ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9059
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde woning in het kader van successierecht en belastingaanslagen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 29 augustus 2006, gaat het om de waardering van een woning in het kader van successierecht. De eisers, X en Y, zijn de kinderen van de overleden erflaatster D, die op 12 oktober 2004 is overleden. De woning, gelegen aan de a-straat 69 te S, werd door de eisers in de aangifte voor het recht van successie aangegeven met een waarde van € 750.000 per 12 oktober 2004. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter de waarde vastgesteld op € 900.000, wat leidde tot de aanslagen successierecht. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur handhaafde zijn standpunt in uitspraken op bezwaar van 22 november 2005.
Tijdens de zitting op 17 juli 2006 hebben de eisers betoogd dat de woning pas begin 2005 in waarde is gestegen en dat de vergelijkingsobjecten die de inspecteur aanhaalt niet vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers hun stelling niet voldoende hebben onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning per 12 oktober 2004, op basis van de gerealiseerde verkoopprijs van vergelijkbare woningen, kan worden vastgesteld op € 900.000. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door hen verdedigde waarde van € 750.000 juist is.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de waarde in het economische verkeer moet worden bepaald op basis van de prijs die bij aanbieding ten verkoop zou zijn betaald. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, waaronder de stelling dat de woning pas na oktober 2004 in waarde is gestegen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft de eisers ook verweten dat zij geen verklaring hebben gegeven voor de discrepantie tussen de eerdere waarderingen van de woning en de vraagprijs die zij begin 2005 hebben gesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden.