ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5372

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
314748 VV EXPL 06-161
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op basis van subjectieve beoordeling van werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 19 juli 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschap Stella Aviation. [eiser] was in dienst als Mechanic en had meerdere keren niet geslaagd voor het examen dat vereist was voor het behalen van het niveau van grondwerktuigkundige. Stella Aviation besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst, die stelde dat bij het niet behalen van het diploma B767 de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang zou eindigen.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever in het ongelijk werd gesteld. De ontbindende voorwaarde was afhankelijk van de subjectieve beoordeling van Stella Aviation en niet van objectieve criteria. Dit betekende dat het tijdstip van intreden van de ontbindende voorwaarde niet vaststond en dat de werkgever niet zomaar kon besluiten tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] tot doorbetaling van salaris toe, maar wees de vordering tot wedertewerkstelling af, gezien de verstoring van de relatie tussen partijen en het feit dat Stella Aviation inmiddels een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had ingediend.

De kantonrechter benadrukte dat het aan Stella Aviation was om duidelijkheid te scheppen over de verwachtingen ten aanzien van de kwalificatie van haar werknemers. De beslissing om de arbeidsovereenkomst te beëindigen was in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht, omdat de werkgever niet had voldaan aan de vereisten voor het intreden van de ontbindende voorwaarde. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en stelde de proceskosten ten laste van Stella Aviation, die grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 314748/ VV EXPL 06-161
datum uitspraak: 19 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. J.M.A. Smits
tegen
de besloten vennootschap TECHNICAL SERVICE 767 B.V.
onder meer handelende onder de naam Stella Aviation Technics
te Oude Meer
gedaagde partij
hierna te noemen Stella Aviation
gemachtigde mr. C. Westpalm van Hoorn
De procedure
[eiser] heeft Stella Aviation op 28 juni 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2006, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. [eiser] is op 1 oktober 2004 bij Stella Aviation in dienst getreden in de functie van Mechanic. Het salaris van [eiser] bedraagt thans € 2.850,-- exclusief vakantietoeslag en inclusief maandelijkse ploegentoeslag.
2. [eiser] is in zijn functie van Mechanic belast met reparatie en onderhoud van vliegtuigen.
3. Artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Indien u niet slaagt voor de opleiding B767 zal de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang worden ontbonden.”
4. Het behalen van het diploma B767 is het laatste vereiste voor het bereiken van het niveau van ‘certifying technician’ ofwel GWK (grondwerktuigkundige).
5. In december 2004 is [eiser] begonnen met de B767 cursus. Voor een deel van deze cursus, de PW-4000 motor cursus, is [eiser] niet geslaagd.
6. Nadat [eiser] ook voor het herexamen was gezakt, is hij toegelaten tot een tweede herexamen in juli 2005. [eiser] heeft toen wederom het certificaat PW-4000 niet behaald.
7. In april 2006 is [eiser] toegelaten tot een nieuwe PW-4000 motor cursus. Eind april 2006 heeft hij examen gedaan. Hij is daar wederom voor gezakt.
8. Op 27 april 2006 heeft Stella Aviation [eiser] laten weten dat zij de de arbeids-overeenkomst met hem met onmiddellijke ingang wenste te beëindigen wegens het niet behalen van het diploma B767.
9. Bij brief van 28 april 2006 heeft Stella Aviation de ontbinding van de arbeids-overeenkomst bevestigd en onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“De grond van deze ontbinding is gelegen in artikel 14.2 [van] uw arbeidsovereenkomst. Ondanks drie herkansingen bent u niet geslaagd voor de opleiding B767. Volgens het opleidingsinstituut mist u de vereiste basiskennis.”
10. Stella Aviation heeft [eiser] als ontslagvergoeding het salaris over de maand mei 2006 betaald.
11. Bij brief van 15 mei 2006 heeft J. Boer, Head of Training van het CAE aviation centre Hoofddorp, Stella Aviation een negatief advies gegeven ten aanzien van het opnieuw doen van herexamen door [eiser]. Hij heeft daarbij onder meer gesteld dat:
“…advies is dat de heer [eiser] eerst een basis opleiding motor technieken volgt […] en pas dan een motor specifieke opleiding als PW4000.”
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Stella Aviation tot wedertewerkstelling van [eiser] in zijn functie van Mechanic en betaling aan [eiser] van het achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. [eiser] stelt daartoe het volgende.
Aan Stella Aviation komt geen beroep op de ontbindende voorwaarde van artikel 14.2 toe. De arbeidsovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst onder ontbindende voorwaarde, omdat het intreden van de ontbindende voorwaarde van artikel 14.2 niet wordt bepaald door objectieve criteria, maar afhankelijk is van het subjectieve oordeel van Stella Aviation. Het staat immers niet vast binnen welke termijn en na hoeveel pogingen [eiser] geslaagd dient te zijn voor de opleiding B767. Daarmee is de ontbindende voorwaarde in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht.
