 2004 en 2005 het functioneren van [eiser] beoordeeld door middel van een zogenoemde Quality Performance Review (hierna: QPR). De gemiddelde score van de QPR 2004 bedroeg 4.79 op een schaal van 1 tot 6. [eiser] heeft van de voor dat jaar vastgestelde target van € 800.000,--, een resultaat van 0 behaald.
5. Bij brief van 22 juni 2005 heeft [XXX], BD Manager Netherlands (hierna: [XXX]), onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Zoals besproken tijdens het half jaar review op donderdag 14 juli 2005, zijn de afgesproken targets niet gehaald. Gezien het feit dat er ook in 2004 geen additionele nieuwe inkomsten zijn gerealiseerd […] zijn we gezamenlijk tot de volgende afspraak gekomen:
[…]
- Een minimum van 50% van de oorspronkelijke target van 2004 […] dient gerealiseerd te zijn in 2005.
[…]
Je begrijp(t) dat we ontevreden zijn over de output en indien de target niet op tijd gerealiseerd word(t), zal UPS SCS […] andere acties nemen.”
6. [eiser] heeft de brief van 22 juni 2005 niet voor akkoord ondertekend.
7. In oktober 2005 zijn de activiteiten van de afdeling STS overgedaan aan Beyer Logistics. [eiser] moest zich vanaf dat moment richten op ‘warehousing’, het ontwikkelen van een klantennetwerk op het gebied van opslag en bevoorrading vanuit pakhuizen.
8. In de QPR van 2005 behaalde [eiser] voor zijn functioneren een gemiddelde score van 4.37. [eiser] heeft in dat jaar een resultaat van € 297.000,-- behaald, terwijl € 400.000,-- de target was.
9. Bij brief van 13 april 2006 heeft [XXX] onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“De target voor 2005 […] is niet gehaald.
[…]
Gebaseerd op de mogelijke nieuwe target zoals vermeld in QPR 2005, dient 50% van deze target inkomsten gerealiseerd te zijn voor 1 juli 2006. Het nakomen van deze afspraak is bepalend voor de voortgang in onze samenwerking.
[…]
Indien de benoemde targets niet op tijd gerealiseerd worden, zullen we zoals bekend andere acties moeten ondernemen.”
10. Bij brief van 15 mei 2006 heeft [eiser] geprotesteerd tegen de brief van 13 april 2006 en onder meer het volgende aan UPS medegedeeld:
“Ik was eerlijk gezegd nogal overdonderd door deze brief. […] ik ben helemaal niet bekend met enige ‘acties’. […]
In de brief doe je het nu opeens lijken alsof het mijn schuld is dat de targets niet gehaald zijn, waartegen ik pertinent protesteer. In de eerste plaats omdat je zelf heel goed weet dat we te maken hebben met een zeer moeilijke markt die bovendien grotendeels bestaat uit de door mij vrij te benaderen kleine klanten […] zodat de gestelde bedragen nooit in zo’n korte tijd gehaald kunnen worden.
[…] het is mij niet duidelijk wat er van mij verwacht wordt.
11. UPS heeft [eiser] op 4 september 2006 vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon.
12. Bij brief van 5 september 2006 heeft UPS [eiser] een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen hen te beëindigen middels een minnelijke regeling.
13. Bij brief van 6 september 2006 heeft [eiser] tegen de op non actiefstelling geprotesteerd en zich beschikbaar gehouden voor de bedongen arbeid.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van UPS tot wedertewerkstelling van [eiser] onder intrekking van de non actiefstelling, op straffe van een dwangsom. [eiser] stelt daartoe het volgende.
UPS heeft [eiser] ten onrechte en zonder geldige reden op non actief gesteld. [eiser] heeft altijd goed gefunctioneerd, zoals blijkt uit de gemiddelde scores van de QPR’s van 2004 en 2005. Dat de voor die jaren vastgestelde targets niet zijn behaald, kan niet aan [eiser] worden verweten. De oorzaak daarvan ligt in externe factoren en de interne organisatie van UPS. Voor de schorsing bestaat dan ook geen enkele grond. De door UPS aangevoerde redenen rechtvaardigen de schorsing niet.
Met [eiser] is nimmer besproken dat het niet behalen van de targets zou leiden tot zijn op non actiefstelling.
Schorsing is een tuchtmaatregel, waarmee de werkgever uiterst zorgvuldig dient om te gaan. Schorsing, vooruitlopend op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is niet toegestaan.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, gelet op het diffamerend karakter van de op non actiefstelling. Daarbij komt dat ook UPS belang heeft bij opheffing van de schorsing, nu zij door de afwezigheid van [eiser] dreigt belangrijke klanten mis te lopen. Daardoor komt ook het voortbestaan van de functie van [eiser] in direct gevaar.
