ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9772

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6899
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen in Engelandpark te Haarlem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 28 september 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat op 3 augustus 2006 een kapvergunning heeft verleend voor het kappen van 37 bomen in het Engelandpark, met de verplichting om deze bomen te herplanten. De verzoeker, die op meer dan 500 meter afstand van de bomen woont en geen zicht heeft op deze bomen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 september 2006 is de zaak behandeld, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en de gemeente Haarlem vertegenwoordigd werd door ambtenaren.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij niet voldoet aan de criteria die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat een belanghebbende moet beschikken over een persoonlijk belang dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In dit geval was de afstand tot de bomen en het gebrek aan zicht op de bomen doorslaggevend. De voorzieningenrechter heeft ook de stelling van de verzoeker verworpen dat artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zou zijn op basis van Europese richtlijnen, omdat deze richtlijnen geen rechtstreekse werking hebben op het gebied van toegang tot de rechter.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter merkte op dat de gemeente bereid was om te wachten met kappen totdat er een beslissing op het bezwaar van de verzoeker zou zijn genomen, en dat er gedurende de beroepstermijn niet gekapt zou worden indien de verzoeker zou aangeven rechtsmiddelen te willen aanwenden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 6899
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2006
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2006 heeft verweerder een kapvergunning verleend voor het kappen van 37 bomen in het Engelandpark te Haarlem onder voorschrift dat er 37 bomen worden herplant.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 augustus 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 17 augustus 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker heeft het verzoek aangevuld bij brieven van 24 augustus 2006, 4 september 2006 en 11 september 2006.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 26 september 2006, alwaar verzoeker in persoon is verschenen en alwaar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de heren G.J. Heijlond van 't Hul en L. Brouwer en mevrouw M. van der Graaf, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 De beoordeling van het verzoek draagt een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.
2.2 De voorzieningenrechter overweegt ambtshalve het volgende.
2.3 Uit artikel 1:2, eerste lid, artikel 7:1, eerste lid, artikel 8:1, eerste lid, en artikel 8:81, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) , in onderlinge samenhang gelezen, volgt dat een verzoek om voorlopige voorziening slechts kan worden gedaan door een belanghebbende, waaronder wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient verzoeker een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In gevallen als het onderhavige kan in de regel slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de te kappen bomen woont of vanuit zijn woning daarop uitzicht heeft.
2.5 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoeker niet als belanghebbende worden aangemerkt. Daarbij is van doorslaggevend belang dat verzoeker blijkens de stukken op een afstand van ruim vijfhonderd meter van de bomen woont en hij vanuit zijn woning geen zicht op deze te kappen bomen heeft. Verzoeker heeft verder geen persoonlijk belang - dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen - bij het behoud van de bomen naar voren gebracht.
2.6 De voorzieningenrechter begrijpt verzoekers betoog dat hij niettemin als belanghebbende moet worden aangemerkt aldus dat artikel 1:2 Awb in dezen toepassing mist. Verzoeker heeft zich hierbij in de eerste plaats gebaseerd op de EG-richtlijn 85/337/EEG zoals gewijzigd bij EG-richtlijn 2003/35/EG. De voorzieningenrechter deelt deze stellingname niet, reeds omdat aan de betreffende EG-richtlijnen op het stuk van de toegang tot de rechter geen rechtstreekse werking toekomt.
2.7 Voorts is verzoeker van mening dat het besluitvormingsproces met betrekking tot kapvergunningen in de gemeente Haarlem in strijd met de EG-richtlijnen is ingericht. Een juiste implementatie van de EG-richtlijnen zou volgens verzoeker betekenen dat verweerder de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb moet volgen alvorens een besluit op een aanvraag te nemen. Ook deze grief faalt omdat het al dan niet van toepassing verklaren van deze inspraakprocedure ingevolge nationale wetgeving facultatief is gesteld en aan de betreffende EG-richtlijnen niet kan worden ontleend dat een lidstaat gehouden zou zijn een keuze te maken voor een zodanige procedure.
2.8 Het beroep van verzoeker op de Wet milieubeheer en het beleidsplan "Integraal Waterplan Haarlem" slaagt evenmin. Voor de vraag of verzoeker belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb is bij de verleende kapvergunning moet aansluiting worden gezocht bij de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria hieromtrent en speelt genoemde regelgeving geen rol.
2.9 Ten slotte heeft verzoeker gewezen op de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 september 2001 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer AD4285). Hierin kan evenmin steun worden gevonden voor een ruimere uitleg van het begrip belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb. De door verzoeker bedoelde overweging van de rechtbank, inhoudende dat ook andere belangen een rol kunnen spelen, ziet immers op niet op het belanghebbende-begrip als bedoeld in artikel 1:2 Awb, maar op de in de verordening opgenomen weigeringsgronden voor een kapvergunning.
2.10 Het vorenstaande betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.11 De voorzieningenrechter merkt nog wel op dat verweerder ter zitting bereidheid heeft getoond om te wachten met kappen totdat een besluit is genomen op verzoekers bezwaarschrift. Bovendien heeft verweerder zich bereid verklaard om gedurende de beroepstermijn niet te kappen indien verzoeker aangeeft rechtsmiddelen te zullen aanwenden tegen de beslissing op bezwaar.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 28 september 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.