Dat het criterium voor het intreden van de ontbindende voorwaarden louter afhankelijk is van het subjectieve oordeel van Stella Aviation, blijkt reeds uit het feit dat Stella Aviation er diverse malen eerder voor heeft gekozen om [eiser], nadat hij voor het examen PW-4000 was gezakt, nogmaals in de gelegenheid te stellen om het diploma te behalen, in plaats van de arbeidsovereenkomst met hem direct te ontbinden.
Daarbij komt dat Stella Aviation nimmer aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt, dat het examen in april 2006 zijn laatste kans was. Integendeel, op 1 mei 2006 heeft managing director C. Smit [eiser] nog toegezegd hem in de gelegenheid te willen stellen tot het doen van het herexamen in juni 2006.
Het verweer
Stella Aviation heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van de vordering van [eiser] alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan, dat het intreden van de ontbindende voorwaarde van artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst niet wordt bepaald door objectieve criteria, maar afhankelijk is van het subjectieve oordeel van Stella Aviation.
Stella Aviation heeft – onder meer - aangevoerd dat de objectiviteit van de ontbindende voorwaarde voldoende is gewaarborgd, nu het intreden daarvan afhankelijk is van de beoordeling van het opleidingsinstituut. Dit verweer kan geen doel treffen.
Uit de brief van 15 mei 2006 kan immers niet worden afgeleid dat het opleidingsinstituut [eiser] definitief van verdere opleiding heeft uitgesloten. Integendeel, naar het oordeel van het opleidingsinstituut zou [eiser] na het volgen van een basisopleiding weer in aanmerking kunnen komen voor de opleiding PW-4000. De beslissing om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen en hem dus niet meer in de gelegenheid te stellen om zijn kennis door middel van het volgen van een basisopleiding zodanig te vergroten, dat hij opnieuw zou kunnen deelnemen aan de opleiding PW-4000, is een keuze van Stella Aviation. Het intreden van de ontbindende voorwaarde van artikel 14.2 is derhalve, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, afhankelijk van de subjectieve beslissing van Stella Aviation en daarmee in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht.
Hoewel het alleszins begrijpelijk is dat Stella Aviation, naar zij ter zitting heeft betoogd, er belang bij heeft dat haar mechanics zich zo spoedig mogelijk als GWK kwalificeren, kan dit niet tot een andere beslissing leiden. Het ligt immers op de weg van Stella Aviation als professionele werkgever om omtrent die intentie tegenover haar werknemers duidelijkheid te scheppen, bijvoorbeeld door het expliciet opnemen van een termijn waarbinnen dit uiterlijk moet worden gerealiseerd. Dat Stella Aviation dit niet heeft gedaan, ligt binnen haar risicosfeer.
Ook de omstandigheid dat Stella Aviation ervan is uitgegaan dat [eiser], op het moment van indiensttreding bij Stella Aviation A-monteur met enige jaren werkervaring bij de KLM, binnen korte tijd zou kunnen doorgroeien tot GWK, kan geen effect sorteren. Stella Aviation heeft weliswaar gesteld dat zij [eiser] te verstaan heeft gegeven dat het examen in april 2006 zijn laatste kans was, maar [eiser] heeft die stelling gemotiveerd betwist. Nu Stella Aviarion haar stelling niet met stukken heeft onderbouwd, is vooralsnog niet aannemelijk geworden dat [eiser] een gewaarschuwd man was. Voor bewijslevering ter zake biedt de onderhavige procedure, gelet op het spoedeisend karakter daarvan, geen plaats.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden toegewezen, althans het gedeelte daarvan dat ziet op betaling van het salaris.
Het gedeelte van de vordering strekkende tot wedertewerkstelling van [eiser] zal worden afgewezen, nu gelet op hetgeen ter zitting is gebleken omtrent de verstoring van de relatie van partijen, een vruchtbare samenwerking vooralsnog niet aannemelijk is. Mede van belang daarbij is het feit dat Stella Aviation inmiddels een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] heeft ingediend, waarvan de mondelinge behandeling op korte termijn zal plaatsvinden. In het licht daarvan is het belang dat [eiser] bij wedertewerkstelling heeft, onvoldoende gebleken.
De proceskosten komen voor rekening van Stella Aviation omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Stella Aviation bij wijze van voorlopige voorziening:
a. tot betaling aan [eiser] van het achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Stella Aviation tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd, en bepaalt dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in art. 9, 1e lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968, omdat [eiser] de hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en dit nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd:
exploot € 71,32
vastrecht € 196,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Mellema en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.