Het verweer
UPS betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Uit de QPR’s blijkt dat [eiser] niet zo goed heeft gefunctioneerd als hij zelf denkt. Met name in de kernactiviteit van zijn functie, het binnenhalen van klanten en het realiseren van omzet, schiet [eiser] tekort. [eiser] heeft in vier jaar tijd slechts twee klanten van betekenis voor UPS binnengehaald. Het mag dan zo zijn dat [eiser] in een moeilijk segment van de markt opereert, aan dat bezwaar is UPS juist tegemoet gekomen door de targets bij te stellen. De aan [eiser] gestelde doelen liggen veel lager dan die van de andere Senior Sales Executives, die wél goed presteren.
Daarenboven heeft UPS [eiser] alle medewerking gegeven door hem opleidingen en cursussen aan te bieden en aan hem een fort folio met potentiële klanten ter beschikking te stellen.
UPS heeft [eiser] regelmatig aangesproken op het niet behalen van de targets. Dat gebeurde zowel tijdens de maandelijkse vergaderingen als in persoonlijke gesprekken. In de brief van 13 april 2006 heeft zij [eiser] er bovendien nadrukkelijk op gewezen dat het niet behalen van de target beslissend zou zijn voor de continuering van het dienstverband.
UPS heeft [eiser] niet op non actief gesteld bij wijze van tuchtmaatregel. Zij heeft hem vrijgesteld van arbeid om hem in de gelegenheid te stellen rustig na te denken over haar voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Van wedertewerkstelling kan geen sprake zijn, omdat UPS het vertrouwen in [eiser] heeft verloren. Zijn terugkeer zou leiden tot een onwerkbare situatie, nu alle collega’s van [eiser] weten hoe slecht hij heeft gepresteerd.
UPS betwist bij gebrek aan wetenschap dat zij ten gevolge van het vertrek van [eiser] het gevaar loopt potentiële klanten kwijt te raken.
De beoordeling van het geschil
De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden.
Centraal bij de beoordeling van het onderhavige geschil staat de vraag of vooralsnog aannemelijk is dat UPS [eiser] op goede gronden vrijgesteld heeft van werkzaamheden. Voor een positieve beantwoording van deze vraag is noodzakelijk dat genoegzaam is gebleken dat van UPS niet kan worden verwacht [eiser] in zijn functie van Senior Sales Executive te handhaven. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval.
Uit de inhoud van de QPR’s van 2004 en 2005 valt niet met zoveel woorden af te leiden dat het functioneren van [eiser] op zodanig cruciale punten te kort schiet dat het uitblijven van verbetering op die punten een bedreiging voor zijn dienstverband zou kunnen vormen. Juist op de punten die volgens UPS de kerntaak van de functie van [eiser] vormen blijven de QPR’s steken in algemene typeringen. Zo luiden de Critical Skills Comments met betrekking tot het onderdeel Core Business Values onder andere “Needs to drive this more” (QPR 2004) en “Success of an innovation is also depending on the implementation” (QPR 2005). Van duidelijke afspraken of waarschuwingen ten aanzien van het door [eiser] te behalen resultaat met betrekking tot die ‘core business’ wordt geen melding gemaakt.
Ook de brieven van 14 juli 2005 en 13 april 2006 spreken omtrent de gevolgen van het uitblijven van betere resultaten geen duidelijke taal, waaruit [eiser] zonder meer had kunnen begrijpen welke consequenties het uitblijven van het door UPS gewenste resultaat voor zijn dienstverband zou hebben. De opmerking van [XXX] in de brief van 13 april 2006 dat nakoming van de afspraak “bepalend is voor de voortgang in onze samenwerking”, acht de kantonrechter onvoldoende. Dat klemt te meer, nu UPS niet heeft gereageerd op de brief van [eiser] van 15 mei 2006, waarin hij UPS expliciet heeft verzocht hem meer duidelijkheid te verschaffen over wat zij van hem verwachtte.
Dat [eiser] een gewaarschuwd man was, die de kansen die hij heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren niet heeft aangegrepen, zodat de gevolgen daarvan slechts hem kunnen worden aangerekend en UPS niets anders overbleef dan hem op non actief te stellen, is dan ook onvoldoende gebleken.
De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat niet aannemelijk is dat UPS in een bodemprocedure het gelijk aan haar zijde zal vinden, te minder nu vooralsnog niet is gebleken dat UPS aan haar voornemen om de arbeidsovereen-komst met [eiser] te beëindigen, bezig is gevolg te geven.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden beperkt tot € 500,-- per dag of gedeelte daarvan tot een maximum van € 30.000,--.
Er is in de omstandigheden van het geval aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt UPS bij wijze van voorlopige voorziening om [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, onder intrekking respectievelijk ongedaan making van de op non actiefstelling, in de gelegenheid te stellen zijn normale en volledige werkzaamheden te hervatten en voort te zetten, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat UPS hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 30.000,--;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Mellema en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.